Dagboeknotities na mijn infarct

 

21 juni 2015

 

God – de geestelijke bevinding die ik God noem – laat zich ervaren waar een mens door de bodem van het bestaan heen  zakt. Die verhalen hoor ik regelmatig van anderen, ook als zij het zelf anders noemen: zelftranscendentie, het punt van geen vrees,een seconde eeuwigheid en zo meer. In zijn boek De kunst van het crashen vertelt de Vlaamse auteur Peter Verhelst hoe hij na zijn ongeluk nog verrukt kon worden bij de herinnering aan dat moment van ‘de zich opsplitsende werkelijkheden’.

 

Het is mij tot troost dat dit ook zou kunnen gelden voor de Afrikaanse vluchtelingen bij Lampedusa, op het moment dat hun boot kapseisde…

 

  *

 

Maar goed, misschien wordt het nu dan toch eens tijd om tevens het leven te omarmen. Vanuit het dagelijkse besef van de dood,voortaan  als permanente gast in mijn bestaan, mag ik ook het leven weer aanvaarden en genieten. Alles in mijn lijf schijnt het weer te doen, zij het voorlopig nog krakkemikkig en voorgoed met behulp van medicijnen. Het is blijkbaar de bedoeling dat ik nog een tijdje in dit land blijf.

 

In het fors aangescherpte bewustzijn hoe broos het is durf ik nu voorzichtig weer voor het leven te kiezen. Dat ben ik ook verplicht aan Eliane en de kinderen. In  het licht van dat bewustzijn zijn zij –  en de schoonheid van het aardse leven – mij des te kostbaarder. 

 

 

 

*

 

 Tegelijk is er een groot verlangen in mij naar de diepte. De diepte? Nee, ik ben niet neerslachtig of zo, maar ik heb nu even niet genoeg aan louter dankbaarheid of levenslust. Ik heb voortdurend de drang om te mediteren op de dood en op God. Mij verliezen in de bewustwording van mijn eindigheid. Er vrede mee vinden dat ik er ooit niet meer zal zijn. Dat ‘niet ik nog ben, maar God alleen’. Omdat ik God  toebehoor.

 

Dat vooral: er vrede mee vinden. In het voortdurende loslaten van mijzelf. Ik merk namelijk dat ik mij nog aan het verzetten ben. Dat is iets in mij van mijn andere zijde, de vitaliteit. Het automatisme van gehechtheid aan het leven. Het is mijn ik van voor het infarct. Dat wil op de oude voet verder.

 

Maar als ik daaraan toegeef, erin glijd omdat het nu eenmaal  mijn eerste natuur is, ervaar ik dat het niet meer toereikend is. Ik kan niet eenvoudig de draad weer oppakken  alsof er niets is gebeurd. Ik moet een nieuw evenwicht zien te vinden. En dat vind ik alleen door te focussen op die nieuwe realiteit van mijn leven. Daar, op de bodem.

 

Telkens, de dag door, word ik daar naartoe gedreven. Een onrustig stuwen, diep van binnenuit. Een enorme dorst.

 Ja, dat is het: dorst. 

Psalm 42.   

Zoals een hert reikhalst naar water.

 

 

20 juni 2015

 

Hoe zit het dan met God?

 

Ik weet dat alle redeneren over God hem alleen maar verder van ons vandaan verwijdert. Alle vragen die hij oproept zijn niet te beantwoorden. Het liefst ga ik mee in de ontkenning omdat dat het eerlijkst lijkt. Vooruit maar, de wreedheid in deze wereld spreekt tegen het bestaan van een God. En als hij al zou bestaan begrijp ik niets van hem.

 

Alles pleit tegen God.

 

 

 

Tegelijk kan ik er niet omheen dat ik God ervaar. Of liever, ik ervaar iets waar het woord God naadloos op aansluit. Het overkomt mij als ik mijzelf helemaal loslaat. Alleen dan. De leegte voorbij  mijn ik – waar al mijn emoties en gedachten  wegvallen – vult zich met een vreemde sereniteit. Die ook liefde is. Maar geen gevoel. Eerder het ontbreken van gevoel. Het ontbreken van alle ik.  

Het klinkt cliché, maar ik beschik niet over woorden die er dichterbij kunnen komen.

 

Ik ervaar het soms in het klooster. Maar ook thuis als ik mij concentreer op dit ‘no self’. In de leegte wordt God ‘waar’ – meer waar dan ooit.

 

Het klopt wat een collega-pastor zei: We kunnen God niet kennen, we kunnen hem alleen beleven.

 

Ik beleef God in deze hectische dagen. Het is vreemd genoeg niet alleen de dood die mij tegen zijn borst heeft gedrukt. Ook God – wat voor vreemde, aan alle zintuiglijke en rationele categorieën ontsnappende ervaring dat woord  ook behelst.         

 

 

*

 

Het lijkt soms of ik een soort bijna doodervaring heb gehad. Dat staat er heel voorzichtig, want ik heb natuurlijk geen echte bijna doodervaring gehad. Die heeft mij vermoedelijk links laten liggen omdat ik er altijd nogal sceptisch over doe. Op de momenten zelf ervoer ik voornamelijk doodziek zijn en angst en verwarring.

 

Maar misschien heb ik met terugwerkende kracht toch iets ervaren van de vrede en overgave die zo kenmerkend schijnen te zijn. Vaak de laatste dagen komen er een warmte en een licht over mij, of liever, in mij, die aan de verhalen van een bijna doodervaring doen denken. Met dat verschil dat mijn ervaring  niet zichtbaar is – er is geen sprake van beelden – maar zich als een puur geestelijke bevinding manifesteert. 

 

De overeenkomst is dat het daarna moeite kost om mijn weg in het leven weer te vinden.

 

 

 

*

 

 

 

Ik keek naar mijn leven vanuit de levensvreugde – het is zomer! – en de belofte van vrijheid. Ik leef immers toe naar mijn emeritaat. Maar dat vertrouwde landschap is dooreen gegooid. Wat ik eerst als mijn horizon zag ligt nu aan mijn voeten. Ik moet leren kijken vanuit dat nieuwe perspectief: de dood – en mijn eventuele leven in het verlengde daarvan, als hooguit een toegift.

 

Alles is anders geworden. Ik heb er in mijn nieuwe boek veel over geschreven, maar nu moet het ook menens worden met mijn contemplatie op de dood. Voortaan ligt mijn leven in de schaduw daarvan, niet meer zomaar voor het grijpen. Alleen verkrijgbaar via de kassa van de dood.

 

 

 

19 juni 2015

 

Drie keer is het de afgelopen weken  tot mij doorgedrongen dat dit het werkelijke afscheid zou kunnen zijn. Geen filosoferen over de dood op veilige afstand, maar rauwe realiteit: voorgoed afgesneden worden van mijn geliefden. Nooit meer ’s morgens vroeg de merel horen zingen. De schittering van de zon zien op de golven van de Schelde. Nooit meer. Voorgoed dit prachtige land achter mij laten.

 

Als mij een ding duidelijk is geworden , dan is het wel dit:

 

Ik wil nog niet! Ik wil dit mijn geliefden niet aandoen. Zij kunnen mij nog niet missen en ik wil hen nog niet missen.

Ik ben er nog niet klaar voor.

 

 

 

Wat een onzin!

 

Zou iemand er ooit klaar voor zijn? Behalve misschien mensen in uitzichtloos lijden, of de zeer ouden  die echt van alles verzadigd zijn?

 

Wordt dat gevraagd aan de vluchtelingen bij Lampedusa – of ze er klaar voor zijn? Aan de jonge kinderen die worden kapot gebombardeerd in de Gazastrook of worden verpletterd onder het puin in Nepal? Aan de complete gezinnen die crashten met de MH17?

 

Iemand die het leven – in al zijn raadselachtige schoonheid – met smaak tot zich neemt, die is er nooit klaar voor.     

 

 En toch moet er een manier zijn om dit leven los te kunnen laten. Dat moet wel want de dood is onontkoombaar. Als ik nu de dans ontspring ben ik een andere keer aan de beurt. En ik wil niet doorlopend met de angst in mijn lijf rondlopen.

 

Ik denk een weg gevonden te hebben – en wel in de filosofie.

 

 

 

Dus toch de filosofie. Met name de gedachten van Schopenhauer blijken bij machte mij te verzoenen met mijn biologische dood. Hij leert mij kijken naar mijn bestaan, en het einde daarvan, vanuit een ander perspectief.    

 

Het zit in ons aller overlevingssysteem om de dood als ons totale einde te zien. Dat maakt hem zo afschrikwekkend. Schopenhauer leert mij om mijn eigen dood niet te zien als een ‘verloren gaan’ maar als een ‘opgaan in’. Het is niet enkel het wrede afgescheurd worden van wat mij lief is. Dat is er wel een onderdeel van, maar het is niet het laatste. Het enige wat vergaat is mijn individualiteit. Een individualiteit die ik immers al mijn hele leven probeer te overstijgen. Doodgaan is niet alleen maar verlies. Het is de voltooiing van het proces zoals het moet gaan. De winst is gelegen in de transformatie van mijn ik tot liefde in de geest van mijn nabestaanden. Ik word een stukje God, zogezegd.

 

Het helpt om de dood zo te zien: niet als een voorgoed voorbij, maar als een terugkeer in mijn bron, die tegelijk mijn bestemming is. Dat is nu precies de bestemming van het leven: opgaan in het grote geheel.

 

 

 

Een geheel, een universum, dat licht is en liefde.

 

Een geestelijke werkelijkheid die ik God noem – en waar ik mij op richten kan, mij in oefenen kan.

 

Het is de sterkste, meest aanwezige kracht op het scherp van de snede.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reacties zijn gesloten.