Inleiding ‘Dominee zoekt God’ – Jeannette van den Beukel, boekpresentatie 16 oktober

Beste Wim,

Ik zegt het maar gelijk, ik vind dit je mooiste boek!

Het boek waarin alles samenkomt uit je vorige boeken, een heel leven.

Je werkzame leven, maar ook je gezinsleven, je relatie met je liefste, de lieflijke.

Je geloofsleven, je zoektocht naar God, naar de stilte, naar verdieping.

Je compassie met mensen, je gemeenteleden, één van je drijfveren voor dit beroep.

Je verhaal is doorleefd, heel open en persoonlijk, ook al is het opgehangen aan een fictieve zondagmorgen, die van je afscheidsdienst voor je emeritaat, en zijn de gemeenteleden die je beschrijft fictieve mensen.

De terugblikken en persoonlijke impressies zijn niet fictief, die zijn van jou.

 

Hoe in het kort iets zinnigs te zeggen over dit boek waar zoveel zinnigs in staat?

Het kan heel kort, met één woord: het gaat over LIEFDE.

Niet verwonderlijk, ook je andere boeken gaan daarover en komen daar altijd weer op uit.

Liefde is het kernwoord in dit boek en in jouw leven.

Het boek sluit bijna naadloos aan op Vlammend paradijs, als het begint met de ochtend van jouw afscheidsdienst. Je ligt in bed naast jouw geliefde.

De erotiek, de hartstocht, je steekt niet onder stoelen of banken, dat dat voor jou heel belangrijk is.

Maar dat staat niet op zichzelf: lichamelijke liefde krijgt zijn diepgang door geestelijke liefde, die zich kenmerkt door eerbied voor de ander en veiligheid.

Ook verbind je erotiek met mystiek: de ervaring van verlangen, hunkering, vervulling en eenwording met je geliefde en met God.

Mystici beschrijven hun hunkering naar God ook vaak in erotische termen.

 

Het boek bevat zoveel mooie, inspirerende gedeelten, herkenbaar en aanzettend tot nadenken.

Ik kan het onmogelijk allemaal noemen, je moet het echt lezen, en daarom stip ik een paar dingen aan.

 

Je schrijft over het licht, de zomer, jouw seizoen, dat onlosmakelijk verbonden is met jouw Godgevoel, je witte toga, het licht in de kapel in het klooster in Zundert, met name tijdens de nachtofficie om half vijf ’s morgens.

God is licht, licht is God.

Uiteindelijk zit God niet in de liederen en de gebeden, niet in de teksten en de rituelen, maar in het leven zelf.

In de herkenning van het bijzondere in het gewone: het licht dat door het raam van de kapel valt in die vroege ochtend.

 

De christelijke traditie ben je voorbij, geen religie, maar een levenshouding van openheid naar het geheim van het leven, met als enige criterium de liefde.

Dat is het voor jou.

En daarin kan de bijbel, kan Jezus, maar kunnen ook andere bronnen net zo goed inspireren.

 

Je schrijft over rust en stilte.

In de loop van de jaren zijn jouw diensten soberder geworden, geen opgetuigde diensten met toeters en bellen, maar momenten van stilte, rust, bezinning, meditatie.

Over God zou je het liefst helemaal zwijgen, God is in de loop van de jaren voor jou alleen maar groter geworden en elk begrip van God in dogmatiek, religie en kerk is veel te beperkt.

Je citeert daarbij Thomas Keating: Silence is the language God speaks. Everything else is a bad translation.

Je wilt zwijgen over God, maar dat feit, dat je wilt zwijgen over God, dat wil je weer graag uitdragen: spreken vanuit het zwijgen, in alle voorzichtigheid en zelfrelativering.

 

Je schrijft over je compassie voor mensen, de liefde voor stukgelopen mensen op jouw weg, je wordt enorm geraakt door kwetsbaarheid.

Jezus was met ontferming bewogen tot in het diepst van zijn hart.

Ook jou heeft die liefde voor mensen bewogen om predikant te worden.

En dat is alleen maar sterker geworden in de loop der jaren.

 

In je meditatie in de afscheidsdienst beschrijf je jouw piepkleine theologie van de liefde.

Een prachtig stuk, doorregen met jouw eigen gedichten, zoals trouwens in het hele boek de tekst aangevuld en geïllustreerd wordt door jouw gedichten.

Een paar dingen wil ik noemen:

Liefde is het meeste en het mooiste.

Liefde is het enige antwoord op de waarom-vraag, niet als verklaring, maar als houding en bestemming.

Liefde haalt het beste in een mens omhoog.

Liefde is niet alleen maar soft, maar kan ook rebels zijn, kritisch, woede, verzet.

Liefde geeft ruimte, laat vrij.

Liefde is het enige dat onze ziel kan troosten en genezen.

Liefde overkomt ons en wil ons bezielen, en wij kunnen er voor kiezen om al dan niet in die stroom te gaan staan.

 

Je schrijft verder over je worsteling met het predikantschap, over je leraarschap, over je kinderen, over je onzekerheid.

Je onzekerheid, schrijf je, ben je kwijtgeraakt in de zelfrelativering.

Het gaat niet meer om jou, maar om wat je vertegenwoordigt en wat jou ver te boven gaat, datgene waar je uit leeft: het heilige.

Dat heeft ook alles te maken met je ontdekking van het mediteren: het loslaten van jezelf, waarbij er een kracht vrij komt die het overneemt.

Het hangt niet meer van jou af. Wat een bevrijding!

Overigens is mediteren niet voorbehouden aan gelovige of godsdienstige mensen, schrijf je.

De contemplatieve gezindheid is een universeel menselijk vermogen: het loslaten van je gedachten en opgaan in het niets.

 

Er volgt nog een boeiende uiteenzetting over bidden.

En een beschrijving van wat je in pastorale contacten hebt meegemaakt en ervaren.

Ik sla ze noodgedwongen over en laat ze aan de lezer.

 

Want er is nog een laatste hoofdstuk en dat gaat over de dood.

Je schrijft hierover in de vorm van een briefwisseling met een gemeentelid dat terminaal ziek is en de uitvaart die daarop volgt.

Geïnspireerd door de filosoof Schopenhauer: de dood is niet mijn einde, maar het einde van mijn individualiteit, en mijn leerweg is het om mij gaandeweg terug te trekken uit mijn individualiteit om meer en meer te gaan lijken op mijn werkelijke, bovenindividuele bestaan.

Als je de lijn van mediteren doortrekt: loslaten van jezelf en opgaan in het niets, dan is de dood daar een wezenlijk onderdeel van, omdat in de dood al het andere wegvalt.

Misschien, schrijf je, is verzoening met de dood wel het hoogste, het meest goddelijke wat een mens kan overkomen.

 

Je wilt je in deze laatste periode die komen gaat voorbereiden op de dood, vertrouwd raken met het sterven.

Dat betekent ook: het leven vieren.

In het licht van de dood zie je het leven in zijn bijzondere waarde.

Het hartinfarct dat je pas is overkomen, heeft je nog meer op het spoor gezet van verdieping en verstilling.

Je bent ervan overtuigd dat je in je contemplatie op de dood nog intenser zal leven en liefhebben.

Tot er alleen nog liefde overblijft als destillatie van je leven.

Dat zal voortaan jouw leven zijn: dag aan dag oefenen in het opgaan in God.

 

Tenslotte, Wim, wens ik jou een hele fijne kerst!

En als u wil weten waarom: het antwoord staat in het boek!

 

Tot zover een heel compacte bloemlezing uit je boek dat zoveel waardevols bevat.

Dank je wel!