De mens de mens een wolf? – mei 2015

Opstapje naar het thema: De wolf en het rendier

Lang geleden, toen de wereld nog maar net bestond,

kwamen de wolf en het rendier elkaar voor het eerst tegen.

De wolf was bang voor het grote gewei

en de donkere ogen van het rendier.

‘Waar ga je dat stekelige gewei voor gebruiken?’ vroeg de wolf.

‘Ja, het is inderdaad stekelig,’antwoordde het rendier,

‘maar ik leef nog maar net

en ik zou eerlijk gezegd niet weten hoe ik het moet gebruiken.’

 Maar de wolf voelde zich nog niet veilig.

‘Waarom staar je me zo aan met die grote zwarte ogen van je?’ vroeg hij.

‘O, maar ik wil je niet bang maken, dus ik zal mijn blik wel afwenden.’

zei het rendier.

 

Nu was het rendier aan de beurt om iets te vragen:

‘Maar wie ben jij?

Ik beef van angst als ik je grote, gele tanden en je enorme bek zie.’

Toen de wolf merkte dat het rendier bang voor hem was

zwaaide hij langzaam met zijn staart en gromde:  

‘Pas maar op voor mij, want ik heb erge honger.’

Het rendier kromp in elkaar en maakte dat hij weg kwam.

Vanaf dat moment is de macht van de wolf groter

en is het rendier zijn prooi.

 

Lezingen:

 

Psalm 23 (Naardense bijbel)

Mattheüs 10:16,17 (Idem)

 

Thomas Hobbes (Engelse filosoof 1588-1679):

‘Beide gezegden zijn zeer juist: dat de mens voor de mens een soort God is, en dat de mens voor de mens een doortrapte wolf is.’

 

‘In de tijd dat de mensen nog geen overkoepelende macht kenden waar ze tegen opzagen, verkeerden ze in de situatie die wij kennen als oorlog; en wel een oorlog van allen tegen allen.’

 

Seneca (Romeins filosoof 1e eeuw, stoïcijn):

‘De mens is iets heiligs voor de mens.’

 

Meditatie: De mens de mens een wolf? (homo homini lupus)

 

Er was weer een wolf in Nederland.

Het is menens, want er zijn doodgebeten schapen gevonden met zijn DNA.

We zagen hem door het beeld schuiven, over de wegen en door de woonwijken.

Toch zag hij er helemaal niet zo gevaarlijk uit.

Eerder schuw, opgejaagd, niet op zijn gemak, bang.

Het klopt ook: wolven zijn banger voor ons dan wij voor hen…

 

Wij, wij mensen, zijn wij bang?

Bang als schapen, bang als wolven?

Wie zijn wij eigenlijk, wij mensen?

Niets is zo ingewikkeld als te formuleren wat een mens is, hoe de mens is.

Is de mens een schaap of een wolf?

Of een wolf in schaapskleren?

Ter illustratie:

Van een van onze zonen, de wereldreiziger,

werd in Colombia het paspoort gestolen, vlak voor zijn thuisvlucht.

Dan ben je plotseling onthand en een hoop extra geld kwijt.

Maar een supervriendelijke agent van de luchthaven ontfermde zich over hem.

Hij mocht mee naar zijn  huis op de berg, werd gastvrij onthaald

en mocht daar zo lang blijven als nodig was,

kortom, zoals zo vaak leek een engel zijn pad gekruist te hebben.

Maar wie schetst de verbazing van onze zoon

toen hij in dat huis een kamer aantrof met allerlei Hitler-attributen?

Bleek diezelfde engel van een man een bewonderaar te zijn van de nazi’s!    

Onvoorspelbaar en tegenstrijdig is de mens.

Schaap en wolf in één.

Onbetrouwbaar en onberekenbaar lijken de mensen, engel en duivel tegelijk.

Hitler was voor zijn hond een engel…

Jezus heeft er ook niet zoveel fiducie in, in de mens.

Het is een grappig fragment, met al die dieren…

Ik zend jullie, zegt hij tegen de leerlingen, als schapen tussen de wolven.

Wees daarom slim als de slangen en simpel als de duiven.

Maar hoed u voor de mensen…!

Deze laatste diersoort kun je maar beter helemaal niet vertrouwen.

Ook Jezus zou het dus zomaar gezegd kunnen hebben,

die uitspraak van Thomas Hobbes,

die hij overigens van de Romeinse schrijver Plautus heeft overgenomen:

De mens is de mens een wolf

Dit is de situatie, zegt Hobbes, levend in een tijd van burgeroorlogen

en zelf genoodzaakt om naar Frankrijk te vluchten,

dit is de situatie van nature: een oorlog van allen tegen allen.

De mens is in de wereld geworpen om te overleven.

Iedereen is bang voor de dood

en daarom zijn alle mensen uit op maar één ding: zelfbehoud.

In principe is de mensenwereld één strijdtoneel, één grote slachtpartij.

Niemand kan de ander vertrouwen: de slimste en de sterkste overleeft.

Ieder mens is voor de ander een wolf.

En dat kan alleen maar uitmonden in een oorlog van allen tegen allen.

Tja, kijk naar het journaal en geef hem eens ongelijk…

Is daar dan niets aan te veranderen? Is er geen oplossing?

Zeker wel, zegt Hobbes, het goede nieuws is de menselijke rede.

Want behalve de neiging om te overleven

heeft de mens ook het vermogen om na te denken.

En dan kan die drang tot zelfbehoud zelfs in zijn voordeel gaan werken.

De kans om te overleven, ook voor de individu,

wordt immers veel groter als je samen tot afspraken komt.

Sluit een redelijk sociaal contract –

zoals wolven in een roedel elkaar niet afslachten,

maar samenwerken in het opdrijven van een prooi.

En spreek dan af dat er een instantie boven de individuen en partijen staat

die de boel reguleert, die al die oerdriften aan banden legt,

desnoods met ijzeren hand.

Laten we afzien, zegt Hobbes, van ons natuurlijke recht op zelfbehoud

en dat in handen leggen van een soevereine, overkoepelende macht…

Het – tot op zekere hoogte – gelijk van Hobbes wordt nu denk ik bewezen

in al die landen waar de Arabische lente zo vrolijk begon,

met het wegjagen van die soevereine jongens:

Saddam Hoessein, Khadaffi, Moebarak…

De huidige chaos en agressie in die landen in ogenschouw nemend

moet ik vaak denken aan die zin van Hobbes die we net hoorden,

maar dan andersom:

Nu de mensen geen overkoepelende macht meer kennen

zijn  ze in de situatie gekomen van oorlog van allen tegen allen.    

De dictatuur van al die schurken was natuurlijk verschrikkelijk,

maar als de grote leider van het roedel wegvalt zien we het gebeuren:

ieder wordt de ander tot wolf…

Het is wel heel erg behelpen, de oplossing van Hobbes.

Er zit iets in van een noodzakelijk kwaad, maar dan wel heel erg een kwaad.

Toch wil ik aansluiten bij zijn denken, en wel daar,

waar hij de mens typeert als een wezen met overlevingsdrang, zelfbehoud.

Op dat punt kijkt hij in de mens, en daar wil ik met hem meekijken.

Daar gebeurt het immers, in de ziel van de mens.

De gebeurtenissen in de wereld zijn de spiegel van de menselijke ziel.

Inkeer, introspectie, zelfonderzoek, de reis naar binnen –

daar zal het van moeten komen. 

En wat zie ik dan, naast of onder de neiging tot zelfbehoud?

Angst!

Angst is de diepste emotie die ons drijft.

Daar komt het verdedigingsmechanisme uit voort, de krachtpatserij,

de agressie, de afstomping – juist allemaal angstverhullende symptomen.  

Want net als de wolf tegenover het rendier

willen we voor geen goud onze angst blootgeven.

Dat maakt ons veel te kwetsbaar…

Maar wie zich kwetsbaar opstelt,

is die niet moediger dan wie zijn angst verbergt? 

Wat getuigt van werkelijke moed?

In jezelf kijken en onder ogen zien wat zich daar allemaal afspeelt.

En wat is het meest onverschrokken van alles?

Je angst onderkennen en die ook uitspreken.

Ja, ik ben bang, ja, maar jij toch ook, broeder Wolf?

Ik ben bang – en daarom gedraag ik mij als wolf.

Daarom huist er een wolf in mij.

Hoe belangrijk is het om die angstige, mensenschuwe wolf

in mezelf te onderkennen,

hem op te graven uit mijn onderbewuste,

hem te benoemen zoals Günter Grass deed

toen hij beleed in zijn jeugd bij de Waffen SS te hebben gediend.

Daar is moed voor nodig…

 

Ik ben bang voor al die wolven in de wereld en om me heen.

Maar het bangst ben ik toch voor die wolf in mezelf.

Ik ben bang voor wat anderen mij of mijn geliefden aan kunnen doen.

Maar het bangst ben ik toch voor wat ik zelf anderen aan zou kunnen doen

in mijn wolf zijn.

Hoe kan ik die angst voor al die wolven te boven komen?

En daarmee mijn eigen wolf zijn?…

Misschien met behulp van die beroemde psalm 23, een schapenpsalm.

De dichter verbeeldt zich een schaap.

En nee, het is geen dom schaap dat daar aan het woord is.

Het is een schaap dat zich heel goed bewust is van wat goed voor hem is.

Een schaap met zelfkennis en kennis van de wereld.

Dit schaap is een dichter.

En hij onderkent zijn angst, zijn doodsangst.

Hij ziet de wolven op zijn weg,

zijn weg door het dal vol schaduw van de dood.

Hij onderkent zijn kwetsbaarheid,

hij ziet het kwaad, zijn agressors, zijn benauwers.

En toch zegt hij:

Kwaad zal ik niet vrezen, want Gij zijt bij mij.

Wie is die Gij?…

 

In ieder geval niet de God  – denk ik – buiten en boven ons.

Niet de klassieke theïstische God, de almachtige, de herder

die ons moet beschermen tegen het kwaad.

Want dat beeld klopt niet, vraag dat maar

aan de slachtoffers van de aardbeving in Nepal.

Nee, niet de God die onze projectie is,

feitelijk een uitvergroting is van Hobbes’ soevereine macht.

Maar wie is hij dan? Die Ene uit de psalm?

Die JHWH? Die Gij?…

Net zoals onze angst, onze schapen en onze wolven

vinden we die God in onszelf,

aan het eind van onze reis naar binnen:

het puurste centrum van onze geest.

Het is die gidsende stem, de herder in ons,

die onze ziel aan de stille wateren brengt,

die het kwetsbaarste in ons aan het licht brengt.

Die ons laat zien dat hij ons diepste wezen is.

Niet de angst, niet de wolven, maar het goddelijke: de liefde.

Wij mensen dragen God in ons om.

De mens de mens een wolf?

Jazeker, vaak wel, maar, precies zoals Hobbes ook zegt,

de mens kan voor de mens ook een God zijn.

Dat betekent omgekeerd, zoals Seneca zegt:

Dat de ene mens voor de ander het heilige is.

Jij bent zelf God voor de ander

en de ander is voor jou God.

Dat deel van de menselijke ziel, dat Goddeel, die kern,

zal altijd overleven.

Ik hoef niet bang te zijn, want Gij zijt bij mij,

Gij zijt in mij…

STILTE

 

 

Gebeden (met stilte en Onzevader)

Gij,

stil water, groene weide,

bron van vrede in deze wereld…

  

Gij,

rustpunt in onze ziel, 

herder in liefde…..

  

Wij leggen voor u neer wat ons op het hart ligt:

de mensen die lijden onder de oorlogen overal ter wereld,

de vluchtelingen uit Afrika,

de slachtoffers van de aardbeving in Nepal,

de groene aarde, in al haar kwetsbaarheid en veerkracht,

de problemen van onze eigen maatschappij…..

  

Maar ook lente en leven, licht en liefde,

allen van wie wij houden

in de stilte….. 

  

We bidden samen het Onzevader…