Dialoog met een depressieve duif jan. 12

Voor
de kinderen: Duif Jona raakt ver van huis…

Weten jullie wat duivenmelk is? Melk van duiven?

En een duivenmelker? Melkt die
duiven? (gesprekje)

Weten jullie wat een postduif is? Is
dat een ander woord voor postbode?

(gesprekje
en uitleg “kompas” duif: heel geheimzinnig…)

Er was eens een duif in Delft, duif
Jona, die was losgelaten in Frankrijk.

Iets in hem zei dat hij naar huis
moest vliegen.

Maar hij was ook een beetje
eigenwijs.

En dat eigenwijze stemmetje zei dat
hij de andere kant op moest vliegen.

Hij vloog richting Spanje i.p.v.
richting Nederland.

Maar hij kwam in vreselijk noodweer
terecht.

De storm beukte hem tegen zijn kleine
borstje.

Het onweer bliksemde langs alle
kanten om hem heen.

Hij werd nat en koud van de regen.

Toen viel hij neer, uitgeput, half
dood – maar…

toevallig net in de tuin van een
Spaanse duivenmelker: Carlos dos Santos.

En
Carlos dos Santos vond duif Jona.

Hij pakte ‘m heel voorzichtig op en
verwarmde en verzorgde hem.

Zo kwam duif Jona weer bij zijn
positieven.

Hij begon te koeren tegen Carlos dos
Santos.

In duiventaal zei hij: Ik wil naar
huis.

Laat me alsjeblieft gaan want ik weet
nu precies welke kant ik op moet.

Adios –
zei de Spaanse duivenmelker Carlos dos Santos.

Hij gooide Jona in de lucht en als
een speer vloog Jona naar huis.

Naar zijn eigen duivenmelker…

En weet je hoe die heette? … Karel
van de Sande

Het Bijbelverhaal over Jona lijkt een
beetje op dit verhaal:

Jona betekent duif.

——-

Voor lezingen: verhaal in grote
lijnen: roeping Ninevé / vlucht Tarsus / Gooi mij maar overboord: typisch Jona
/ zee…

Na lezingen: Novelle met eigenzinnige
boodschap: de hele wereld in vizier.

Motieven: drie dagen / zeemonster:
dubbele chaos / duif: Geest

Jona 2 is brokstuk oude psalm /
meditatie in dialoog

Meditatie:
Dialoog met een depressieve duif

Lieve mensen,

hallo duif Jona, wat doet een duif
daar in de diepte van de zee?

Hoe ben je daar verzeild geraakt?

 

Jona:

Voor ik het wist had het mij te pakken
– het monster van de depressie.

Je kent de beeldtaal van mijn volk,
dominee.

Je weet dat de val van een mens niet
dieper kan worden uitgedrukt

dan in deze dubbele symboliek: zee en
monster.

Ik kan geen kant uit – ik ben van
alles afgesneden!

 

Maar Jona, bode van God, postduif van
God,

hoe kon je nu zo diep vallen?

Jij, nota bene een profeet van de
Allerhoogste?

Jij die doorgaans op grote hoogte
vertoeft…

 

Hoe dat kon, dominee Wim?

Ken je dat versje uit de oude
poëziealbums?

Jij was vroeger toch schoolmeester?

 

Ik ken er zoveel – welk bedoel je?

Toch niet: Wel foei, een vouwtje in
dit blad…?

 

Dat zou ook op mij van toepassing
zijn:

Ik heb wel meerdere vouwtjes in mijn
blad…

Maar ik bedoel nu dit:

Elk mens die wordt geboren / krijgt
van zijn goede fee /

Het helder brandend lampje / van zijn
geweten mee /

Dat is het licht van binnen / en wie
het heeft geblust /

Die kan geen weg meer vinden / geen
blijdschap en geen rust.

Ik heb mijn lampje geblust, dominee
Wim.

Mijn lamp van God.

En daarom vind ik geen blijdschap
meer en geen rust.

 

Maar wat heb je dan gedaan, Jona?

Wat is er nu helemaal zó erg dat je
’t gevoel hebt alles kwijt te zijn?

 

Niet voor niets heeft de verteller
mij duif genoemd.

Duif, dat is de geest van God.

En een duif weet precies de weg.

Hij luistert naar die innerlijke
stem,

dat aller diepste van de menselijke
geest.

Maar ik heb niet geluisterd, dominee
Wim.

Ik heb willens en wetens mijn
bestemming ontlopen.

Ik wilde een ander zijn dan waartoe
ik ben geroepen.

En iemand anders willen zijn dan je
bent – dat is misschien wel het ergste…

Dan raakt je innerlijke gids in de
war.

Dan kom je in noodweer, in het
donker, in de dood.

Zoals ik nu, in de buik van de vis in
de buik van de zee,

in de buik van de dood.

 

Wat was dan je bestemming, Jona?

En hoe weet je wat je bestemming is?

 

Met ieder mens komt er iets ter
wereld wat er nog niet was.

Een eerste en enig iets.

Iedere enkeling is een nieuwe
verschijning op aarde,

met zijn eigen aanleg en bestemming
waartoe uitsluitend hij geroepen is.

Ken je het verhaal van rabbi Susja?

De wijze rabbi Susja zei aan het eind
van zijn leven:

“In de komende wereld zal God mij
niet vragen:

Susja, ben jij een Mozes geweest?

Nee, God zal mij vragen:

Susja, ben jij Susja geweest?”

Ben ik Jona geweest?

Maar nee, ik wilde niet Jona zijn…

 

Maar wat was dan jouw specifieke bestemming, Jona?

 

Mijn bestemming was:

Postduif van God te zijn voor Ninevé
– redder van Ninevé.

Redder van een volk dat zijn
ondergang tegemoet gaat.

Redder van heidenen, dus redder van
de vijand.

Snap je dat niet?

Daar had ik geen zin in….

 

Jona, hoe weet je dat dit je
bestemming was?

Hoe weet ik, hoe weten wij, wat onze
bestemming is?

 

Ieder mens is geroepen redder van
mensen te zijn,

Maar elk op zijn specifieke manier,

zijn Susja-manier, zijn Jona-manier,
zijn dominee Wim-manier…

En wie goed luistert naar die aller
diepste stem,

naar de Geest van God in hemzelf,

zoals een duif luistert naar zijn
intuïtie, dat innerlijk kompas –

die komt erachter wat wel of niet bij
hem past.

Geloof me, dat gaat dieper dan alleen
maar “op je gevoel afgaan”,

de intuïtie van je geloof is van
andere orde dan “het voelt goed”.

Je moet er scherp en geconcentreerd
mee bezig zijn

en tegelijk ook je verstand gebruiken,

maar wie dat doet, die vindt de
persoonlijke, unieke bestemming

van zijn eigen leven.

 

En wie dat niet doet?

 

Wie dat niet doet, wie niet trouw is
aan zijn roeping,

die wordt onrustig, gejaagd, bozig,
somber en liefdeloos:

een signaal van je geest dat je niet
goed bezig bent.

Dan word je een prooi van verwarring,
een prooi van het lot,

een prooi in de buik van de vis in de
buik van de zee – zoals ik…

 

Kom je hier ooit uit, Jona?

Hoe kom je hier ooit uit?

 

Dit antwoord zal je verrassen.

Ook al heb ik het nu nog zo moeilijk,

toch ben ik ervan overtuigd dat ik er
al uit ben.

Weet je waarom?

Ook hier ben ik in God.

In de buik van de vis in de buik van
de zee

ben ik in de buik van God.

Je kent de oude gedichten van mijn
volk, de psalmen.

Tot aan het uiterste der zee, al ben
ik in het dodenrijk,

ook daar is de Geest van God – zegt
de psalm die jij gelezen hebt.

In de buik van de dood ben ik in de
buik van God.

God kan niet ergens niet zijn.

Op het moment dat ik begin met mijn
gebed vanuit de diepte,

op het moment dat jij, dat jullie
verlangen naar iets van God,

dan is daar al het teken dat je in
God bent.

En daarom is dit gebed vanuit de
diepte toch een vrolijke psalm!

 

Moest je misschien daarom je
bestemming mislopen, Jona?

Om dat te leren?

Moest je daarom worden opgevreten
door je depressie?

Om te ervaren dat we altijd in God
zijn?

 

Moest je zo uit de koers raken

om te beseffen dat je toch altijd op
je bestemming aankomt?

Omdat je nooit uit Gods buik kan
vallen…?

Hoe diep je ook gezonken bent…?

 

(omhoog kijken)

Jona, Jona, waar ben je?

(in de verte kijken)

Goeie reis.

Behouden vlucht…

 

Amen