God eten. Februari 2013

God eten – Viering van Woord en Tafel / Johannes 6:8-13, 35  (winter 2013)

Opstapje voor het thema: Eten…

(Kinderen: gesprekje over …

…wat je graag lust…

…wat het zo leuk maakt om samen te eten…

…daarom pizza…)

 

We vinden het zo gewoon, maar alles wat leeft eet…

Planten via wortels en stengels, dieren met hun snuit

en mensen langs een gat in hun hoofd…

 

Eten doe je om te overleven,

maar voor ons mensen

is het dat niet alleen.

Het heeft een toegevoegde waarde.

Het heeft iets aangenaams om samen te eten,

ook om samen te zien eten.

Ik herinner mij de koeien op stal als die hun hooi kregen,

de geur, het genoeglijke, de dampende warmte van kauwende koeienkoppen.

Ons zoontje kwam me er speciaal voor halen

toen ik weer eens op de ouderlijke boerderij was:

kom eens kijken, papa, hoe gezellig het nu in de schuur is!

 

Eten is belangrijk om je verbonden te voelen

en vooral ook om het leven intens te ondergaan,

te genieten van de geuren en de smaken die vrijkomen.

Ook in de bijbel talloze verhalen en teksten over eten…

 

 

 

 

 

Meditatie

Lieve mensen,

eten is niet gewoon, eten is heilig – en dan bedoel ik het werkwoord,

niet het zelfstandig naamwoord: eten als voedsel

Eten is heilig.

Toe maar… mag ik  dat zo zeggen?

Nou ja, laat ik zeggen: voor mij is het heilig.

Dus niet: het Avondmaal is heilig en al die andere maaltijden niet…

Nee, ook voor Jezus is alle eten heilig

en het Avondmaal is daar een uitdrukking van.

Zelf denk ik dan, zoals ik al vertelde, aan mijn jeugd:

De kauwende koeienkoppen in de stal,

de gulzig slobberende varkens,

de altijd rondscharrelende en pikkende kippen,

maar ook het slachten, dat ik echt als een ritueel ervaren heb.

Het leven, het heilige leven, moet immers voortgang vinden

en dat kan alleen door te eten…

Eten, het gewone, profane eten is heilig.

Ik moet denken aan een paar dichtregels van Gerrit Achterberg,

ook over zijn jeugd op de boerderij, zijn vader die de koeien voert.

Mijn vader celebreerde er de mis:

de koeien voeren, plechtig bij de koppen..

Prachtig, het voeren van dieren, één voor één: de mis celebreren.

Daarom bid ik thuis, in de intimiteit,  ook altijd nog voor het eten:

Het is niet vanzelfsprekend.

Eigenlijk eet je datgene waarvan je leeft.

We eten onze moeder aarde.

We eten onze bron.

We eten God.

God eten – het gebeurt in alle religies.

Het is niet anders: datgene waarvan je leeft moet je daartoe vernietigen.

Het is een diepgeworteld besef bij alle mensen.

Alle volken kennen dan ook zoiets als “heilige maaltijden”.

Uitgerekend in de christelijke traditie is dat heel specifiek uitgewerkt

als nota bene het centrum van dat geloof.

In de meeste godsdiensten moeten mensen zich in bochten wringen,

zich uitputten in verontschuldigingen, smeekgebeden, offers.

Sorry God, sorry dat ik u opeet, vergeef mij, aanvaard mijn offer.

Maar in het christelijk geloof biedt God zich zelf aan, in Christus:

Neem en eet, dit is mijn lichaam.

Sterker nog, die gave van God aan de mens

wordt schrijnend uitgedrukt in het sterven van God aan het kruis.

Een huiveringwekkende maar mooie gedachte, en waarom zo mooi?

Omdat hij staat voor de ultieme liefde.

Liefde die zich geeft om gegeten te worden.

Het hoort bij de liefde: eten en gegeten worden.

Tot in de erotiek toe – juist in de erotiek wordt het zichtbaar

Ik kan je wel opvreten, zeggen geliefden tegen elkaar.

En ze zeggen vervolgens: neem mij maar en vreet me maar op, graag zelfs. 

Als geliefde laat je je opvreten.

Maar het geldt ook voor de liefde tussen ouders en kinderen.

Het begint al letterlijk bij de borstvoeding.

Simon Carmiggelt noemde dat het “onvermijdelijke kannibalisme”

dat kinderen nu eenmaal hun ouders opeten –

en dat het zo moet gaan.   

Als ouder laat je je opvreten.

Dat levensprincipe vieren wij in de dienst van de Tafel:

God laat zich eten, liefde laat zich eten.

En het is goed en heilzaam om dat te doen.

Ja, genezend, ook en vooral psychologisch genezend.

Als we straks brood en wijn tot ons nemen

verzoent ons dat met onze duistere kant,

onze overlevingsdrang, onze verborgen woede en agressie.

In dat “opvreten van de bron” komt ruimte vrij,

want het mag, er is ruimte.

De liefde Gods kan alle woede aan.

We kunnen onze agressie met een gerust hart op God botvieren.

Dat doen we symbolisch door de kruisiging te gedenken.

Sla maar, zegt God, spijker maar al je driften aan het kruis,

vermorzel mij maar, verslind mij maar,

ik kan het hebben.

Liever je agressie op mij botvieren dan op elkaar.

Het is psychologisch gezond om je woede te onderkennen,

te beleven en de oneindige ruimte van liefde in te slingeren.

Het tweede is het basale schuldgevoel over het feit

dat wij vernietigen waarvan wij leven.

Het kan aan ons knagen.

Misschien is dat het wel wat mensen drijft

tot godsdienstig fanatisme en fundamentalisme,

in bijvoorbeeld neurotische rituelen, allemaal om de godheid te behagen.

Jezelf kwellen, regels tot in het absurde navolgen,

het braafste jongetje uit de godsdienstige klas zijn,

desnoods de “vijanden”  van je god over de kling jagen,

allemaal om dat ingebakken schuldgevoel het zwijgen op te leggen,

schuldgevoel puur om het feit dat we er zijn – en moeten eten.

Als iets heilig is betekent dat juist dat we er niet verkrampt mee om gaan.

Als we straks brood en wijn tot ons nemen zegt God:

Eet mij maar op zonder schuld.

Je behaagt mij juist door mij op te eten.

Eet mij maar, mijn liefde is onuitputtelijk.

Dat vreemde onuitputtelijke…

Het kan niet duidelijker zichtbaar worden gemaakt

dan in de gelijkenis van de vijf broden en twee vissen.

God vermenigvuldigt zich tot in het oneindige terwijl je van hem eet,

wat zeg ik? – juist omdat je hem eet.

Juist in het gegeten worden vermenigvuldigt de liefde zich.

Vijf en twee wordt oneindig.

Het kan niet ruimer uitnodigend worden gezegd dan Jezus het zegt:    

Ik ben het brood des levens, wie tot mij komt zal nooit meer hongeren.

Dat is het ritueel van brood en wijn.

Eten en gegeten worden – die rauwe term uit de wildernis –

wordt op een hoger niveau getild,

getransformeerd tot uitdrukking van liefde.

Daarom ervaar ik eten als een feest

en ervaar ik God in alles wat ik eet.

Ik heb er ook een gedichtje over gemaakt.

 

Mijn God, ruik eens

je geur van versgebakken brood

 

voel hoe ik jou

tussen mijn tanden kraak

 

proef op de tong

je smaak die vrijkomt in mijn mond

 

en onderga

hoe jij in mij verteert.

 

 

Amen