Roodkapje en de ‘lone’ wolf – Advent 2013

Voor de kinderen: Roodkapje en de ‘lone wolf’ met de korte pootjes

Roodkapje – je kent haar wel – liep door een bos in de Flevopolder.

Daar kwam ze een wolf tegen met heel korte pootjes.

Oei, zei ze, de boze wolf, nu ben ik bang, maar boze wolf, wat heb je grote …

… eh… ik bedoel: wat heb je korte pootjes!

Dat is een flauw grapje, zei de wolf.

Ik verzoek je mij niet te bespotten in mijn ongeluk.

Ik heb zulke korte pootjes omdat ik ben komen lopen… uit Polen.

En ik verzoek je ook om mij niet altijd ‘boze wolf’ te noemen.

Ik ben een ‘lone wolf’, een eenzame zwerver.

Ik word door iedereen weggejaagd.

Vind je het gek dat ik nu en dan mijn tanden laat zien?

Waarom noemt iedereen mij ‘boze wolf’?

Ik vind het zo onrechtvaardig!

Je denkt zeker dat ik het gemakkelijk heb.

Zeg nu zelf, Roodkapje,

zijn die biggetjes uit Donald Duck geen walgelijke roze wezentjes?

En dat akelig brave zoontje, Wolfje, het zal je kind maar wezen!

Roodkapje, heb toch eens medelijden met mij.

Loop alsjeblieft niet zomaar weg.

Weet je, ik zal je niet opeten, ik lust niet eens rode kapjes, bah!

En die grootmoeder van je is me te taai.

Geef me liever een boterham met pindakaas uit je mandje.

En wil je dan alsjeblieft nog iets voor me doen?

Wil je tegen de jager zeggen dat hij mij nou eens niet neerschiet?

Ik bedoel maar: zo lekker is het niet om opengesneden te worden…

Roodkapje, zullen we met z’n allen zorgen

dat er een heel nieuwe rolverdeling komt? 

Dat de bozen niet langer boos zijn maar misschien eenzaam of bang?

Dat de brave hendriken ook eens op hun kop krijgen?

Dat de jager een lammetje wordt en het donker licht? …

… Roodkapje vond het wel een leuk idee.

En zo liep alles anders af dan we gewend zijn…

                          ———

Korte inleiding over Johannes van het Kruis: de donkere nacht van de ziel

Johannes van het Kruis was een laatmiddeleeuwse, Spaanse mysticus,

die gedichten schreef: Juan de la Cruz.

Maar misschien kun je beter zeggen:

Hij was een dichter die over zijn mystieke ervaringen schreef.

Zijn tijdgenoot Theresa van Avila schreef vooral over het ‘genieten van God’.

Johannes, Juan, schreef meer over het lijden, de pijn, de wanhoop,

juist het gemis van God in zijn leven – en dus voor vele herkenbaar.

Bekend is van hem de uitdrukking: De donkere nacht van de ziel.

In deze tijd van het jaar spreken beelden over duisternis en licht ons aan.

Ook Roodkapje gaat daarover, zoals we zullen zien.

Ondanks het donker wordt Juan toch telkens geraakt door het licht.

Zijn bekendste gedicht is: Vertrouwd is mij de bron – al is het nacht.

Opmerkelijk is dat hij het woord God niet gebruikt, maar ‘de bron’.

Ook dat is voor velen in onze tijd herkenbaar.

Een fragment:

 

‘Vertrouwd is mij de bron die springt en stroomt

al is het nacht.

 

Die eeuwige bron is diep verborgen

en toch weet ik waar zij wordt gevonden

al is het nacht.

 

Haar oorsprong ken ik niet, ze heeft er geen,

maar dat alles uit haar opwelt weet ik zeker,

al is het nacht.

 

Ik weet dat niets haar schoonheid kan evenaren

en dat hemel en aarde zich aan haar laven,

al is het nacht. […]’

 

Ook de Bijbelgedeelten gaan over duisternis en licht – en een fragmentje over het lam.

 

Meditatie

 

Lieve mensen,

In de jaren 60 en 70 drong het tot veel mensen door

dat de bijbel literatuur is, met andere woorden,

dat hij geen historische verslaglegging bevat,

maar symbolische verhalen, mythen, legenden, sprookjes, poëzie –

en wat er ook allemaal aan genres bestaat.

Dat is natuurlijk winst, maar de keerzijde van die bewustwording

is wel dat velen hun respect voor de bijbel verloren.

Ik herinner mij dat ik stage liep op een basisschool,

ik zal dus zo’n twintig zijn geweest, en achter in de klas

zat ik te luisteren naar het scheppingsverhaal van de leerkracht.

Maar, zogenaamd wijs geworden, zei ze tegen de kinderen:

‘Jullie weten toch, jongens en meisjes, dat dit verhaal niet echt gebeurd is.

Het is maar een fabeltje, hè…’

Het klopt niet, de scheppingsverhalen zijn geen fabels,

het zijn mythen, maar dat is nog het minst erg.

Het ergste is de minachting die erin doorklinkt,

de degradatie van het verhaal tot ‘dus onzin’,

de geringschatting ook van al die genres,

alsof die niet een enorme wijsheid en diepgang kunnen bevatten.

Op dezelfde wijze hoor ik soms praten over Kerst en Pasen als ‘sprookjes’.

Weer klopt het genre niet, maar ook hier is het ergste

dat het meestal denigrerend bedoeld wordt.

Het is een vergissing van de eerste orde!

Vooral het sprookje moet het wat dat betreft ontgelden.

Het heeft in de volksmond zelfs de betekenis gekregen van:

a joh, geloof dat toch niet, da’ s een sprookje – een leugen dus.

Terwijl uitgerekend het sprookje diepe levenswijsheid  bevat

en dan ook opgebouwd is uit meerdere ‘lagen’…

Zoals het beroemde sprookje van Roodkapje en de wolf.

Ziet u dat alstublieft nooit meer als zomaar een verhaaltje voor kinderen.

Alle sprookjes zijn in de eerste plaats voor volwassenen.

En dit sprookje raakt aan de algemene beleving van licht en donker,

zowel in de natuur als in de menselijke geest.

Het verschaft ons beelden voor onze ziel,

voor de angsten, de depressies en de wanhoop,

maar ook  voor de hoop, het vertrouwen, de bevrijding en de liefde. 

Dat is een algemeen gegeven, maar het is vast niet voor niets

dat dit sprookje over Roodkapje en de boze wolf Germaans is.

Juist hier, in Noord-Europa, en juist ook in deze tijd van het jaar

ervaren we de werking van licht en donker,

de dreiging van de duisternis, de lange, zwarte nachten,

de schemering die de dag door nooit helemaal weg is

en die ’s avonds al vroeg aan komt sluipen over het land,

het in bezit neemt, het opvreet.

Het grauwe donker dat het licht en het leven opvreet:

de… precies… de boze wolf!  

Nee, dan Roodkapje, een meisje: nieuw, jong leven, een spring in ’t veld,

de felle kleuren van licht en lente en liefde – maar ook kwetsbaar. 

Elke lente, elk Roodkapje, wordt een keer bedreigd door het duister,

wordt een keer een herfst, wordt oud, wordt een grootmoeder

en wordt opgevreten door de wolf.

Gelukkig kent ook elk sprookje het archetype van de verlosser:

in dit geval de jager!

De jager, dat is het terugkerende licht, dat altijd weer overwint.

Hij redt Roodkapje, redt het licht, het leven.

De jager, dat is in het oude volksgeloof en in het sprookje 

wat in het jodendom de Messiasfiguur is,

en in de christelijke traditie de Christus.

Het sprookje, net als religieuze metaforen, beantwoordt dus ook

aan de menselijke strijd om te overleven,

aan de menselijke hunkering naar het licht…

Natuurlijk, het fysieke licht:

wie van ons verlangt niet naar het lengen van de dagen?

Maar waar ik het nu op wil toespitsen is het licht ‘van binnen’.

We mogen de vertaalslag naar binnen maken,

juist in deze donkere dagen voor Kerst,

want het donker buiten grijpt mensen ook geestelijk aan.

Hoe zit het met ons donker, het donker van de ziel?

Ik heb de indruk dat ieder mens dat in meerdere of mindere mate kent,

maar een meester in duisternis

was toch wel de laatmiddeleeuwse mysticus Johannes van het Kruis.

Als geen ander kende hij de ‘donkere nacht van de ziel’.

Wat hield dat in, wat houdt dat misschien voor u en mij in,

die ‘donkere nacht’?

Hij beschrijft het als een langdurige malaise van de geest,

een ‘nergens in zin hebben’, de sjeu is eraf,

de dingen hebben geen smaak meer – en wat erger is:

de dingen van God hebben geen smaak meer.

Dat wil zeggen: de dingen die ertoe doen zijn dor en dood.

Het licht, de liefde, de warmte, de gloed, het vuur waaruit je leeft

en waarin je vreugde schept en waar je vrolijk van wordt –

het is allemaal tot as geworden, grauw, uitgeblust.

Het ‘Roodkapje’ van je leven wordt opgevreten. 

De glans die de meerwaarde van het leven uitmaakt,

het geluk van het goddelijke, het feest van de liefde,

het is allemaal dof en leeg.

Wie kent het niet bij vlagen?

Uitgeblust zijn, geen zin meer hebben, negatief denken,

boos zijn op het leven en de wereld, verholen woede…

Je hoeft er echt niet depressief voor te zijn.

Ieder mens heeft zijn ‘lone wolf’-momenten.

De scheidslijn tussen die grauwe figuur in onze maatschappij,

die soms een spoor van vernielingen achterlaat

en de keurige burgers die de meesten van ons zijn –

die scheidslijn is maar heel dun.

Het is goed om je daarvan bewust te zijn, het onder ogen te zien…

En waarom is dat goed?

Omdat ieder donker ook zijn eigen licht weer in zich draagt.

Elk duister schept zijn licht.

Eh…? Leg uit, dominee…

Zoals december je bewust maakt van de lente en je ernaar doet verlangen,

zo drijft het duister van je eigen ziel je naar het licht.

Juan weet er alles van, hij weet hoe het werkt:

In de somberste gedachten, in de neerzuigende spiraal,

in de twijfel aan jezelf en het negatieve denken over jezelf

wordt een intens verlangen naar liefde geboren,

liefde die ook jou omvat en die jij zelf ook wilt uitstralen,

verlangen naar het licht, naar God, naar een-en-al-liefde.

Misschien is het zelfs wel zo dat je het donker nodig hebt

om je bewust te worden van het licht – als een schop onder je kont…

Al is het nacht, herhaalt hij, Juan, al is het nacht,

die goddelijke bron blijft springen en stromen.

Die bron is diep verborgen in je geest,

juist in, ja, onder de nacht van je geest,

als je het even helemaal kwijt bent, de smaak in je leven en je geliefden,

ga daar dan dwars doorheen en je zult opnieuw liefde vinden.

Zo heftig als Juan het heeft ervaren, of luitjes zoals ik,

zo ervaren de meeste mensen het niet – dat besef ik ook wel.

Maar in iets afgevlakte, genormaliseerde gestalte heeft iedereen weet

van knagende onvrede, malaise, ongeïnspireerdheid, leegheid.

En pas vooral op als je zegt: daar heb ik geen last van, van donkere nacht,

zoals een vroegere kennis die altijd zei: ik ben nooit depressief…

… maar waarom dronk hij dan meer dan goed voor hem was?

Vaak staat de ‘lone wolf’ niet springlevend en dreigend voor je,

maar hoor je hem nu en dan huilen in de verte.

Misschien is dat nog wel gevaarlijker:

Die gaat dan namelijk de toon van je leven bepalen, zodanig

dat je langzaam en ongemerkt in een sleur belandt,

dat je leven stiekem grijs en dor wordt.

Dan is het geen donkere nacht, maar een grauwsluier over de dag,

de verveling van de middag waar de woestijnvaders over schreven,

de acedia, noemden ze dat…

Dan kun je maar beter het donker in jezelf onder ogen zien,

het bewust in de ogen kijken, en …

… er vervolgens het licht en de liefde in ontdekken.

Het donker vreet het licht namelijk niet op – dat kan het niet.

Vertrouwd is mij de bron die springt en stroomt – dicht Juan,

al is het nacht – en ik breid het uit:

al is het december en je kunt niet goed tegen die donkere tijd van het jaar,

al is het een tijd van ziekte of andere zorgen,

al is het een tijd van dood en rouw en gemis,

al is het een tijd van depressie en wanhoop…

Ik ken de nacht en ik weet uit ervaring dat het altijd weer licht wordt, 

dat het onuitroeibare Godgevoel in het diepst van je geest,

mijn innerlijke Roodkapje, zich altijd weer aandient.

Roodkapje laat zich namelijk verleiden, verleiden door liefde.

Zodra je er bewust voor kiest om af te zien van jezelf

en lief te hebben gaat de bron weer stromen…

Nee, het donker vreet het licht niet op.

Dat loopt als een rode draad door de bijbelse verhalen heen.

Het begint meteen al in Genesis 1,

niet een verhaal over het ontstaan van de wereld,

maar een gedicht over de overwinning van het licht in je ziel.

En de evangelieschrijver Johannes grijpt op dat verhaal terug,

betrekt het op lichtmens Jezus en zegt:

de duisternis heeft het licht niet opgevreten.

Daar horen we ook de wolf in uit de Germaanse sprookjes,

de wolf die de duisternis verbeeldt en die het licht opvreet,

maar dat uiteindelijk niet kan omdat er een jager is.

Die jager is de liefde, die jager is nota bene een lam.

Ik zei het toch: tijd voor een nieuwe rolverdeling:

Het lam verjaagt de wolf…

STILTE… 

 

 

Gebeden

Licht dat wij zoeken en aanspreken als een geliefde: jij.

Vanuit de diepte van ons hart zeggen wij uit wat in ons leeft,

wat in ons leeft aan liefde, vreugde, dankbaarheid,

maar ook verdriet, gemis, hunkering, angst en pijn…

Wij noemen in onze voorbeden:

De wereld in zijn bezetenheid, zijn onrust en ongeluk: Syrië, Mali, de Filippijnen en zoveel andere plaatsen…

Onze samenleving in de groeiende kloof tussen rijk en arm, allen die aangewezen zijn op zorg en hulp van anderen, mensen die niet mee kunnen doen in de ratrace, slachtoffers van de crisis, de kwetsbaren…

Allen die ziek zijn, thuis, in ziekenhuizen of verpleeghuizen, en hen die de dood onder ogen moeten zien, zelf of bij een vriend of geliefde…

Mensen die een ‘donkere nacht van de ziel’ ervaren, misschien in een ongeïnspireerd leven, in verkommerende liefde, in een depressie…

Onze geliefden, onszelf, de vreugden en de vragen van ons hart, in de stilte…

We bidden samen het gebed van Jezus: Onze Vader…