Waarom zit je zo in het donker? Advent 2017

Opstapje naar het thema: Wat zoek je, kleine beer?

 

Ha, kleine beer, wat loop je daar zo met je neus op de grond. Zoek je iets?

Jazeker zoek ik iets…

Wat zoek je dan, kleine beer?

Ik zoek iets dat heel zacht is…

O, zoek je dan misschien jezelf, kleine beer?

Nee joh, ik ben geen mens! Ik ben een dier, hè, ik heb mezelf allang gevonden, ik ben altijd mezelf…

Maar wat is het dan, kleine beer?

Ik zoek iets dat zacht is, iets waar ik heel rustig van word…

Zoek je dan misschien een knuffeldier, kleine beer?

Nee, geen knuffel, dat ben ik immers zelf. Maar het heeft er wel mee te maken. Ik zoek iets dat zacht is en rustig en waarin ik kan slapen…

Aha! Een bed dus!

Nee meneer, wij beren slapen niet in een bed, maar in een hol… Ik zal het maar zeggen want je maakt het veel te ingewikkeld. Ik zoek…. duisternis!

Duisternis???

Ja, gewoon, dat het donker is. Echt donker. Zwarte nacht. Dat eindelijk mijn ogen kunnen uitrusten van al dat licht. Altijd dat scherpe licht…

Maar het wordt toch elke avond donker, kleine beer? En in deze tijd van het jaar is het ook nog eens heel lang donker elke dag.

Kan zijn, maar voor mijn winterslaap heb ik echt donker nodig. Dat heerlijke zwarte zachte en stille donker. En het is NERGENS meer donker, meneer. Overal schreeuwt het licht. Overal lichtslangen, fonteinen, billboards, fabrieken, ja, zeeën van licht. Ik ben wanhopig. Wanhopig op zoek naar het donker…

Op zoek naar het donker… Wacht! Ik weet misschien nog wel een plekje, kleine beer. Achter je ogen. Doe je ogen maar dicht…

 

(even stilte)

 

De kinderen gaan naar hun eigen ruimte – muziek

 

LEZINGEN:

Ook op zoek naar het donker…

Frank Boeijen – De Verzoening

Het was een onbekende weg die ik heb afgelegd

naar het licht, op zoek naar het donker.

Verlangen naar verlangen, uit dat harnas van spijt, jaloezie en belangen.

Onderweg spuwden stuurlui aan wal hun gal,

ze hebben nooit iets bereikt, ik bleef eigenwijs.  

 

En toen, toen zag ik jou, je bent zoveel voor me geweest,

een moeder, een dochter, de mooiste vrouw.

Maar als altijd met iemand die nooit iets zeker weet

won mijn twijfel van ons geluk, maar vanavond ben ik hier terug

en ik vraag je:

Heb me lief, heb me lief, heb dit lichaam lief,

bemin mij, bevrijd mij van het duister in mijn hoofd,

mijn straat loopt hier dood…

 

Wat achtervolgde mij hiernaartoe?

Was het de prijs van de roem?

Of het verlangen voor één nacht iemand te vertrouwen?

Of was het die hyena, die jakhals, die wacht tot ik neerval

en waarvan ik dacht dat het een vriend was?

Maar zijn  wij samen niet sterker dan alles wat ons bedreigt?

Ik sta klaar voor de strijd, met als wapen de waarheid,

en dat is:

 

Heb me lief, heb me lief, heb dit lichaam lief,

bemin mij, bevrijd mij, van dat gevoel van schuld,

verraad mij met een kus.

Heb me lief, heb me lief, ik weet: meer vragen kan ik niet.

Wij verzoenen ons vannacht,

bemin mij, streel mij, heel mij,

heb me lief.

 

Strofen uit ‘De donkere nacht’ van Johannes van het Kruis

 

1

In een nacht, aardedonker,

in brand geraakt en radeloos van liefde

– en hoe had ik geluk! –

ging ik eruit en niemand

die ’t merkte – want mijn huis lag reeds te slapen.

 

5

O nacht die mij geleid hebt!

O nacht, mij liever dan het morgengloren!

O nacht die hebt verenigd

beminde met beminde,

beminde, opgegaan in de Beminde.

 

8

Mijzelf liet ik, vergat ik;

ik drukte het gelaat aan mijn Beminde;

het al stond stil, ik liet mij gaan,

liet al mijn zorgen liggen:

tussen de witte leliën vergeten.

 

Fragmenten uit Psalm 63 (eigen vertaling, WJ)

 

God, mijn God ben jij,

jou blijf ik zoeken,

mijn ziel is dorstig naar jou,

naar jou smacht mijn lijf,

in een land uitgedroogd,

uitgeput – zonder water.

Want rijker dan het leven

is jouw liefde.

Mijn ziel wordt verzadigd

als met room en de heerlijkste spijzen,

mijn mond loopt over

van liefdebetoon,

 

wanneer ik op mijn bed

over jou mijmer,

dan lig ik wakker

van liefde…

 

 

 

 

Naar aanleiding van deze mooie teksten ga ik wat filosoferen. Voel u volkomen vrij om er anders over te denken of het anders te beleven. Dan voel ik me dat ook.

 

 

Meditatie

Lieve mensen,

in deze tijd zien we uit naar het licht

en in de kerk zingen we de Adventsliederen over het licht.

Niets mis mee, maar het roept wel een vraag op:

Waarom zouden we want het is nauwelijks meer donker?

Niet alleen is in ons land elk plekje gevuld met licht,

maar ook alles wat schemert, alles wat ontdekt wil worden,

wat zich tonen wil in zacht maanlicht,

bijvoorbeeld een oude toren of een kasteel

zetten we in een brulboei van licht: ZIE MIJ, ZIE MIJ!!!

Zoals in augustus de Zwarte Pietendiscussie weer begint

en de pepernoten in de etalage worden uitgestald,

zo worden in oktober de bomen al vol lichtslangen gehangen.

 

Het lijkt wel of mensen van nu bang zijn voor het donker.

Net zo bang voor de duisternis als voor de stilte.

Als we zingen over het licht

moeten we eerst de duisternis maar weer leren kennen – en toelaten.

Het heilzame van duisternis proeven.

De waarde van de nacht.

Hoe heerlijk zijn de plekken in de natuur waar het nog echt nacht is.

Hoe goed voor de ogen en de ziel is het duister.

Ik ken een camping waar mensen nog sterren kunnen kijken,

maar de hele Zeeuwse kust wordt volgebouwd met Vinex-wijken.

Hoeveel is er al kapot gemaakt.

Ik herinner me nog de duisternis vroeger op de boerderij.

Maar toen kwam de fabriek met een metershoge affakkelende vlam,

zodanig dat de hanen ’s avonds kraaiden…

 

… Stilte…

 

Lichtvervuiling, het is de plaag van de verstedelijkte wereld waarin wij leven.

Wat vond ik het verschrikkelijkst in Bombay?

Ja, de sloppenwijken, de drukte, de gekte, de kilometers blik,

maar vooral dat het nooit ophield,

dat de nacht niet bestond: city that never sleeps.

En wat vond ik het heerlijkste in dat dorp in Gambia?

De stikdonkere nacht met zijn duizelingwekkende sterrenhemel.

 

We hebben het duister nodig om het fijnere licht te zien.

Om de kleinere, nevelige lichten te zien aan het firmament. 

Om die super-lichtgevoelige staafjes  in ons netvlies te activeren

waarmee we zo verrassend goed in het donker kunnen zien.  

Maar we hebben het donker ook nodig om onze ogen te laten rusten.

En om zelf via onze ogen de rust in te laten dalen.

Een vrouw vertelde: ‘Ik zit altijd te schemeren.

Als ik het langzaam donker zie worden kom ik zelf ook langzaam tot rust.

Dan is het net of het donker ook traag in mij stroomt en alles toedekt.

Dat deed ik als kind al, maar dan kwam mijn moeder binnen en die zei:

Kind, waarom zit je zo in het donker?

Ze vond het gek.’

 

… Stilte…

 

Soms wordt gezegd: de nacht is voor het ongedierte.

Niks hoor, de nacht is voor de liefde en de slaap.

 

Frank Boeijen gaat op zoek naar het licht,

naar moet daarin het donker vinden,

om de liefde, de verzoening, te ervaren.

Het is een en al verlangen,

verlangen om voor één nacht iemand te vertrouwen

en volkomen één te worden.   

De nacht van de hartstochtelijke, geestelijke en lijfelijke liefde:

Heb me lief, heb me lief, heb dit lichaam lief,

bemin mij, bevrijd mij…

 

Ook bij Johannes van het Kruis heeft de nacht geen negatieve betekenis.

In de nacht komt de liefde hem verontrusten.

Zijn liefde richt zich op God, de Beminde.

Die liefde is geestelijk, zeggen we dan.

Maar lichaam en ziel zijn geen tegenstellingen,

ze zijn elkaars uitdrukking, elkaars spiegel, aanvullend. 

Wat is daarin dan God?

God is die wonderlijke gloed in je die je drijft naar liefde.

God is de liefde waaraan je deel hebt

en waarmee je een wil worden. 

Ieder mens draagt in zijn inborst een liefdesnestje,

waar de Beminde woont,

of je die nu God noemt of niet.

 

Juist in de eenzaamheid kun je dat ervaren,

zoals Johannes van het Kruis in de gevangenis van Toledo

waar geen lichtstraaltje doordrong.

Juist in dat donker, ja, misschien wel dankzij dat donker, zag hij het licht,

zoals we dankzij het donker de sterren zien.

God als een minnares in hemzelf, een liefde

waarin hij zich verliest.

Mijzelf liet ik, vergat ik;

ik liet al mijn zorgen liggen:

tussen de witte leliën vergeten…

Zelfverlies in de liefde, die voert naar de slaap.

 

… Stilte…

 

En zo dromen we psalm 63 binnen…

De dichter zucht vanuit zijn diepste verlangen,

verlangen naar de bron,

heimwee naar de oorsprong: O God, mijn God.

Ook voor hem geen tegenstelling tussen lichaam en geest:

naar jou dorst mijn ziel, naar jou smacht mijn lijf.

En ook hij vindt vervulling in de nacht:

… wanneer ik op mijn bed

over jou mijmer,

dan lig ik wakker

van liefdebetoon…

 

Wat gebeurt er nu eigenlijk?

In het schemergebied tussen waken en slapen,

als onze hersenen volkomen ontspannen zijn,

dan worden die onontgonnen hersencellen geactiveerd

waar onze Godervaring huist,

waar liefde en volkomen verzoening aan het licht komen.

Dan rusten ziel en lichaam in verstilling en loomheid,

in een weldadige leegte – een rusten in God.

In dat punt van geen vrees, het punt van geen haat.  

Een punt dat alleen liefde genereert.

Een liefde… rijker dan het leven,

als room en de heerlijkste spijzen…

 

Koester die momenten, want zij zijn de werkelijkheid.

Ze raken de bodem van de menselijke geest – en dat is God.

Al het andere is illusie.

 

… Stilte…

 

Waarom zit je zo in het donker?

De nacht is ook een zon – zei Nietzsche.

 

Ik lig in het duister,

het zachte en rustige duister.

 

Ik denk aan de dag,

de drukke en doldwaze dag.

 

De nacht kan het aan,

de nacht kan het allemaal aan.

 

…Stilte…

 

 

Gebeden

(De stilte zou genoeg zijn, maar wij zijn mensen en hebben woorden nodig. Maar het zijn woorden die uit de stilte zijn gevallen)

 

Gij,

in het diepst van ons wezen verborgen bron,

we peilen u,

we tasten naar u in de stilte…

Vanuit het diepst van ons wezen

spreken wij uit wat ons bezielt,

onze levenslust,

onze vreugde om schoonheid en liefde,

ons verlangen,

onze vragen,

onze angsten en zorgen,

onze pijn om gemis,

onze voorbeden voor de wereld

en voor wie ons lief zijn

in de stilte…

We bidden samen het Onzevader.