Een smoelwerk met zachte ogen

Een smoelwerk met zachte ogen.

Boekpresentatie “Waar ben je nu?” – 9 september 2011, De Drukkerij

Inleiding Wim Jansen

Dankwoord Aarnoud, Jan en Trudie.

 

Lieve mensen, in het bijzonder Lies,

in de oubollige jaren 60 was er de volgende reclamespot:

Koning, keizer, admiraal, Popla kennen ze allemaal.

Popla was een merk wc-papier – bestaat het nog?

Een nogal ontluisterende reclame dus.

Denkend aan de dood ga je vanzelf variëren op die slogan:

Koning, keizer, admiraal, dood moeten we allemaal.

Het is de onverbiddelijke zekerheid van ons bestaan.

Je kunt twee dingen doen: ervan wegkijken, of er vol ingaan.

In het mooie programma “Hello goodbye” kwam een mevrouw aan het woord,

die recent met de dood was geconfronteerd.

Zij sprak aldus: “In het gewone leven

moet je natuurlijk maar niet teveel stilstaan bij de dood,

maar als het op je pad komt kun je niet anders dan erover nadenken.”

Je moet er maar niet teveel bij stilstaan…

Dat vindt u misschien ook, maar ik zie het anders.

Ik zou zeggen:  Aangezien de dood de enige zekerheid is

lijkt het mij juist verstandig

om er maar zo goed mogelijk mee in het reine te komen

en in zekere zin dit leven ook te zien als een voorbereiding op de dood,

zoals de filosoof Montaigne zei: Leven is leren sterven.

Vaak zeggen mensen dan: Maar dat is toch vreselijk somber…!?

Ik zeg dan: Integendeel.

In Trouw stond gedurende een aantal maanden de rubriek:

Brief aan mijn jongere ik.

Daar was één persoon bij die aan zichzelf als jongere schreef:

“Jij hebt als jongere heel lang zitten pappen en nathouden.

Er kwam niets uit je handen.

Pas toen je met de dood werd geconfronteerd ging je je inspannen.

En pas toen ging je echt leven.”

Dat is wat ik bedoel en het is ook een grondgedachte in het boek:

In het besef van de dood wordt het leven intenser en ja, vrolijker!

De bewust gevoelde en ondergane aanwezigheid van het donker

kleurt het licht feller.

Daarom zou ik zeggen: Ga de confrontatie aan.

Kijk de dood in z’n smoelwerk, en zeg:

Zo vriend, wij hebben nog iets te verhapstukken samen.

Toegegeven, de eerste klap is voor jou,

maar laat het nu bij voorbaat 1-0 zijn voor jou,

in blessuretijd kom ik langszij en vervolgens op voorsprong.

Paulus formuleerde het iets klassieker:

Dood, waar is uw prikkel?

En waarom zou ik het trouwens zo hard zeggen?

Waarom zeg ik niet:

Zie de dood aan in haar zachte, ernstige ogen?

Dat is een vraag van het boek.

Of de dood eigenlijk wel zo’n vijand is als wij hem meestal ervaren.

 

Dat brengt ons bij een andere vraag.

De eeuwige vraag naar eeuwigheid.

De eeuwige vraag naar God, of wat we God noemen.

In het besef van de dood wordt ook die mystieke dimensie intenser.

Het zal jullie niet verbazen dat dit misschien wel de essentie van het boek is.

 

Los van geloof of ongeloof,

wie de dood op zich laat inwerken als realiteit, wie daarin oefent,

die komt altijd uit bij wat een Boeddhistische non noemde:

Het punt van geen vrees. 

Geen vrees – juist door er in te gaan.

Raadselachtig hè? Lees het boek!

 

Niet alleen leven en mystiek worden intenser in het omgaan met de dood,

ook en vooral de liefde.

Want o, wat wordt liefhebben heftig

als je de adem van Heintje in je nek voelt hijgen.

En wat blijft liefde krachtig overeind,

als hij een geliefde bij je heeft weggekaapt.

 

Intenser leven en liefhebben,

dat brengt me bij Jaco en bij jou, Lies.

Want wat heeft hij zijn laatste herfst, in India, intens beleefd!

Had ik geweten dat het zijn laatste herfst was,

dan zou ik ook zelf nog veel meer genoten hebben van zijn impressies.

Genoten heb ik sowieso van hem en met hem.

Van zijn vriendschap en heimwee,

ons gedeelde heimwee naar schoonheid – vooral in poëzie.

En niet te vergeten zijn humor.

Als hij bijvoorbeeld gehoord had van mijn website die online komt,

zou hij zich rot gelachen hebben.

 

Lies, het is natuurlijk mijn Jaco die je in het boek tegen zult komen,

zoals ik hem heb meegemaakt als vriend.

Ik hoop dat hij jou niet tegenvalt.

Ik wil je bedanken dat je Jaco zo vaak aan zijn vrienden hebt afgestaan.

Tenslotte, ik hoop dat jij, en de anderen hier,

iets van troost vinden in dit boekje,

ook al neem ik bepaalde zekerheden weg.

Van dit boek, dat ik aan Jaco heb opgedragen,

reik ik jou zo meteen het eerste exemplaar uit,

maar niet voordat ik een fragment voorlees uit een van de brieven aan Jaco:

 

Blz. 23 m.u. v. de laatste regel.