Korte inleiding op het thema
Dit is ongeveer de dienst zoals ik die gehouden voor de IKON. Mocht u toevallig geluisterd hebben, dan ziet u het nu nog eens life.
We vierden Pasen. Het feest van het nieuwe leven, lente, bloei. Dat neemt niet weg dat ons leven nogal beheerst wordt door de ijzige oostenwind van de dood: het refrein van Hein. Een paar jaar geleden verongelukte mijn beste vriend dodelijk. Ik ben naar hem op zoek gegaan met de vraag: Waar zijn onze doden? – en schreef er een boekje over: Waar ben je nu? Dat is de vraag.
Gebed
Gij, heilige bron waaruit wij leven,
in uw stilte doen wij onze gedachten klinken.
Wij zeggen ons verlangen uit
naar U, volkomen liefde.
Vanuit een onbestemd heimwee
tasten we naar U, reiken we naar U
in de stilte…
…
De wereld juicht van licht,
de wereld schreeuwt van pijn
naar U.
Maak ons ontvankelijk voor uw Geest.
Raak ons aan.
Amen
Voor de kinderen: Wandelen…
Durf je ook wel eens iets niet te zeggen?
Iets waar je je heel erg voor schaamt?
Laat ik je dan eens vertellen dat ik vroeger,
toen ik net zo oud was als jullie,
mij heel erg schaamde … voor mijn broer.
Mijn broer, moet je weten, is heel erg gehandicapt.
Dat is natuurlijk helemaal niet iets om je voor te schamen,
maar ik deed het toch…
Hij lachte altijd zo hard,
hij maakte rare geluiden,
hij deed gekke dingen.
Ik durfde soms mijn vriendjes niet mee naar huis te nemen.
Toen ik ouder werd en voor het eerst een meisje had
durfde ik het haar ook niet te vertellen.
Maar ja, als ik haar een keer mee naar huis wilde nemen,
dan moest ze het toch weten.
Ik stelde het maar uit en stelde het maar uit.
Tot ik het op een gegeven moment natuurlijk gewoon moest vertellen.
En weet je hoe het me lukte om het te vertellen?
Toen ik op een mooie zomeravond met haar ging wandelen.
Ik merkte dat het veel makkelijker praat als je met iemand wandelt.
Dan komen de woorden vanzelf,
dan komen de geheimen los,
dan valt de schaamte weg.
Al wandelend vertelde ik over mijn broer – voor wie ik mij zo schaamde.
Maar ze vond het natuurlijk helemaal niet erg.
Als je wandelt kun je dus heel goede vrienden worden!
Daarover gaan ook de verhalen van vandaag.
Voor en tussen de lezing van Genesis 5
We lezen een verhaal uit Genesis, dat een saai geslachtsregister lijkt. Maar het is poëzie, een mythe met een verhulde boodschap. Voor de goede orde: de getallen van de hoge leeftijden tellen niet op onze Westerse wijze maar vertellen, symbolisch, zoals we bijbelse getallen over het algemeen lezen.
….
Ik onderbreek het even want zo gaat dat maar door: en die en die doet zonen en dochters baren, en hij leeft zoveel honderd jaar en hij doet zonen en dochters baren … dan sterft hij. Steeds hetzelfde liedje… We pakken het verhaal weer op bij vers 21. U zult horen dat het refrein nu wordt onderbroken.
Hierna gaat het overigens weer wel gewoon verder.
Nu vers 21 t/m 24
Meditatie
Lieve mensen,
wandelen…
Het is heel ontspannend.
Het praat makkelijk.
Het is minder confronterend dan een gesprek tegenover elkaar.
Als je wandelt hoef je de ander niet aan te kijken.
Je kunt zo wat in de ruimte voor je uit mijmeren.
Het schept vertrouwelijkheid, intimiteit.
Ik wandelde veel met mijn overleden vriend.
En soms wandel ik nog met hem.
Dan is het net of hij naast me loopt.
Hij is er niet meer, maar toch is hij er dan weer wel.
Waar ben je nu?
Mijn vriend, mijn ouders, al mijn gestorven dierbaren – waar ben je nu?
Het is van alle plaatsen en tijden.
Het verdriet om de dood.
Het eeuwige refrein van magere Hein.
Waar ben je nu? –
dat vroeg ook de middeleeuwse dichter zich af
na het verlies van zijn vriend Egidius.
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, geselle mijn…?
Het was ook de vraag van Jezus’ vrienden, op weg naar Emmaüs.
Waar ben je nu, mijn rabbi, mijn metgezel, mijn vriend?
En al wandelend voegt hij zich bij hen, zomaar midden in hun pijn,
Hij komt zo dichtbij dat hun harten in vuur en vlam komen te staan,
dat hun verdriet wordt overstemd.
Nooit eerder was hij zo dichtbij,
zo dichtbij met zijn gloedvolle woorden, zijn stem, zijn gebaren.
Maar ze herkennen hem niet!
Hij is al te ijl misschien, te geestelijk, te veel van licht, te veel God?
Wandelen…
In de oerverhalen van Genesis
vinden we de vreemde mythe over Henoch,
Henoch die wandelt … met God, nota bene.
Dat fragment zit bijna weggestopt, weggefrommeld
in een verhaal dat een refrein is … het refrein van Hein.
Het lijkt een bizarre documentaire
over hoogbejaarde mannetjesputters uit de oertijd,
een wedstrijd in ouderdom, met Methoesjelach als kampioen.
Kijkt u maar mee.
De camera van de verteller glijdt zonder commentaar langs de hele galerie. Schijnbaar onbewogen neemt hij ook de figuur van Henoch mee.
Het subtiele verschil moet de kijker zelf ontdekken.
Van al Henochs voorvaderen en nazaten wordt verteld
hoe machtig oud ze wel worden.
En passant wordt gewezen op hun imposante verwekkingen:
allemaal brengen zij hele volksstammen voort.
Geweldenaars in potentie en productie, giganten in levenstijd.
Maar des te dodelijker klinkt het ritme: dan sterft hij…
Honderden jaren oud worden, generaties verwekken,
een greep doen naar de macht van het millennium, toe maar,
en dan toch dat spottende zinnetje: dan sterft hij…
Het telkens herhaalde, tragische motto van ons leven.
Ons refrein van Hein.
Alsof het ons moet worden ingepeperd,
alsof we dat nog niet wisten:
dan sterft hij…
Maar bij Henoch wijkt de verteller plotseling af.
Je zou bijna automatisch in dezelfde formulering verder gaan,
maar ineens zijn er, tussen de eender klinkende opsommingen,
andere woorden, een andere toon,
is er even sprake van een wending,
een schijnbaar terloopse toevoeging.
Henoch “wandelt met God”.
Hier geen sprake van het gebruikelijke heimwee bij de psalmdichters,
die “dorsten naar God”.
Nee, Henoch is al helemaal thuis in dit leven
want hij is intiem met de Allerhoogste.
Een tafereel uit de Hof van Eden.
Henoch gaat zelfs zo op in zijn wandeling met God
dat hij dit leven verlaat zonder het in de gaten te hebben!
Je zou het je zo voor kunnen stellen:
Henoch wandelt en wandelt met zijn bijzondere metgezel,
al filosoferend,
zoals dat tijdens het wandelen ook een genot is om te doen.
Op een gegeven moment,
even ontwakend uit die heerlijke roes van een goed en vertrouwelijk gesprek, komt hij tot de conclusie:
Hé, ik ben warempel intussen van de aardbodem verdwenen.
Hij had het niet eens gemerkt.
Een ideaal verscheiden, lijkt me, waar we allemaal voor zouden tekenen.
Maar waar gaat het nu om?
Het verrassende is dat er helemaal niet over zijn dood wordt gesproken!
Dat dreinende, treurigstemmende zinnetje “dan sterft hij….” ontbreekt.
In plaats daarvan wordt verteld:
dan… is hij niet meer, want God heeft hem meegenomen.
Gaandeweg Henochs ommegang met God
vervaagt de grens tussen leven en dood
en tussen Henoch en God – hij valt steeds meer samen met God!
Zijn individualiteit, met bijbehorende drang tot levensbehoud,
het verschrompelt in de aanwezigheid van God.
Zijn ik is niet belangrijk meer.
Henoch gaat letterlijk op in God, al tijdens zijn leven.
Daarom doet de biologische dood er ook niet meer toe.
Er is allang geen individu Henoch meer.
Er is alleen maar God.
Dit is Pasen in het Oude Testament.
De grens van de dood die wordt opgeheven – in God.
Het refrein van Hein wordt doorbroken.
Het zeurt daarna wel weer verder in het verhaal,
maar het kan nooit meer zo dodelijk klinken.
Er is een wig in gedreven.
De dood is niet de enige en niet de laatste werkelijkheid.
In het wandelen met God
gaat een andere melodie de boventoon voeren:
steeds meer gaan lijken op God… tot je… volledig opgaat in God.
Maar wat is dat dan eigenlijk – wandelen met God?
Kan ik dat ook?
Misschien geloof ik wel helemaal niet in God.
Of ik zie God niet als een persoon met wie je kunt “wandelen”.
En ik ben niet zo van het opgelegde “lees je bijbel bid elke dag”…
Wat moet ik me voorstellen bij “wandelen met God”?
Mijn verongelukte vriend, met wie ik zoveel wandelde,
was altijd nogal huiverig voor het woord God.
Hij ging er dan ook heel zuinig mee om.
En toch durf ik van hem te zeggen dat hij wandelde met God.
Waarom?
Omdat het veel meer te maken heeft met verlangen
dan met opgelegde vroomheid.
Zo heb ik zijn persoon en zijn leven getypeerd:
verlangen naar het licht.
Verlangen naar schoonheid, naar het pure, zuivere, naar gerechtigheid,
verlangen naar het heilige,
ook al noem je het zelf niet eens God.
Verlangen naar volkomen liefde.
Wie daarvan iets heeft geproefd,
die heeft de smaak te pakken – die wil meer!
Die gaat iets van het licht ervaren,
het ongrijpbare, het mysterie,
waarvoor de bijbelvertellers het woord God reserveren,
of de onuitsprekelijke poëzienaam JHWH.
Die gaat nabijheid ervaren en warmte en rust,
die raakt vertrouwd met die geheimzinnige aanwezigheid,
wordt er intiem mee, wordt er door “meegenomen”,
zodanig dat jouw individualiteit steeds minder belangrijk wordt,
dat je jezelf verliest in het grote verband,
en dat dus de dood steeds minder vat op je krijgt.
Wandelen met God,
wandelen in verlangen,
wandelen in liefde die alleen maar zuiverder wordt.
Waar ben je nu, Henoch?
Ik? Ik ben nog steeds aan het wandelen,
niet langer met God, maar in God.
Ik ben niet meer, ik ben door God meegenomen, in God opgenomen,
ik ben God geworden…
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, geselle mijn…
Dat zeggen ook de wandelaars op weg naar Emmaüs.
Jezus, waer bestu bleven?
Mi lanct zo na di…
En ze hebben het niet in de gaten
dat hij juist met hen meewandelt
in dat verlangen,
zoals God met ons oploopt,
juist in ons verlangen.
Zoals onze gestorven geliefden in ons aanwezig zijn,
juist in die verlangende vraag:
Waar ben je nu?
Amen
Gebeden
Gij, vreemdeling die met ons oploopt,
ons aanhoort, ons verdriet peilt.
Gij, die ook onze harten in vuur en vlam zet,
vuur van de liefde – Gij, ons nabij.
Verlicht en verwarm de wereld met uw Geest,
kom met uw gloed
daar waar de harten koud zijn en geestloos.
Kom met liefde,
daar waar mensen elkaars en hun eigen leven kapot maken
in blinde haat.
Wij noemen U onze gebedsintenties:
– alle landen waar conflicten en oorlogen het dagelijks leven beheersen, in het bijzonder Syrië en Mali
– mensen die moeten leven in een situatie van onderdrukking en onrecht
– allen die gebukt gaan onder zorgen vanwege de crisis, mensen die hun baan verloren of dreigen te verliezen, mensen met financiële problemen
– zieken, thuis, in ziekenhuizen of verpleeghuizen, mensen met lichamelijke of geestelijke pijn, en wie de dood onder ogen moeten zien
– allen die eenzaam zijn, of zich eenzaam voelen, in de steek gelaten
– de vragen van ons eigen leven en wie wij liefhebben brengen we samen in de stilte…
…
We bidden het gebed dat Jezus ons heeft geleerd:
Onze Vader, die in de hemelen zijt,
uw naam worde geheiligd,
uw Koninkrijk kome, uw wil geschiede,
gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking maar verlos ons van de boze.
Want van U is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid,
tot in eeuwigheid.
- Amen.