Hieronder de nieuwe gedichten die ik geschreven heb na ‘ZINGEN AAN DE STYX’ (gepubliceerd november 2016). Aan de Styx voorbij dus. In omgekeerd chronologische volgorde. Behalve dit eerste, voor Eliane, dat blijft altijd bovenaan staan.
Inmiddels zijn veel van deze gedichten opgenomen in de bundel KIJK EENS LIEF (zomer 2021). Van Eliane en mij samen. En in de geselecteerde bekroning van een levenslange verzameling gedichten voor Eliane: ELIANE – liefdeslyriek (2023). Het eerste gedicht na het verschijnen van die bundel is: De maan, zij is…
Eliane
Ik heb je lief:
het glanzen
van je glimlach
en je oogopslag
de diepte
van de stilte
in je stem
het vuur
van je verliefdheid
levenslang.
Ik heb je lief.
Schelde
Wat is er mooier dan
de schepen in de nevel,
beschenen door de morgenzon?
Wat is er mooier dan
die witte stilte
aan de horizon?
Wat is er mooier dan
vergaan
en opgaan
in dat licht?
Recycle
Zoals ik ooit mocht worden,
ontword ik nu.
Zoals jij mij hebt opgebouwd,
zo bouw jij mij nu af,
cel na cel
en brengt mij terug
tot in mijn kern
en dat
ben jij.
Overkant
Ik zie vanuit
mijn raam
de overkant,
mijn moedergrond,
mijn Zeeuwse
Vlaanderenland.
Smaragdgroen
is dat land,
zo levend
is dat land.
Maar ik
ga dood
en zie uit naar
mijn overkant.
Junigedicht
De aarde is een feest,
zonovergoten feest,
het graan danst op de wind.
De aarde is een feest,
de lieve, lange dag
zet ons in vuur en vlam.
De aarde is een feest,
het goddelijke feest
van groen en groei
en licht.
Pet-CT-scan en Shiva
Zo kun je het zeggen:
meneer K rukt op in mijn lijf
en hij licht overal op in mijn botten.
Dat is de taal van de oncoloog.
Maar ik spreek liever de taal van de verbeelding.
Want zo ervaar ik het.
Shiva, de god van de vernietiging en de schepping, is bezig mij te onttakelen.
Mijn lichaam moet worden afgebroken om mij terug te brengen tot mijn kern.
Tot mijn naakte bestaan van energie: liefdesenergie.
Shiva is bezig mij los te maken van mijn tijd- en ruimtegebonden gestalte.
Is bezig mij tot een nieuwe schepping te maken.
Een schepping die volkomen vrij is om te waaien waarheen mijn liefde wil.
Shiva bereidt mij voor op mijn nieuwe bestaan.
Om in jullie harten te kunnen wonen.
Te stromen en vloeien en branden.
Beklaag mij niet.
Want ik ben bezig te worden ontmanteld
tot pure liefde.
Zomerboom
Een zomerboom is zacht en rond en vol
van leven als een vrouw.
Een zomerboom is nest en schuilplaats
en schaduw en een huis.
Een zomerboom is armen
die reiken naar de zon.
Een zomerboom is een gebed
en een omhelzing van het licht.
Een zomerboom
is God.
Een zomerboom ben jij
altijd voor mij geweest.
Libido
Toen ik 73 jaar geleden
van wal stak wist ik niet
hoe mooi de reis zou zijn
met jou aan boord
en dat het eiland
waar ik ooit stranden zou
zo ver voorbij
de vrees zou zijn
zo lust en licht en liefde
zo louter libido
zo jij
zo God.
1970
Ik had niets meer
met God,
maar die tere glans
in je ogen,
je lieve, lieve
lach,
het weelderige golven
van je haar,
de zachtheid van je handen
op mijn huid,
je gulzigheid,
je geilheid,
mijn God!
Just a drop of water in an endless sea (Kansas)
Wij zijn maar waterdruppels,
jij en ik.
Maar kijk nou eens
wat er gebeurt.
God schittert in de Schelde
onder een loden lucht.
Terugkijkend
op mijn leven
zie ik mij gaandeweg
zo zoet verzeild geraakt
in dit, mij onbekende land,
waar jij regeert
met onwaarschijnlijk
zachte hand
en mij
zo vrolijk vrouwelijk
hebt overmand.
Toen ik in je ogen keek
die allereerste keer,
dacht ik:
waar of wanneer
zag ik dit eerder?
Toen ik thuiskwam
en mijn hondje mij aankeek,
wist ik het.
Laat mij
liefste,
in de lichtkring
van jouw lust
waarin de angsten
en de pijnen
worden opgelost
als nevel
in de zomerzon.
Zo dronken
zinderend en zot
van God
De maan, zij is
een wijze vrouw,
zij strooit haar licht
zo stil,
haar witheid zacht
weerspiegelend
en vriendelijk rimpelend
in de rivier
spreidt zij
haar liefde wijd.
Zij lijkt op jou,
de maan,
ik noem haar God
De zon
die met haar licht,
verzacht door zee en mist,
je zoveel schoonheid schenkt
verzengt je ook
maar altijd
is zij bron
en altijd
heeft zij lief.
Afscheidsfeest
Geen zwaarte, liefste,
nee, geen zwart en geen
geweeklaag rond een kist
waarin ik niet meer ben.
Ja, vier veeleer
de vonken van ons vuur
dat branden blijft
voorbij dit eind.
Grafschrift
Hier ligt Wim
niet.
Wim is niet
doodgegaan.
Wim is
opgegaan.
Collectors item
Ik weet bij God niet waarom
noch waaraan ik het verdiend zou hebben –
ik heb het niet verdiend…
maar ooit moet
zoiets als God
hebben gezegd:
‘Luister, Jansen,
ik geef jou
het aller mooiste
en aller kostbaarste
uit mijn collectie
scheppingen.’
En ik bleef achter,
verpletterd
door genade.
Als ik doodga
Mijn liefste, als ik doodga,
denk dan
aan deze woorden:
je was voor mij
zo teer,
zo morgenlicht,
zo ongelooflijk mooi,
zo vol geluk,
zo God.
Je was voor mij…
…elk woord voor jou
is een blamage.
Bibliodrama
Kom, spelen we
bijbeltje,
was ik
legio:
de gek tussen de graven
en de melaatse
en de verloren zoon
en de blinde
en de dode…
Was jij Jezus.
Er zijn van die dagen
Ja, er zijn van die dagen
die me onderdompelen
in dikke duisternis,
in de angst van mijn hart,
in de pijn van de zeer
ongenode gast in mijn lijf.
Dan hol ik mijzelf uit
tot op het merg
van mijn bitterste chagrijn.
Maar ik kan nooit verduisteren
het vreemde, zoete licht
dat uit dit niets verrijst.
Terugblik van later
In winterdonker lagen wij
verstrengeld.
Ik fluisterde: ‘Jij bent
zo ongelofelijk van God.’
‘Nee, jij’, zei jij,
‘jij bent van God.’
‘Maar jij bent meer van God.’
‘Nee, jij bent meer van God.’
We werden het niet eens,
maar het werd licht
en het is licht gebleven
ook toen ik dood was.
Metamorfose
Wanneer ik in de nacht
mij in de slaap verlies
vind ik mij ‘s morgens terug
gemetamorfoseerd
in jou.
Doodgaan is klaarkomen
Steeds vaker denk ik aan de dood,
en niet angstvallig,
nee,
als ik van liefde brandend wakker word
en alles in mij
stroomt en gloeit,
dan komt het mij zo helder voor de geest:
doodgaan
zal een ultiem orgasme zijn.
Siësta
Ik lag te mediteren,
maar nee, dat is niet waar,
ik lag maar wat,
lag zomaar wat,
en zie, een warme golf
sloeg door mijn lijf
en wakkerde in mij
een zinderende liefde aan
voor jou, altijd
voor jou .
Psalm 40
Til mij omhoog,
liefste,
uit de modder,
uit het slijk,
ja, til mij in
jouw lichtkring
en bewaar mij
voor altijd in
jouw atmosfeer
zo diep en dicht
doortrokken van
het allerhoogste.
Mijn Koh-i-Noor
Zo glanzend jij,
zo teer zo
barstensvol
God,
ik zal je zo zorgvuldig
inwikkelen
in het allerzachtste
fluweel,
het langzaam
en aandachtig
toevouwen
en teder je
verstoppen in
het allermooiste
doosje.
Dit ben jij
Zo honingdruppels rijkelijk
lekkend
uit God.
Bij de foto
Het was in het najaar van 1968
toen jij plotseling opdook in mijn leven.
Ik zag je diepte
in je blik.
Ik zag je zachtheid
in je lippen.
Ik zag je rijkdom
in het golven van je haar.
Ik zag je felheid
in de lichtjes in je ogen.
Ik hoorde hoe je stilte
resoneerde in je stem.
En ik wist het:
God bestaat.
Kosmisch
Een universum
wit en licht
dijt uit in mij
en om mij heen.
Een gloed
doortrekt mijn lijf,
verteert mij zacht
als God.
Een kosmisch vuur,
en dat
ben jij
in mij.
En weer
vannacht
daalt in mij neer
dat zachte,
zinderende
waar alle vragen,
alle angsten
en ikzelf
in worden opgelost.
Het vloeit uit jou,
godin.
Schilderij
Wij liggen samen
zo zoet gevangen
in een gloed
van warme kleuren,
een gouden greep
van licht.
Wij liggen samen
gevat in God.
De Profundis
Mijn allermooiste meisje ever,
zoiets had ik nog nooit gezien:
zo teer, zo
stil en wijs, zo
tot aarde en tot lichaam,
tot koningin en engel
getransformeerd
gedicht.
Grote God,
wat heb ik van je gehouden!
Na een vrijpartij
Als je nu in mijn hoofd kon kijken,
dan zag je
een brede,
traag stromende
rivier
van wit en licht en
room en zoete
overvloed waarin
jij baadt,
of nee,
jij bent het,
die rivier.
Wanneer ik slaap
naast jou,
dan gooit mijn ziel
de trossen los
en zeilt
het eiland tegemoet
waar onze liefde
zich verdicht.
tot God.
Wanneer ik wakker word
vind ik mij terug
in ons,
verrukt
van een ondraaglijk licht.
Eliane
Jouw naam is
om te zingen, zacht
voor je uit te zingen,
is dansen, langzaam
en gewichtloos dansen
op de klanken:
Eliane…
Eliane,
jouw naam is
poëzie:
een dans
van licht en liefde,
net als jij.
Weet je wat zacht is?
Zo zacht en zoet
als donkerrode
frambozen?
Jouw lippen
zo gulzig open
als we vrijen,
zo zoekend
naar de mijne
gulzig open.
Weet je wat zacht is?
Jouw liefde
in mijn leven.
Wat overblijft?
Jouw alles
overrompelende
veelheid
aan lust en liefde.
Een leven lang
gedragen door
een hoge, witte wolk
en dat
ben jij.
Een wandeling ’s morgens vroeg
onder een wolkendek.
Een lichtstraal piepte
door een gaatje
en wroette zich een opening
waarin een schitterende vlek
als een gezicht verscheen.
Was ik het of
was jij het die het zei?
‘Hé, daar is God.’
Dat zeg ik al
mijn hele leven
als ik weer naast jou wakker word.
Droom
We dansten vederlicht vannacht,
we dansten
door de dood
of nee, het was
het leven, het maakte
geen verschil.
We dansten vederlicht, het was
zo teer en toch
zo onverwoestbaar sterk,
het was
zo ongelooflijk
jij.
Oergevoel
De dageraad,
schemergebied,
een vogel klinkt,
nog een en nog een tot
een dans, een zotternij
van fluiten.
En zie, mijn hand
tast als vanzelf
naar jou en glijdt
over jouw zachte onderbuik,
ons diepste
liefste
oergevoel.
Wakker worden
Mijn lief en ik,
we lagen hand in hand.
‘Zoet, zacht en goddelijk
geluksgevoel’,
zei ik,
‘klopt dat?’
‘Het klopt’
zei ze.
‘Geen vrees?’
vroeg ik.
‘Geen vrees’
zei ze.
We vreeën
zalig.
Vannacht
Wij lagen in God vannacht,
op een heuvel
van licht,
wij, jij en ik
met alle attributen
van ons leven:
de jammere jaren van jouw jeugd,
jouw angsten
en verlangen,
mijn woede op de wereld,
mijn angsten
en verlangen
naar het licht,
het licht waarin
wij samen lagen
vannacht.
Misverstand – gesprek met oncoloog
Jij spreekt van
pech,
ik van
klus.
Jij spreekt van
patiënt,
ik van
Viking.
Jij spreekt van
ziekte,
ik van
liefde.
Jij spreekt van
einde,
ik van
vervulling.
Jij spreekt van
inslapen,
ik van
ontwaken.
Poes
God is een speelse poes
die spint en kroelt en kronkelt
en krols zich aanbiedt
aan jouw aaien
en in de holte van jouw hand
bolt zij haar rug
en schurkt haar warme, zachte vacht
tussen jouw vingers.
Achter mijn ogen
Als ik mijn ogen sluit
gaat er een wereld open
en in mijn brein ontvouwen zich
de landschappen van licht
en in de verste verten
de nevelblauwe bergen
en een rivier van vuur
die stroomt in God
en die rivier
zijn wij.
Een veld van liefde
En elke nacht
word ik geleid
voorbij de vrees
voorbij de pijn
voorbij de dood
voorbij mijzelf
en vind ik ons
voor eeuwig samen
in een veld
van liefde.
Voor ik verdwijn
in dat verliefde licht
achter de heuveltop
kijk ik nog een keer om
en zie
het land waarin
wij zwierven en beminden,
hoe wonderschoon het was,
hoe zonbeschenen.
De dood is van goud
Wij wandelden in het morgenlicht,
wij wandelden langs het meer.
Het morgenlicht was grijs,
het meer was grijs.
En toen
verrees de zon.
Wij wandelden in het morgenlicht,
wij wandelden langs het meer.
Het morgenlicht was goud,
het meer was goud.
En ik dacht aan de dood
en wist:
zo zal het zijn.
Annica*
Zo zacht ontwaakt,
zo liggend in
de zonnestroom waaraan
ik toebehoor
en dan
te worden meegevoerd,
zo zonder mij,
zo heerlijk doodgegaan,
zo drijvend op
dat zoete licht
in jou.
*Term uit het boeddhisme: het eeuwige worden, de stroom van levende relaties die het individu overstijgt. Ik interpreteer het als een stroom van liefde.
Goud
Wanneer mijn ziel een wolkje was,
dan was zij Goddooraderd
en Godomrand,
zoals je dat soms ziet.
Dat ben jij
in mij.
Terugblik 1969
Mijn mooie donkere meisje,
mijn mooie lieve meisje,
je weet niet half
nee nee,
je weet niet half
hoe wonderschoon je was
hoe stil je ogen glansden,
hoe ongelooflijk hoe rampzalig,
hoe hoog ten hemel schreiend,
hoe diep tot in mijn merg
ontroerd,
hoe jubelend en juichend,
hoeveel ik van jou heb gehouden.
Rivier
Ik lig in jou,
jij golf van licht,
jij overweldigt mij
zo teer
en neemt mij op
en draagt mij mee
licht als een veer,
omspoeld en overspoeld
om samen uit te stromen
in God.
Dief in de nacht
Wie ben jij toch?
Die in de nacht
mij opzoekt in de slaap,
mij aanraakt en
mij onderdompelt
in een licht
zo vloeiend en
zo zacht,
die zo verrukkelijk
mij aan mijzelf ontsteelt?
Van binnenuit
God nestelde zich in mijn brein
vannacht,
ik zag mijn leven
door haar ogen
en zij masseerde zacht
de aangespannen spieren
en fluisterde mij in het oor:
wees niet bevreesd.
En toen
kwamen de tranen.
Foto
De zon scheen
op jouw foto.
Of scheen jouw foto
op de zon?
Wat liefde vermag
God zei:
‘Ik neem je mee
langs de pijnpunten van je leven
waar oude wonden kloppen.’
Zo gingen wij tezamen
op pad.
Maar zie,
ze waren allemaal verdwenen.
God zei:
‘Ik wist het wel.’
En glimlachte naar mij,
zo lief
als jij soms doet.
Domein
En weer bevind ik mij
in dit domein,
dit wonderlijke land
in mij
van liefde louter
en alleen
en alles warm en goed en zo
zonovergoten,
er moet wel sprake zijn
van God.
Ik heb God gevonden
Ik dacht al:
wat is dat toch,
die warme gloed
die ik daar voel?
Zij zat verstopt
in een plooi van de tijd.
In een seconde
van mijn diepste pijn.
Uitgerekend daar
ontdekte ik haar.
Niet geheel toevallig
was jij daar ook.
Mijn leven
Vannacht nam God me bij de hand
en wandelde met mij
mijn leven langs.
God zei: ‘Wat is dat toch?
Die stille glans
waarin wij ons bewegen?’
Ik wist het wel,
want ik zag overal
jouw ogen.
Los
Ik laat mij
in jou los en
zweef.
Geen wijder
luchtruim,
geen zachter
licht.
One way
Komen de regens van november,
mist en duister van december,
komen de nachten met hun vragen,
komen de vragen van de angst,
komen soms oude spoken
je bestoken,
heb lief.
Na de nacht
God houdt van hersenen in ruste,
zij ziet ze liggen – zacht
als wolk,
zij legt zich
overvloedig
in ze neer,
doordrenkt ze
met haar goedheid
en haar zoetheid.
Elke dag
met jou
nog samen
weegt als
goud
zo licht
en fonkelend
zo vol
gewicht
van louter
licht.
Kentering
Ik heb je lief,
het meisje dat je was,
het meisje van verlangen,
de ogen vol melancholie
en onvervulde dromen.
Ik heb je lief,
ons wilde spel,
het volle vuur waarin
wij ons een leven lang
verheugen.
Mooi
Je bent zo mooi als we vrijen,
zo los en lust en zo voluit,
zo onbekommerd
schaamteloos,
je mond zo gulzig
open.
Die dag
die komt
die onherroepelijk komt
hij zal zo licht zijn
zal zo licht zijn
zo licht als toen
als toen die dag
toen liefde ons ontstak
ontstak in vuur en vlam
zo licht zal zijn
die dag
Nachtgetijde
Het zachte
donker in
jouw stille
ruimte
en alles ademt
jij.
Ik zie mij
door jouw ogen
zie mij
bemind en
badend in
jouw licht.
Voor Eel
Wil je weten
hoeveel ik van je hou?
Pak je koffer
want we gaan op reis.
Pak je koffer
want de reis
zal eeuwig duren.
En dan zeggen ze nog
Jongens, jongens,
wat stroomt het weer
door mijn hoofd en door mijn hart!
Maar wat dan, Wim?
Wat stroomt er dan ?
Een zacht
verrukkelijk orgasme
in mijn brein.
En dan zeggen ze nog
dat God niet bestaat.
Deuren
Jazeker, jij bestaat.
Wie anders was
dat licht in mij,
vanmorgen vroeg?
Wie anders was
die mij omarmde,
me kuste
en alle deuren sloot?
Wie anders
doet zo teder
de deuren toe,
de deuren
naar de pijn?
Imker
Word wakker en meteen
mijn ziel een bijenkorf
van gonzende muziek
en druipend van de honing,
om jou,
mijn koningin.
Dansvloer 1970
Je overrompelt mij nog
dag aan dag,
nog meer dan toen,
die eerste keer
toen jij me op de dansvloer
bij mijn lurven greep
om eindelijk te gaan
beminnen.
Vulkaan
Liefde als lava
kolkt zij vanuit
jouw binnenste,
zo gloedvol en zo heilzaam
dodelijk
overvloeit zij
het grind en het gruis van
mijn duistere dalen
en maakt ze tot
vruchtbare aarde.
Versieren
Ik pluk voor jou
de mooiste wolken
en drapeer ze om je haar,
ik bed je in
in zachte nevels
van de nacht
en ik versier je
met alle tinten vuur
van alle zonsopgangen ooit.
Thuis
Alles van jou
kwam in mij thuis:
verlegenheid
verlorenheid
verliefdheid
en verlangen.
Alles van ons
kwam in ons thuis.
Niets, helemaal niets
voor jij kwam met
je overvloed,
je stortvloed,
voor jij kwam met
het alles
absorberende.
Meditatie op Liefde
Ons hele leven,
alles
komt thuis in jou,
oneindige,
alles omarmende,
in jou.
Niets nog te vrezen,
niets meer te vechten,
niets te bewijzen.
Alles
maar dan ook alles
is thuis in jou.
Wat is dat toch met jou
dat alles wat ik ben
zich strekt naar jou?
Welk wonder draag
jij in je om?
Welk licht lokt mij
vanuit je diepste wezen?
Mijn ziel zuigt naar jou toe
vanaf dat ik je ken.
Het wordt alleen maar meer.
Wat is dat toch met jou?
Woorden voor jou
Ik wikkel jou
in woorden
wit
en stil
en transparant
tot op het licht
dat jij
ten diepste bent.
Omdat jij
Wanneer ik wakker word
ben jij daar
naast mij
in mij
en al wat in mij is
dringt mij naar jou
naar jou
naar jou
omdat jij
omdat jij
Opklaring
Ik had mijn hemel weer bezwadderd
met grauwe muizenis
en bange regenwolk.
Ineens was het verdwenen
en duizend zonnen schenen.
Wat was er toch gebeurd?
Jij glimlachte naar mij.
Verbazen
Liefste, ik wist niet
dat ik het in mij had
je nog meer
te beminnen
en nog meer
mij bemind te weten.
Je blijft me verbazen,
jij.
Raadsel
Jouw hart
ging naar mij uit.
Zal ik het ooit
bevatten?
Zal ik het ooit
bevatten?
Jouw hart
gaat naar mij uit.
Mantra
Ik lees het
in je ogen,
ik zie het
aan je glimlach,
ik voel het
in je strelen,
ik hoor het
in je stilte:
blijf
in mijn liefde.
Zelfverlies
In de peilloze
ruimte
van mijn vreugde
om jou
verdampt
verrukkelijk
mijn ik
in jou
tot één
wolk
van licht.
Winst
Als ik mijn ik verlies,
verlies ik ook de pijn
die daaraan kleeft
en dat is winst.
Voor jou
Ik weet het niet, mijn lief,
het is te veel,
mijn hart bonst uit mijn lijf,
ik barst uit dit bestaan
voor jou.
Ik weet het niet, mijn lief,
het is te veel,
ik denk soms dat ik stoned
en knettergek van liefde word
voor jou.
Ik weet het niet, mijn lief,
het is te veel,
het is mij
nooit genoeg
voor jou.
Bede
Ach liefste,
dat ik jou
tot God mag zijn
zoals jij mij.
Jouw geheim
Ik ga de weg naar binnen,
ik wandel door mijn hersenpan
steeds dieper in het labyrint,
een lang en bochtig pad
langs bergen en valleien,
door schaduwen en schimmen,
en aan het einde van de reis,
daar zie ik jou,
jij wacht op mij.
En kijk, daar is ook God,
een stille gloed
waarmee jij bent omgeven,
een zacht gezicht
dat met het jouwe
samenvalt.
Bergtrein
Dat ik niet
uit jou val,
dat ik mij
in jou voeg.
Alleen in jouw
spoor
vouwen de vergezichten
open
naar de smaragden
hellingen,
zonovergoten
toppen,
jouw schitterende
licht.
Dat ik niet
uit jou val,
dat ik mij
in jou voeg.
Reminiscentie
Als ik de oude foto’s zie
van toen,
van ons,
zo nieuw,
zo rijk,
zo feest,
ik was toen veel
gelukkiger
dan ik toen was.
Bestemming
Het liefste
lig ik maar
voor dood
in jouw schoot.
De bange stemmen
zwijgen.
Ik vecht niet meer
met het gevecht,
wat zou mij
kunnen deren?
Ik leef niet meer,
ik lig
alleen nog maar
te liggen
in jouw licht.
Genezing
In jou
is de nectar,
daar
moet ik zijn,
zegt de bij
van mijn ziel
en vindt feilloos
zijn weg
naar het hart
van de bloem.
Volheid
Mijn lief,
alsof ik je opnieuw
ontvang
nu zonder
angst
je al bij voorbaat te verliezen
en in het volle
volle weten
en genieten
de volle
volle vreugde
tranen.
Met terugwerkende kracht
laat ik mij door jou
versieren
en drink het nu
ten volle in,
laat ik mij overspoelen,
laat ik jouw zon toe
mij volledig
te beschijnen.
Veilig
Liefste,
ik geef mij aan jou over
met al wat in mij is
en al wat in mij is,
het doet er niet meer toe,
in jou
is alles veilig.
Onze ongelooflijke liefde
Dat het gewoon allemaal goed is.
Dat er niets op te lossen valt.
Niets te vrezen.
Niets te verontschuldigen.
Niets te stillen.
Niets te muizenissen.
Ruimte.
Zonovergoten.
Vrij.
Volkomen.
God.
Ondergaan
De dijken doorgebroken:
jij stroomt in mij naar binnen
en vult de kleinste gaatjes
waar jij niet eerder was.
Jij overspoelt mij en
ik onderga volkomen,
laat mij in jou
verrukkelijk ten onder gaan.
Genot
Ik mediteer
op jou
ik breng mij jou
te binnen
zo zacht en wonderlijk
te binnen
jou
te binnen
jou.
Beetje laat
Zeventig jaar,
het is echt waar,
het is echt waar:
je houdt van mij,
je houdt heel veel van mij,
je houdt van mij alleen.
Mijn hart springt op,
ja, eindelijk
verheug ik mij ten volle:
je houdt van mij,
je houdt van mij,
je houdt van mij.
Vervuld
Alles was aangelegd op ons,
op jou en mij:
de geilheid van het krokodillenbrein,
de lieve lusten van het lijf,
het zwijmelen van de hormonen,
het welbehagen van intimiteit
en het verlangen van de ziel
en alles is vervuld in ons,
in jou en mij.
Liefste, late levensfase
Nu wil ik niets meer van jou missen,
geen sprankje licht, geen vonkje vuur.
Nu laat ik mij niets meer van jou
ontfutselen door angst of waan.
Nu laat ik mij door jou
volledig om en overspoelen.
Nu adem ik alleen nog jou
en open wijd mijn poriën
en drink je in met volle teugen
en vreet je op met al wat in mij is.
Jij
Mijn liefste, mijn
glans, mijn
stilte, mijn
innerlijk vuur, mijn
ruimte, mijn
leven, mijn
liefde.
Goede Vrijdag
Er moet gestorven zijn,
mijn ik met al zijn angsten
en kwellingen en pijn.
Er moet gestorven zijn,
er is geen andere weg
mij te bevrijden van mijzelf.
Er moet gestorven zijn
om op te gaan in licht,
in liefde op te staan.
Psalm 23
Als ik de weg naar binnen ga
en alles achterlaat,
het meest
mijzelf,
als ik de weg naar binnen ga,
dan vind ik ze:
die wateren
en weiden,
stiller,
groener,
zonovergoten.
God is als
sneeuw
in de nacht:
de aarde
die zichzelf
van binnenuit
verlicht.
Doodgaan
Rivier verdwijnt
in oceaan.
Laat achter wat je achterlaat,
want het is mooi geweest.
Word wat je worden gaat:
een feest
van licht en kleur
en leven.
Homo H₂O – rondo
in bergen
verborgen
uit bronnen
geboren
gaan stromen
en zwellen
vol vreugde
je storten
van rotsen
en bruisen
en kolken
dan dalen
naar laagland
vertragen
verbreden
en langzaam
verdwijnen
in zee
en zee zijn
verdampen
en stijgen
en drijven
naar bergen
…
Buizerd
met je witte borst
verheven op je tak,
je trage vleugelslag
omhoog,
de cirkels die je schrijft
in de lucht waarop je drijft,
buizerd met je brede borst:
een vorst.
Onrustig
Ik sluit mijn ogen
en betreed
jouw stille tuin
in mij
waarin ik mij
verlies,
mij in jou
achterlaat
en alles
is vervuld.
September
Ik heb je lief,
septemberlicht.
Je oogt zo zacht
gezaaid.
Je flirt met
Scandinavië.
Je ligt zo wijd
gestreken
als ochtendnevel
op een meer.
Je bent zo stil
als God.
Ontmoeting
Water spiegelt morgenlicht.
Wind houdt zijn adem in.
Het gras is nevelnat
en zacht.
In de roerloze tuin
verschijn je mij
en kijkt me even aan
voorgoed
zoals de ree die ik vanmorgen zag
opduiken uit een bomenrand.
verzonken
het was zo goed vannacht zo goed
ik lag in jou gedroomd
en jij lag wijd en zijd
als weiland om mij heen gespreid
en ik in jou een rustig slapend dier
in geurend gras onder een maan
van milde gloed als van een bron
het fluisteren en ruisen
en alles was zo goed vannacht zo goed
dat alles wat maar zeer kan doen
voorgoed in jou verzonken lag
verzadigd en getroost
Mediteren
Zoals een maki zonnebaadt,
zijn armen wijd gespreid,
zijn zachte buik zo roekeloos
zich kerend naar het licht,
elk vonkje vangend
voelend,
vrijend,
zo een en al
ontvangen.
Ontwaken
Als ik langzaam ontwaak
vanuit een zoete, diepe slaap
lig ik nog lang in jou,
in jouw verstrengeling met mij
in mij.
Als ik langzaam ontwaak
in de geboorte van het licht
zie ik verwonderd om me heen
hoe mooi de wereld is
in jou.
Jij
Je bent gemaakt
van witte room,
van volle maan,
van golvend gras.
Je bent gemaakt
van vuur,
van vrouw.
Je bent gemaakt
van God.
Corona
De wereld
wordt besmet.
De aarde
wordt gered.
Lente
Er geurt sering,
er dartelt lam
en bloesem spreidt zich open
als een verliefde vrouw.
Niets nieuws
onder de zon
en toch is alles
nieuw.
Zuster dood
Je zwerft al tijden om me heen,
een witte schaduw in de mist,
je fluistert mij jouw naam in het oor
en ik verneem allang
je glans in elke dageraad,
je schoonheid in de morgenzon,
je stilte in het rimpelloze meer,
je gloed in avondrood.
En op een dag
zul je recht voor mij staan,
je kijkt me in de ogen
en je zegt:
Kom nu maar mee,
ik voer je naar het allerzachtste licht
waarin je rusten mag
en zon van liefde zijn.
December
Een glimp van licht
laag aan de paarse kim.
De dagen dun als dageraad,
de nachten dik en zwaar.
Tussen de schemeringen schijnt
de maan een schaduw van zichzelf.
De leegte van het winterland
opent de hemel naar het licht.
Vrouw
Hoe een aaien
een heel zacht aaien
hoe een openen
een teder openen
hoe een bespelen
een liefdevol bespelen
hoe dat
naar God.
Halo
Een nest van nevel om de maan
waarin haar witheid zich verzacht
en mild zich uitstrooit in de nacht:
de schaduw van een sneeuwlandschap.
Het is zo’n nacht om loom te liggen vrijen,
je lief te laten zinderen van lust.
Zo’n nacht om in vervoering te geraken
en te vertoeven in de schoot van God.
Het is zo’n nacht om diep en dwaas te leven,
zo’n nacht om dood te gaan van licht.
Kleinkinderen
In jullie onbevangen ogen
lees ik:
waarom de wereld ooit begon,
waarom de zon,
het universum en het licht,
een eindelijk subliem gedicht,
hoe God zich in een kind ontvouwt,
zich weerloos aan ons toevertrouwt.
Winterverlangen
Weg te sterven
met de roep mee
van de ganzen
in hun vlucht.
Meditatie
ik
adem
ik adem
mij uit
ik adem
jou in
jij ademt
in mij
jij
ademt
Veere
Het wandelen in een schilderij van Brueghel,
een miniatuur van Brugge,
een tafereel in zachte grijzen,
huis aan huis als oude wijzen.
Een Goliath heeft aan de rand
zijn stenen vuist geplant,
tragische rots,
litteken Gods.
En in het hart een ranke minaret,
daar door een engel neergezet,
het dwarrelen zoals sneeuwvlokken:
de porseleinen klanken van de klokken.
En staande bij het veer
het zich ontvouwen van het meer
in spiegels van pastel en licht,
teder omarmend vergezicht.
Het water is de moederschoot
die haar van meet af aan omsloot.
In het licht van de dood
Alles is anders dan ik dacht:
de huizen uit mijn kindertijd
zijn kleiner dan ik dacht.
De dagen en de nachten
en de gedachten die ik dacht:
alles is minder dan ik dacht.
Alles is mooier dan ik dacht:
het licht is pril,
de avond stil,
en jij zo zacht.
Nirwana
Ik ben
de rimpeling
die niet meer is.
Ik ben
voorbij.
Ik ben
alleen nog jij.
Oertaal
Weer glijden onze lijven
die wondere wereld binnen
waar zachte wetten gelden
en taal is er alleen signaal
van wellust die zich spiegelt
in onze lome ogen,
verrukking die zich baan breekt
in woedend ademende klanken:
de oertaal van ons lichaam,
de oertaal van ons vuur.
Golf
Wild het golven
van je lichaam
onder de storm
van tederheden
voortgedreven
naar die ene
hoogste golf
die je meevoert
en je optilt
naar de zon.
Provence
I
Zeg zacht die naam
een paar keer voor je uit
en hij gaat zingen…
Provence
II
…gaat zingen van
azuren luchten,
van wijn, olijven en lavendel,
melkblauwe bergen in de verten,
zandgele huisjes die de hellingen af druipen
en een bloedgeile zon.
Godplek
I
Er moet diep in mijn hersenen
een liefdesnestje zijn,
een stille plek waarin
mijn hele wezen rust.
Het is, als ik dat knopje raak,
alsof er honing door
mijn geest en lichaam vloeit
en ik word losgemaakt.
Een piepklein celletje waarin
het universum schuilt
en iets heel teers daarin
dat mij bemint en leidt.
Godplek
II
Binnenkamer van mijn leven,
wonderlijk toevluchtsoord,
een hut verscholen in
het oerwoud van mijn ik.
Regenmuziek
Ritselt de regen
in de struiken,
tegen de ramen
tikt de regen,
klettert de regen
op de stenen,
in de goten
gorgelt de regen,
roffelt de regen
op de daken,
in de bomen
ruist de regen,
zingt de regen
in mijn hoofd.
Mystiek
Jij ligt met mij verstrengeld
in mijn hoofd.
Jij hebt me zalig
van mijzelf beroofd
en o
uit deze zoetheid
nooit meer op te staan
maar loom en langzaam
dood te gaan
in jou.
Mijn leven in vijf distichons
Ik was een vreemde vogel in
een nest van klei.
Veel is mijn leven niet geweest
dan veren die ik laten moest.
Zo ik iets was ben jij
de wind waarop ik dreef.
Sinds ik mijzelf in jou verloor
leef ik verlost van elk gewicht
en zweef ik
in het licht.
Dank, zomermorgen
Dank, dag,
dat je over mij kwam met je vroege dageraad.
Dank, geschenken van de zomermorgen:
het lichtende groengrijs van de zee,
de melkblauwe nevelen verte,
het hoogblonde koren barstend van rijpheid,
de donkergroene bosranden met hun geheimen,
een ree en haar kalf die mijn fietspad kruisten,
de kruiden geur van vers gemaaid gras in de berm,
het zilveren licht tussen de wolken,
een uitzinnige lijster hoog in de bomen…
Ik kan het niet aan,
ik krijg het niet ingeademd,
niet ingedronken,
ik barst van licht
en dank.
God
Er drijft een eiland
in mijn hersenpan
tussen de grijze cellen.
Het is er licht
en stil
en zomermorgen.
Ik drijf er altijd weer naartoe.
Tijd
Midzomernacht.
Was even wakker, zag:
vier uur acht
en achter de gordijnen
het grijzen van de dag.
Viel zacht
in slaap, lag
achter mijn ogen
verzonken in een dag
van eeuwigheid zonovergoten.
En werd weer wakker, zag:
vier uur acht.
autobiografisch
het licht altijd dat licht het is
zo zacht veel zachter dan
het woord het doet
zo zeer
het licht altijd dat licht het zingt
hoe graag ik leef hoe zeer
het heeft gedaan
en doet
Storm over Zeeland
Golvend en wuivend het riet
onder de storm.
Alleen in dit riet
onder de storm.
Zwijgend en zingend het riet
onder de storm.
Alleen dit riet
onder de storm.
Completen
Bij de ingang van de nacht
ben jij de stilte die mij wacht,
sta ik met jou oog in oog
en uit het donker juicht een lied omhoog.
Licht
In jou
ben ik beland
met vroeger zwaar belast
en torsend mijn geliefden
onder mijn uitgerekte armen.
Voor mijn nabestaanden
Als zij dan eindelijk mij heeft gekust,
mijn langverwachte zuster dood,
en mij ontvoerd heeft naar haar slaapvertrek,
mij tot haar stilte teruggebracht,
dan zal zij mij in jullie harten zaaien
en ik zal zuiverder in jullie wezen zijn
dan wie ik in mijn leven was.
Orgasme van de oudjes
Handen die verwilderd aaien
de zachte jonge honden
van onze bijna dode leden.
Stil liggen nu, doodstil,
de open lippen vastgezogen
in huid om in te bijten,
stil luisteren naar de vreugde
die golft door onze lijven
en uitbreekt in geluidjes,
huivert in onze buiken
die plotseling weer dansen,
weer dansen tot de dood,
de duizelende, dolle
dood.
In mijn poëziebundel ‘Zingen aan de Styx’ – najaar 2016 – staan voornamelijk gedichten over mijn ziekte in de zomer van 2015: mijn verblijf aan de Styx. En enkele oudere natuur en liefdesgedichten. Het motto en het eerste gedicht uit die bundel geef ik hieronder weer. Wie meer wil: zie de bundel.
Overkant
En ik zal stamelen: jij bent mijn land.
En ik zal roepen naar de overkant,
naar wie er nog niet zijn geweest:
wees niet bevreesd.
Teruggekeerd
Ik zwierf
langs de rivier de Styx,
bezocht door duizend goden,
ik stierf
er duizend doden.
Pas toen
ik naar de overkant zou varen
zag ik hoe groen
en bloesemrijk zijn oevers waren,
hoe stil
het water was,
hoe zacht het gras.
Ik ben teruggekeerd
voor altijd ongedeerd.
(De Styx is de doodsrivier in de Griekse mythologie. Wie erin werd ondergedompeld was onkwetsbaar, zoals Achilles, m.u.v. zijn hiel omdat zijn moeder hem daaraan vasthield.)