Lezing ‘Voorbij de leegte’

Lezing “Voorbij de leegte” – Wim Jansen
(telkens een korte stilte)

Lieve mensen,

dank voor de uitnodiging!

Graag wil ik beginnen met twee reacties op mijn boek:

a. ik kan niets met je hoofdstuk over de liefde, en

b. ik ben verliefd, tot over mijn oren verliefd, namelijk op je boek…

Dat kan mijn verhaal dus oproepen

en dat mag het ook oproepen.

De Wim Jansen van 30 jaar geleden

had ook niets gekund met dit boek.

Ik vertel alleen maar mijn verhaal,

voor wat het waard is,

en voor wie er herkenning in vindt.

 

Ik zoek dus geen gelijk.

Ik heb geen gelijk en ik wil geen gelijk.

En al helemaal niet op rationele gronden.

Elk filosofisch of theologisch of esoterisch systeem

is niet zo rationeel als het lijkt,

maar wortelt, vaak veel meer dan we ons bewust zijn,

in persoonlijke ervaring en “hoe het voelt”.

Mijn ervaring noem ik voorlopig: eenheidservaring.

Het is opmerkelijk:

als ik het moet beredeneren is het altijd te mager en te vaag,

te ongrijpbaar.

Als ik het onderga in bijvoorbeeld de stilte of in de liturgie

is er niets dat zo duidelijk en werkelijk is.

Dan voelt het zelfs als de enige werkelijkheid,

het enige dat er toe doet.

Alleen de kunst, in mijn geval de poëzie,

is bij machte het te benaderen,

zodat het soms lijkt of je het bijna kunt pakken.

Een dichter die dit zocht, dit – laat ik zeggen –

mystiek religieuze levensgevoel,

is bijvoorbeeld J.A. dèr Mouw,

van wie pas een aantal gedichten opnieuw is uitgegeven

in de bundel “Je bent de wolken en je bent de hei”,

ingeleid door Marjoleine de Vos.

Uit die inleiding lees ik de volgende fragmenten:

“Dèr Mouw was buitensporig intelligent en buitensporig eerlijk,

en zegt:

Er is geen weg van de kritische redelijkheid naar de mystiek.

Toch wil hij de stap naar het mystiek religieuze levensgevoel wel nemen.

Toch doe ik de stap – zegt hij letterlijk.

Die stap was niet alleen een stap de religie in,

maar ook een stap de poëzie in,

weg van het redeneren en bewijzen naar het verbeelden en oproepen.

Hoe dat mogelijk is, daarover onthult hij iets in een essay,

waarin hij betoogt dat elk filosofisch stelsel

uiteindelijk voortkomt uit soms niet eens bewuste gevoelens,

gewaarwordingen en stemmingen van de filosoof zelf,

vaak al uit de heel vroege jeugd.

Iets van wat men toen voelde,

samen met de invallen van later,

worden tot een ogenschijnlijk objectief systeem gemaakt.

Zo schrijft hij over Hegel:

“Als kind had hij God gekend.

Maar dat ging later niet meer op dezelfde manier.

Toen voelde hij dat hij ongelukkig zou worden.

Om dat te verhinderen vertaalde hij zijn mystiek gevoel, zijn Godbesef,

In zijn dialectisch systeem.”

Dér Mouw kwam er dus achter dat zijn onfilosofische overtuiging,

zijn mystieke gevoel, van heel diep kwam,

en daarmee niet minder waard was dan de systemen van de filosofen,

omdat die net zo goed van heel diep, vanuit het gevoel, komen,

vaak uit de kindertijd.”

In mijn boek sluit ik daarop aan.

Vandaar: ik heb geen gelijk, maar:

Ik kan niet anders dan, in alle bescheidenheid, mijn verhaal vertellen,

omdat het wortelt in mijn geschiedenis en mijn beleven.

Ik kan alleen maar hopen op herkenning.

De laatste tijd heb ik bovendien het nodige gelezen over “ietsisme”

en dat maakt me nog voorzichtiger en bescheidener.

Ik heb geen gelijk, ik zoek geen gelijk.

Ik zoek ook niet het debat – zoals sommige van mijn collega’s dat willen.

Ik vertel mijn verhaal, tastend, zoekend…

Mijmeren, meer is het niet.

Meer is het boek ook niet – een stemmetje in de veelheid.

Korte stilte

Zo’n tien jaar geleden en daarvoor was ik de verlichte theoloog.

Dat hoop ik nog steeds te zijn,

maar toen was ik alleen maar de verlichte theoloog.

Het was in die periode dat ik geraakt werd door de mystiek.

Ik noem een paar namen:

Anny Matti, een Rooms Katholieke feministische theologe,

die door een ernstige ziekte de devotie uit haar jeugd op het spoor kwam.

Dorothee Sölle,

die vanuit een nogal horizontale maatschappelijke betrokkenheid

de diepte en de hoogte van de mystiek zocht.

Beide vrouwen – ook niet geheel toevallig, denk ik –

hadden zich aanvankelijk geprofileerd als exponenten

van de zogenaamde Exodustheologie: de bevrijdingstheologie.

De vonk daarvan had ook mij aangestoken.

Maar in de jaren 90 bleken de systemen van deze theologie niet te kloppen.

Er waren – zou je kunnen zeggen – ook in die tijd de nodige faillissementen,

niet van banken, maar van denkwijzen.

Er was het faillissement van het optimisme van de socialistische heilsstaat.

Er was het faillissement van het geloof in maakbaarheid –

ook in mijn persoonlijk leven, met name wat de kinderen betreft.

Er was het faillissement van het horizontale denken,

het geloof als louter humaniteit –

God die alleen “tussen mensen gebeurt”.

Het tekort daarvan werd in de jaren 90 al gevoeld,

getuige bv. de opkomst van het new age denken.

Het hing in de lucht en als kind van mijn tijd voelde ik het ook zelf.

Ik miste iets, iets groter dan ik,

groter dan wat ik kan waarnemen,

groter dan Platland, groter dan mijn voortsellingsvermogen,

iets dat mij overstijgt – noem het: het verticale.

Ik zocht en vond het ook wel in liturgie en devotie,

in het van huis uit meegekregen piëtisme,

in restauratiegeloof – zou ik het misschien vinden in het “geloof der vaderen”?.

Ik zocht het in de charismatische kringen.

Ik zocht en vond het vooral in de stilte.

De stilte zoals die werd beschreven in de teksten van de Middeleeuwse mystici.

Zij riepen voor mij de beleving op die ik het meest herkende

en gaven ook nieuwe impulsen aan die beleving.

Die mystieke beleving werd zo sterk dat al het andere verschrompelde.

Al het andere?

Noem het: het protestantse, verbale, enkel rationele.

Het begon met het gevoel van vervreemding

van de kerk, als instituut, als organisatie, als “club”.

Later kwam de dogmatiek erbij, de protestantse liturgie

met zijn nadruk op woorden, op ideologie, kloppend systeem.

En ik bespeurde bij mezelf de hang naar de devotie

van de RK liturgie: kaarsen, gewaden, kleuren.

 

Je kunt dus zeggen dat mijn ontmanteling van de theologie

werd versneld door mijn mystieke beleving.

Ze konden niet waar zijn,

noch de moderne theologische systemen, noch de orthodoxe.

Het geheim van God, mijn steeds intenser beleving daarvan,

was niet in woorden te vangen.

Vreemd genoeg vond ik dat dan toch wel weer bevestigd

in teksten uit de klassieke christelijke traditie,

zoals het prachtige gebed  van kerkvader Gregorius van Nazianze:

“Gij alles voorbij,

Hoe anders U noemen?

Hoe kunnen woorden U prijzen?

U die door geen woord te zeggen bent.

Hoe kunnen gedachten U bereiken?

U die door geen denken te grijpen bent.”

Daarnaast  bemerkte ik bij mezelf een verregaande verinnerlijking

van wat ik eerder als waarheden buiten mij had ervaren,

ook weer bevestigd door de oude teksten,

van bijvoorbeeld de Middeleeuwse mysticus Silezius:

“Al was Christus duizendmaal in Bethlehem geboren,

maar niet in uw eigen hart…”

Of van Augustinus:

“Ik zocht u buiten, Gij waart binnen…”

 

Dit besef nam mij in beslag.

Het was te groot voor de werkelijkheid en de kerkelijkheid van alledag.

In de woorden van Hadewych, weer een andere Middeleeuwse mystica:

“Alle dinge / zijn my te inge.”

De oude teksten buitelden over me heen.

Meister Eckhart:

“Over God wil ik zwijgen.”

Het besef van het heilige, onuitsprekelijke

verdrong steeds meer de calvinistische, rationele dogmatiek,

maar ook de moderne Exodustheologie.

De dogmatiek werd te klein,

en allengs de kerk, de theologie, de bijbel, de godsdienst

en uiteindelijk het woord “God”.

Althans het woord “God” als wezen, als persoon, als mythische voorstelling.

Er is bij dat woord te vaak te veel uit te leggen.

Toch gebruik ik het tegenwoordig weer onbekommerd.

Daarover straks meer.

Laten we nu eerst weer even stil zijn.

Korte stilte

Intussen was, buiten mij om, langs een andere weg,

de ontmanteling van de verlichte theologie verder gegaan.

Kuitert natuurlijk, en recentelijk Klaas Hendrikse.

Tot mijn verbazing zag ik bij hen de beweging andersom:

Ontmanteling van de theologie leidde tot lege handen.

Het enige wat overbleef was een horizontaal humanisme.

Niets mis mee, maar niet wat ik zocht.

Bij mij had de volheid van de mystiek geleid tot de theologische leegte,

of liever: de negatieve theologie.

De theologie van: wij weten niets over God.

Over God wil ik zwijgen.

Wij leven in een wolk van niet-weten –

om nog maar eens een andere Middeleeuwse mysticus te noemen.

Dit is het principiële niet-weten.

God is de lege plek, het uitgeknipte midden van een papier.

Maar vanuit de negatieve theologie, vanuit het niet-weten –

Perron Nul werd daarvoor mijn metafoor –

kom ik niet uit bij minder

maar bij meer.

De ontmanteling van de theologische systemen

liet mij niet met lege handen achter,

maar vergrootte juist het mysterie, het goddelijke.

Naarmate ik leger werd aan theologie en traditioneel geloof

werd ik meer gevuld door het heilige,

zoals het eerder andersom had gewerkt.

Het waren twee elkaar versterkende processen:

Eén: Het heilige verdrong de godsdienst.

Twee: De godsdienst brokkelde af

waardoor er steeds meer ruimte voor het heilige kwam.

Het werd alles juist meer raadselachtig, meer mysterie,

meer verticaal.

En de beleving intenser.

 

Dit is de weg die ik in “Voorbij de leegte” schets.

In gesprek met mijn ontmantelde, gehorizontaliseerde “broertje”,

in de leegte van Perron Nul,

ga ik de weg naar “voorbij de leegte”,

de weg van wat ik noem “het gevoel”,

de weg van verwondering

naar het mysterie,

naar het heilige – ook wel genoemd: het numineuze –

en kom dan uit,

niet bij de christelijke godsdienst,

maar daaraan voorbij:

“Gij alles voorbij.”

Anders dan Gijs Dingemans in zijn boek “Ietsisme”,

die een basis zoekt voor specifiek christelijke spiritualiteit,

kom ik uit bij een kern daarachter:

De liefde.

 

De liefde, misschien als kern van alle godsdiensten en humanisme,

maar tegelijk voorbij aan alle godsdiensten en ismes.

Ik herken dit besef,

dat geënt is in een godsdienstoverstijgende mystiek,

bij oude dichters en schrijvers als Gerard Reve,

Leo Vroman, Hans Andreus, en de al genoemde J.A. dèr Mouw,

maar ook bij een moderne schrijver als Kluun.

Ik ben zo vrij het ook te herkennen in de popmuziek:

Wat dachten we van de eenheidservaringen in de teksten van Blöf,

bijvoorbeeld in het nummer “De hemel is de aarde”

en een nummer als “Alles is liefde”?

Veelal wordt dit besef niet aangeduid en ook niet beleefd als een geloof,

maar als een levensgevoel, een verlangen, een spiritualiteit –

om dat misbruikte en sleetse woord dan toch maar te gebruiken.

Een spiritualiteit van de liefde, zogezegd.

Een godsdienst, of andere levensbeschouwelijke stroming met een systeem,

kan immers het heilige niet bevatten,

hooguit ernaar verwijzen.

Daarom was het voor mij noodzakelijk

om te vertrekken vanuit

de niet-noodzakelijkheid en de niet-waarheid van godsdiensten

alsmede van alle ismes.

Zo ook atheïsme – ook atheïsme claimt een waarheid.

Noch van atheïsme noch van theïsme wil ik uitgaan.

Vandaar de ondertitel:

Een spiritualiteit zonder godsdienst.

Het heilige – het verticale – is op ons horizontale vlak

alleen kenbaar in de liefde.

Die liefde is in ons en wij zijn in de liefde.

Het is geen geloof – geloven doe je in iets buiten jou.

Het is overgave,

je gewonnen geven aan een proces.

Het is geen godsdienst – godsdienst is een systeem buiten jou.

Het is bezieling,

doortrokken zijn van, opgaan in…

Het is eenheidservaring:

Liefde is eenheid en verlangen naar eenheid,

zoals dat in de erotische liefde ook fysiek gestalte krijgt.

Een vuur dat alles een maakt met zichzelf.

Unio mystica…

 

Als ik dan toch een theologie zou moeten noemen

komt de zogenaamde procestheologie nog het dichtst in de buurt.

Het heilige is in alles en is tegelijk groter dan alles.

Alles is in God: Pan-en-theïsme.

Het zou kunnen, maar veel mooier dan in een theologie

vind ik het uitgedrukt

in het gedicht van Dèr Mouw.

Ik lees het voor en daarna zijn we weer even stil.

 

“Kent iemand dat gevoel: ’t is geen verdriet,

’t is geen geluk, geen menging van die beiden;

’t hangt over je, om je, als wolken over heiden,

stil, hoog, licht, ernstig; ze bewegen niet.

 

Je voelt je kind en oud; je denken ziet

door alles, wat scheen je van God te scheiden.

’t Is of een punt tot cirkel gaat verwijden;

‘t is of een cirkel punt wordt en verschiet.

 

Je denkt: Nooit was het anders; tot mijn Wezen

ben ‘k al zo lang van sterflijkheid genezen.

Je weet: Niets kan mij deren; ik ben Hij.

 

Tot zekerheid je twijfel opgeheven,

zo hang je als eeuwig boven je eigen leven:

je bent de wolken en je bent de hei.

 

Korte stilte

 

De niet-noodzakelijkheid en de niet-waarheid van godsdiensten –

goed, maar wat nu?

Op de schroothoop?

Afgedaan?

Die mooie geloofstaal, de schoonheid van de tradities,

de rituelen, de gebeden, de feesten,

de heilige boeken,

het ritme van de feestdagen,

de liederen, de kunst die religie heeft voortgebracht…

Allemaal achter ons laten?

De kathedralen, de sobere Romaanse kerkjes,

met hun stille, donkere ruimtes,

de kaarsen, de rijke liturgie,

het mooie theater van de preek,

de sprekende verhalen uit de bijbel…

Allemaal terzijde schuiven als achterhaald?

Het zou kunnen, maar zonde is het wel.

Het is ook niet nodig.

Ik zie een nieuwe rol voor de godsdiensten,

dus ook voor de christelijke traditie.

Nee, de feitelijkheden mogen we vergeten.

Geen religie bevat de waarheid,

dus ook van alle waarheidsclaims mogen we verlost zijn.

Er is niet zoiets als een religieus gelijk.

Godsdienst als weten, als noodzaak, als heilig moeten –

dat mogen we loslaten.

Maar wat blijft is de godsdienst

als zoektocht naar het heilige,

als verwijzing, richtingwijzer,

als verbeelding van het heilige,

afspiegeling,

naspelen van het heilige.

Godsdienst als poëzie.

Van poëzie weet je dat het geen waarheid of feitelijkheid pretendeert,

dat het tastend zoekt naar woorden voor het onzegbare,

in symbooltaal, metaforen,

die altijd behelpend zijn, voorlopig,

bij wijze van spreken.

Zo lees ik nu de christelijke traditie

puur als symbooltaal van het heilige daarachter.

Christus als de metafoor van de liefde,

Kerst als de geboorte van de liefde in de ziel,

Pasen als de innerlijke opstanding,

en het eeuwige leven dat de liefde is,

Pinksteren als de gloed van de liefde tussen mensen.

 

Ik gooi ze dus zeker niet weg,

al die verhalen, credo’s, gebeden, liederen en liturgieën.

Er is teveel schoonheid en wijsheid in de tradities.

Maar ik versta ze anders,

niet meer als waarheid en weten,

niet meer als het geloof van het gelijk,

maar als verbeelding van het heilige,

op één lijn dus met de kunst.

En omdat het vooral over taal gaat:

Als poëzie.

 

Alleen zo en om die reden blijf ik in de kerk,

blijf ik predikant,

omdat ik ook binnen “de kerk als poëzie”

kan zoeken naar en buigen voor en zwijgen voor

het heilige.

Na het eerst achter mij te hebben moeten laten

kan ik het weer:

Christus volgen – maar als metafoor van de liefde.

Bidden – maar als een liturgisch spel.

Rituelen – maar als het naspelen van het heilige.

God zeggen – maar het woord “God” als metafoor.

 

Er is het verhaal van de schilder Malevitsj,

die net als Mondriaan zocht naar de essentie,

de kern van de werkelijkheid,

en zoals Mondriaan kwam tot lijnen, vlakken en primaire kleuren

als basis van alles,

zo ging Malevitsj nog verder in het afpellen van wat voor ogen was,

tot op het bot ging hij,

en hield niets over dan een zwart vierkant.

Je zou kunnen zeggen:

Dat zwarte vierkant is de uitbeelding van de negatieve theologie,

de leegte, Perron Nul.

Het grappige nu is dat Malevitsj daarna

weer figuratief is gaan schilderen!

Maar dat figuratieve heeft een andere betekenis gekregen.

Het kan alleen nog maar gezien worden

vanuit het zwarte vierkant.

Na mijn zwarte vierkant,

voorbij mijn leegte,

maar alleen vanuit dat perspectief,

kan ik weer figuratief gaan geloven,

zoals we in de kerk doen…

 

 

Tenslotte, concreet voor:

Soloreligieuzen, transreligieuzen, ietsisten,

spiritueel ingestelde agnosten, zelfs religieuze atheïsten,

en zogeheten nieuwe spirituelen, reli-hoppers,

en ga zo maar door,

de volgende aanbevelingen:

–         Oefen de stilte

–         Heilig de liefde: zoek de bron, het geheim, het verticale, God

–         Geef je over aan het zelfverlies in de liefde: het centrum van je leven ligt buiten jezelf…

–         Ga op in het ik-loze licht: jouw ik komt het best tot zichzelf, en tot zijn recht, in de eenheid van de liefde

 

Ik lees de slotparagraaf van mijn boek: blz. 155/156

 

Laatste korte stilte

 

Ik geef het woord terug aan de voorzitter…