INLEIDING ZOON MARC bij Presentatie O vader wij zijn samen geweest
Jeruzalem, dat ik bemin,
Wij treden uwe poorten in. Zo eindigde jouw vader, mijn opa, zijn toespraak als wethouder van de CHU bij de opening van de christelijke school. Leendert Marcus was zijn naam. De mijne Marcus Leendert. Zijn wij dan in alles het omgekeerde? Het is voor mij ondenkbaar dat ik mijn toespraak met deze psalm 122 zal afsluiten. Voor mij dus ook de vraag:
O, grootvader, zijn wij samen geweest?
Het antwoord op deze vraag heb ik tijdens het lezen van je nieuwe boek gezocht. En ik vond het een genoegen om te lezen (herkende ook veel) . Een eerbetoon aan je vader, een persoonlijk verhaal, soms grappig, soms ontroerend, maar het ontstijgt ook het persoonlijke. God speelt een rol (hoe kan het ook anders) en in bijvoorbeeld de zojuist genoemde gebeurtenis is duidelijk de context van plaats en tijd herkenbaar.
De na de Tweede Wereldoorlog nog sterk verzuilde samenleving waarin de secularisatie nog echt moest beginnen. Zeker op het platteland van Zeeuws-Vlaanderen. Maar ook een wereld die steeds groter wordt. Een wereld met een snelle mechanisatie en groei van de welvaart.
Een wereld die dichtbij komt via radio en televisie en waarin de auto je vader en moeder zelfs tot helemaal in de Ardennen kon brengen. Je vader ging met de tijd mee, maar verzuchtte ook dat de wereld toch allemaal zo ontzettend anders was geworden dan in de jaren 20 en 30. En hoewel de Tweede Wereldoorlog een grote gebeurtenis was, had die niet echt iets aan cultuur en maatschappij veranderd. Die grote verandering kwam pas in het derde kwart van de twintigste eeuw. De periode die dit boek beslaat.
Zijn wij samen geweest?
Sinds die tijd is er nog een revolutie overheen gegaan. De kerk zie ik zelden nog van binnen. In Schoondijke heb ik in de jaren 80 nog wel een staartje verzuiling meegemaakt (Ik werd thuis op gehaald door een jongen die zich afvroeg waarom ik niet kwam opdagen bij het GJV en die openbaren klapsigaren waren wel een beetje eng). Was het dan een achterlijk dorp? Ja, zeker. Leuk om meegemaakt te hebben. Toch ben ik nu een zwevende kiezer geworden. Een beetje rood zelfs, dat is toch wel helemaal fout. Naar ik uit je boek heb begrepen mag ik blij zijn dat je niet in fijnbesnaard Zeeuws Vlaams “met je zotte rooie prume” naar me schreeuwt. Hoewel ik me niet herinner dat ik me ooit zo over Angelique heb uitgelaten. Wel ben ik met haar naar de Himalaya geweest in plaats van de Ardennen. En in de keuken naast nog steeds de aardappelen, treffen we falafel of ramen. Tenslotte, het ergste van alles; ik ben ook nog een openbare geworden die op biddag rechtstreeks uit z’n werk een toespraakje komt houden in een open zijnde boekhandel.
Zijn wij dan in alles het omgekeerde?
Integendeel, ik zie een lijn van hem via jou naar mijzelf. De betrokkenheid bij mens en maatschappij. De liefde voor de natuur, het wroeten in de aarde en de eerbied voor de aardappelplant. Zoals je in het boek omschrijft: voorraadkamers van voedsel uit een enkel knolletje. Niets wat gewoon was vond hij gewoon, je vader, Boer en dichter. Zo zou ik mezelf ook graag omschrijven. Een boer die wroet in de aarde of zoals ik, zijn eigen vissen uit de schelde trekt en deze vervolgens bereiden zal als paella, of met aardappels en peetjes, vol verwondering over wat de natuur ons schenkt. Een goed gerecht is ook een gedicht.
Die doorlopende lijn zie ik niet alleen in de mooie kanten, ook in de moeilijke. De stellige standpunten en de driftbuien. De zorgen en het getob over de kinderen (en net als hij hebben ook wij een verstandelijk gehandicapte zoon die de boel aardig op stelten kan zetten). Soms kunnen we even zo helemaal klaar zijn met al het gedoe en gedonder dat er wel eens een uitbarsting volgt. Je schrijft over deze buien van je vader, niet oordelend, zoals ik ze ook bij jou niet zal veroordelen en hoop dat mijn kinderen dat niet bij mij zullen doen. Mij mijn uitbarsting kunnen vergeven als Seb bijvoorbeeld voor 344 euro op de playstation heeft gekocht aan skins en lootboxen.
Alleen dat met de tijd meegaan, daar ben ik nogal selectief in. Ik ben zeker niet op insta te volgen maar verder…
Ja, wij zijn samen geweest. En wij blijven samen. Zoals je zelf schrijft is jouw vader sterker aanwezig na zijn dood dan bij leven. Dat is een troostrijke gedachte, want we kunnen er niet omheen dat zuster dood nu duidelijk aan jou haar gezicht toont. Dat doet pijn, maar die pijn is niet het hele verhaal.
Zoals gezegd zal ik deze toespraak niet eindigen met psalm 122, nee, ik sluit af met psalm 42 die volgens mij zowel op jouw vader als op jouzelf en misschien op een andere manier, in de falafelversie op mijzelf van toepassing is:
’t Hijgend hert, der jacht ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar ’t genot
Van de frisse waterstromen,
Dan mijn ziel verlangt naar God.
Ja, mijn ziel dorst naar den HEER;