Die liederen – ze zijn gewoon niet waar. Febr. 2013

Die liederen – ze zijn gewoon niet waar.

Door ds. Wim Jansen

De mevrouw die al jaren niet meer in de kerk komt maakte ter gelegenheid van een gedachtenismoment weer eens een dienst mee. Haar reactie: de stiltes en de overdenking vond ik eigenlijk best mooi, maar toen we die kerkelijke liederen weer gingen zingen over een Heer en een hemel, waarin alles goed komt, dacht ik: die liederen – ze zijn gewoon niet waar!

 

Vrees

Dit gesprek bepaalde mij bij mijn vrees voor het nieuwe liedboek. Verschillende theologische tradities worden er in verenigd, zo luiden de aankondigingen. Dat is zeker winst. Maar mijn prangende vraag is: zullen er liederen in staan waarmee ook deze mevrouw bereikt kan worden? In ieder geval kost het mij steeds meer moeite om uit het bestaande aanbod in het Liedboek, maar ook Tussentijds, een keuze te maken voor deze “doelgroep” aan de rand van en buiten de kerk.

Waar ligt dat aan? Misschien vooral aan de triomfalistische dogmatiek die veel gezangen heeft bepaald. Lied 449 bijvoorbeeld klinkt mij in de oren als bloedtheologie op rijm. En dan dat “Heer”, zelfs vaak in op zich mooie teksten van Huub Oosterhuis. Het is mij overigens ook een raadsel waarom voor deze platte vertaling is gekozen in de NBV. De Heer… dat roept toch echt alle denkbare discussies op: God een persoon? Daarbij een man? En ook nog eens een “baas”? Het doet ook als vertaling volstrekt geen recht aan het Hebreeuwse, geheimzinnige poëziewoord JHWH.

In het licht van de huidige trend, namelijk herwaarts naar de – wat heet – duidelijke waarheden, en “concreet spreken over God” (hellup!!! hoe doe je dat??), valt het te vrezen dat er toch weer gekozen is voor veel parmantig christelijke, triomfantelijke liederen. Ook houd ik mijn hart vast dat “de Heer” nog steeds niet van de lucht zal zijn. Maar misschien ben ik nu te snel. Ik hoop het.    

 

Universele, frisse beelden

Laat ik eens uittekenen hoe het voor mij had gemogen. Dan zou ik hebben gekozen voor universele poëtische taal! Woorden, beelden, metaforen die niet exclusief christelijk zijn, maar voor iedereen herkenbaar (dus niemand buitensluiten). Zintuiglijke, aardse, ja, concrete beelden voor een niet te vatten mysterie. In dat verband noem ik als positief  voorbeeld een paar bestaande liederen in het huidige Liedboek, zoals Lied 223, met tot de zintuigen en de verbeelding sprekende taal: zaad, aarde, sterren, wind, nacht. Dit zijn voor ieder herkenbare metaforen die je haast aan den lijve voelt en die ook ruimte laten voor eigen invulling. Willem Barnard heeft er zijn hele leven mee geworsteld: de rijkdom van de christelijke traditie vertalen in frisse poëtische taal. Lang niet altijd, maar in dit lied is het hem gelukt.

Een ander voorbeeld is Lied 161 met de woorden: licht, tasten, gezicht, kind, vuur, bron, woestijn, nacht, pijn. Ook allemaal aardse metaforen met meerdere lagen – met op de bodem het geheim dat wij God noemen. Iedereen beseft dat deze beelden naar een diepere werkelijkheid verwijzen, terwijl ze die niet als een  “concreet feit” benoemen noch vastleggen.

Dit nu is precies waar het in het verleden is misgegaan. Terwijl de meeste van die beelden nota bene uit de bijbel, dat grote poëzieboek zelf, afkomstig zijn.   

 

Doorbroken exclusiviteit

We hoeven het woord God en de naam Jezus niet te vermijden, maar laten we er wel zuinig op zijn. Zodanig dat de teksten ook herkenbaar zijn voor mensen die moeite hebben met de klassieke invulling van het woord “geloven”. Wanneer er in liedteksten gekozen wordt voor universele metaforen wordt daarmee ook de exclusiviteit van het christelijk geloof doorbroken. Dan raken we weer in gesprek met mensen die wel degelijk diepgaande geestelijke ervaringen hebben maar die zich niet meteen willen laten annexeren door zoiets als christendom. Een mystieke dichter van de liefde als Hans Andreus, wiens oeuvre is doortrokken van verlangen naar het “licht” kun je dan niet meer buiten de deur houden. En evenmin Lucebert met zijn “adem”, Leo Vroman met zijn “Systeem”, Harry Mulisch (ja, hij!) met zijn “Iets”, Gerard Reve met zijn “Ezel” – en ga zo maar door met al die vrije geesten, die de christelijke dogmatiek niet langer als feitelijke waarheid kunnen opvatten maar die wel een verlangen koesteren naar dat wat hen overstijgt, ten diepste de liefde.

Ik hoop op veel liederen met universele aardse beelden, waarbij je je niet hoeft af te vragen of ze “waar’ zijn, zoals een bewezen feit waar is, maar die wel – voor ieder herkenbaar! – naar de ongrijpbare essentie van het leven verwijzen.