Intrede van een ezel (hoofdartikel Middelburgs Kerkblad). April 2013

Intrede van een ezel

In dit hoofdartikel mag ik mij, vooruitlopend op de intrededienst van 28 april, aan u voorstellen als nieuwe predikant van de Koorkerkgemeenschap. Daartoe zal ik u meteen een persoonlijke droom opbiechten.

 

Droompaus

U zult het niet geloven, maar eerlijk, ik heb het niet verzonnen. Ik droomde dat ik tot paus gekozen was! Vertelt u me nou maar eens wat zo’n droom zegt over mij. Misschien zullen droomuitleggers er het stiekeme verlangen in lezen naar duizenden aanbidders op het Sint Pietersplein. Anderen zullen menen mij te betrappen op de grootheidswaan van een geestelijk gezagsdrager. Weer anderen zoeken misschien naar Freudiaanse aspecten… wat God verhoede!

Het is gewoon een gekke droom, denk ik. Zoals een mens zoveel gekke dromen droomt, waarin allerlei dingen uit het dagelijks leven op bizarre wijze samenkomen en vrijelijk ineenvloeien. Impressies die hun kans schoon zien en lekker met elkaar gaan dollen in de speeltuin van de slapende hersenen. 

Het kan natuurlijk stiekem te maken hebben met mijn intrede in de Koorkerk. Daar komt bij dat er het nodige gaande was en is op het gebied van intrede. Inmiddels heeft het “habemus papam” reeds geklonken en blijk ik het toch niet te zijn geworden (gemiste kans). Maar via de media wordt de Koninklijke Intocht van Prins Willem Alexander ons de komende weken vast dagelijks ingepeperd.

Tic

Het zal wel een theologentic zijn, maar ik kan bij de termen intrede en intocht niet anders dan denken aan dat beroemde verhaal van Jezus’ intocht in Jeruzalem. Ik weet het, liturgisch is dit verhaal na Pasen niet op z’n plaats, maar ik ben toch zo vrij het hier op te voeren. Dat heeft vooral te maken met de alles bepalende rol van de ezel daarin. Graag wil ik mij dan ook aan u voorstellen als de dominee met trekken van een ezel – de in te koppen grappen daarover voor lief nemend. Laat ik u mijn liefde voor de ezel eens uit de doeken doen.    

Klei

Een ezel is een boers, bescheiden dier. Daar houd ik van. Ik ben een Zeeuws-Vlaamse boerenzoon, uit het Paradijs weliswaar maar toch… Die achtergrond houdt me dicht bij de klei, heeft me een intens bewustzijn van de aarde geschonken, waardering voor nuchtere, kalme ingetogenheid en het besef  van kleinheid onder die enorme luchten. In dit tijdperk van al te parmantige, doorgeslagen assertiviteit pleit ik er dan ook voor om kinderen weer de bescheidenheid te leren. Nee, even stil nu, je bent niet het centrum van het universum…

 

Rebel

Het mooie aan een ezel is ook zijn dwarsigheid. Het refuse/resist dat hij uitstraalt. De drang naar vrijheid. Hij zet soms plotseling zijn hakken in het zand, is met geen stokken meer vooruit te krijgen. Hoewel zijn lijf dan stijf staat van weerbarstigheid is de blik in zijn ogen er een van een ondoorgrondelijke droefheid, alsof hij wil zeggen: je begrijpt toch wel dat ik dit niet kan doen… Het roept beelden op van de rebel Jezus, de ruige, onaangepaste zonderling, die de tempel schoonveegt. Die Jezus, met zijn bijna tragische dwarsliggerschap, is mij zeer lief. Dat staat natuurlijk niet los van het feit dat ik het in mezelf herken. Als iets een hype wordt, als iedereen het geweldig vindt, dan word ik pas echt wantrouwig.

 

God

Tegelijk ontroert een ezel mij. Dat heeft vast te maken met zijn aaibaarheid en kwetsbaarheid. Een ezel moet je strelen! Die borstelige vacht, de ruige wenkbrauwen rond de grote, glanzende en verwonderd kijkende ogen – het is een en al zachtmoedigheid. Naast de principiële  weigerachtigheid van “er zijn grenzen”, toont hij altijd weer de bereidwilligheid een lastdier te zijn. Ik zal het wel dragen. Kom maar bij mij met je juk en je zwaarwichtigheid. Ook en vooral daarin doet hij natuurlijk  aan Jezus denken … en aan God. Op vanzelfsprekende, natuurlijke wijze verbeeldt hij de liefde. Daarom begrijp ik zo goed dat de ezel bij Gerard Reve de ultieme metafoor is voor God.

Amen

Wat mij tenslotte fascineert in de ezel is het eigenzinnige geluid dat hij maakt. Het woord balken vind ik veel te neutraal. Zijn ver dragende JIE-AAAA!!! gaat immers door merg en been. Het klinkt als een zeer prangende vraag. Wat zeg ik – een vraag?? Luister dan: het is een woedend snikken! Het is  een schreeuw uit de diepte. Een oerkreet van wanhoop en verlangen. Het is een kyrië.

Alle keren dat ik amen zal zeggen in de Koorkerk, verstaat u het dan niet als een plechtig en triomfantelijk “zo zal het zijn”, maar als het ongehoorde schreeuwen van dit, mijn ruige, poezelige lievelingsdier. Mijn broeder en mijn zuster. 

Ds. Wim Jansen