Mijn minicolumn (*gebruikt in Delft / ^gebruikt in Brouwershaven / *^beide)
Vrijzinnig met God.*^
Men noemt mij vrijzinnig. Maar wat is vrijzinnig? Ik denk dat er veel van wat vroeger als vrijzinnig te boek stond tegenwoordig in de “gewone” PKN als vanzelfsprekend wordt aanvaard. Ook zijn de grenzen niet meer zo scherp te trekken. Na een lezing zei een hoorder mij ooit: “Ik vind u helemaal niet vrijzinnig, ik vind u orthodox, ja, paulinisch.” Kijk, zulke opmerkingen doen mij nou goed! Het relativeert de hokjes die wij optrekken…
Er is wel een misverstand m.b.t. “vrijzinnig” dat ik graag recht wil zetten. Velen in onze samenleving hebben de indruk dat vrijzinnigen “humanisten met een religieus tintje” zijn. Gerard Reve beweerde zelfs dat de vrijzinnigheid om die reden amper recht van bestaan heeft.
Bij dit alles wordt echter voorbijgegaan aan hen die vrijzinnig zijn juist omdat ze doordrongen zijn van het “verticale en het heilige” in hun leven en dat te groot vinden om het op te sluiten in een menselijke voorstelling van God als een “persoon”. Juist vanwege het mysterie en het heilige van God – of liever: GOD – hebben zij de ruimte nodig.
ds. Wim Jansen
Aangeklede aap? *
Soms gebeurt het dat iets alledaags je plotseling ontroert. Het bijzondere in het gewone. De filosoof Ger Groot noemt dat: verwondering die is opengegaan. Als wat gewoonlijk stil is tegen je gaat spreken.
Soms zien we niet alleen het bijzondere in het gewone, maar ook het goddelijke in het gewone.
Ineens wordt een “gewoon” landschap de hemel. Dan kun je spreken van een religieuze ervaring.
En toch is het nog exact hetzelfde landschap als tevoren. Er is niets aan veranderd. Nee, jij bent veranderd. De mens heeft de capaciteit om “open te gaan”.
Vanuit de evolutie is de mens niet meer dan een “aangeklede aap”. Dat zal zo zijn. Het kan geen kwaad de mens zodanig te relativeren, zeker in het kader van ecologisch bewustzijn. Maar als je goed nadenkt over het wezen van de mens, dan kom je toch verder dan alleen maar een aangeklede aap. Dan kom je iets op het spoor dat je bezieling zou kunnen noemen.
Ds. Wim Jansen
Een kwestie van woorden.*
Wat zeg ik als ik God zeg? Een gemeentelid vertelde mij dat ze elke keer bij het woord “God” de neiging heeft om te denken: maar die bestaat niet. Zij is niet de enige die moeite heeft met de oude, persoonlijke voorstellingen bij God.
Om hen en mijzelf tegemoet te komen gebruik ik regelmatig omschrijvende bewoordingen, zoals “het heilige”, “de Goddelijke werkelijkheid”, “de Geest”, “de Goddelijke energie” – of andere uitdrukkingen die dichter bij het levensgevoel van onze tijd komen.
Het nadeel van deze uitdrukkingen is echter dat zij zo abstract overkomen! Het liefst zou ik dan ook willen dat we, aan de oude beladenheid voorbij, door die Bijbelse “persoonlijke” namen voor God leren heen te kijken, ze herinterpreteren als poëziewoorden die verwijzen naar het onkenbare goddelijke – en ze weer onbekommerd gebruiken.
Ds. Wim Jansen
Pinksteren^*
Het is weer Pinksteren. Vaak werd en wordt er gezegd: Pinksteren is het begin van de kerk. Maar komt zo’n uitspraak niet voort uit triomfalistisch kerkelijk denken? Zelf zie ik het liever als het feest van de voortgaande schepping van de wereld: de Geest die de chaos bewerkt… Dat het, met andere woorden, om de wereld gaat en niet om de kerk.
Intussen maak ik mij wel zorgen om de kerk. En ik ben niet de enige als ik de kerkbladen er eens op nalees. Wat een getob! Vooral over de jeugd. Dat deed men overigens ook al toen ik zelf jeugd was. .. Mijn zorg echter is van andere aard. Ik maak me zorgen als de kerk zo neurotisch bezig is met zichzelf, met overleven, met denken op de korte termijn. De kerk is maar een instrumentje. Ook het christen zijn is geen doel in zichzelf. Dr. Okke Jager, in zijn tijd een verfrissende theoloog, zei het al : “Je bent geen mens om christen te worden, maar christen om mens te worden.”
Zo door redenerend: de wereld is er niet om een bloeiende kerk te worden, de kerk is er om een bloeiende wereld te worden.
Ds. Wim Jansen
Pasen: dichterbij dan ooit.^*
Hoe komt het dat een gestorven geliefde soms nog intenser en werkelijker aanwezig lijkt dan toen hij/zij dagelijks om je heen was? Omdat een mens een geestelijk wezen is? Het is in ieder geval een algemeen menselijke bevinding.
Zo zong Blöf na het verongelukken van hun drummer Chris Götte: Jij bent weg, maar dichterbij dan ooit. En de slotzin in A.F.Th. van der Heidens boek “Tonio” – over de zoon die verongelukte – luidt: “Ik geloof echt dat de doden een bepaalde energie achterlaten.”
Geven de opstandingverhalen, in de mythologische taal van die tijd, uitdrukking aan dat besef? Pasen, niet als hocus pocus, maar als literaire verbeelding van een universeel menselijke bevinding? Misschien is dit de ervaring van de discipelen geweest na Jezus’ brute dood: zo’n krachtige, met God geladen persoonlijkheid kan niet weg zijn, is niet weg. Die leeft altijd om ons heen en in ons: dichterbij dan ooit.
Zo wordt het gebeuren van Pasen invoelbaar.
De zin van het leven…
Iemand vroeg mij: wat is de zin van het leven? Voor ik mij vereerd kon voelen barstte ik al in lachen uit: En dat vraag je serieus aan mij??? Ja, zei mijn gespreksgenoot, waarom zijn we hier? Ik verwacht van jou dat je daarover hebt nagedacht.
Juist omdat dat inderdaad het geval is moest ik erkennen dat ik geen antwoord heb, niet meer heb… Sterker nog, ik moet zeggen dat ik mij koester in het niet-weten. Er hoeft niet langer iets te kloppen. Er hoeft geen waarheid meer verdedigd. Ik ervaar het als bevrijdend om te leven in verzoening met het niet-weten.
En God dan? God zie ik juist in het niet-weten. Het uitgeknipte midden van een papier. De ontzagwekkende stilte. Een peilloos raadsel – in zijn mysterie heilig. Voor mij is God juist de open vraag, die alles betwijfelt, omkeert, niet-kloppend maakt.
Er is geen antwoord. Er is hooguit iets dat op een antwoord lijkt. En het heeft meer weg van een keuze. Mijn keuze is: we zijn hier om de liefde te leren.
Ds. Wim Jansen
Schepping?*
Mei is bij uitstek de maand van de schoonheid. Men heeft dan al gauw de neiging om “een schepper” te loven. Zo is het woord “scheppen” meestal ook geïnterpreteerd: Wat heeft God de natuur toch mooi gemaakt. Echter…
Tijdens een predikantenretraite opende een collega de bijeenkomst in deze denktrant: God heeft de aarde tot een veilige woonplaats gemaakt. Een andere collega ontstak haast in woede: Ga dat eens uitleggen aan de slachtoffers van de tsunami!
Het lijkt me inderdaad niet gepast om “scheppen” te reduceren tot een natuursentiment en vervolgens natuurtheologie. Zo volmaakt is de natuur niet. Het heeft te maken met een m.i. achterhaalde lezing van de scheppingsverhalen, namelijk als feitelijkheid. Scheppen is echter veeleer een metafoor voor: orde aanbrengen in de chaos (die de natuur vaak is), geest brengen waar dood is, liefde waar haat is.
Ook ik loof het goddelijke in de schoonheid van mei, maar ik draai het niet om in die zin dat iemand het universum zo mooi in elkaar geknutseld heeft…
Ds. Wim Jansen
En de boer hij ploegde voort
Hoe langer ik voorganger ben, hoe duidelijker het mij wordt: Met onze liturgie hebben we een schat in huis. Prachtige muziek, de poëzie van de bijbel, het theater van de preek, de rust en de stilte van de gebeden…
Dat we er in onze tijd geen volle zalen mee trekken heeft te maken met allerlei – veelal ongrijpbare – factoren, maar niet met de schoonheid van de liturgie zelf. Zoals een domineeszoon tegen zijn vader zei: “Pa, je doet niets fout. Het is in deze tijd eenvoudig zo…” Typerend in dit verband is dat “geseculariseerde” mensen en ook jongeren bij een uitvaart vaak wel geraakt worden door een klassieke liturgie. Denk ook maar aan de Mattheuspassion!
Gewoon doorploegen dus. Ook al bestaat de kerk uit een rijtje grijze dames. Geen restauratie van het oude, maar herontdekking, herinterpretatie en herwaardering. Wat goed is komt altijd bovendrijven.
Vincent van Gogh is blijven schilderen, al verkocht hij geen doek. En de dichter Werumeus Buning schreef:
“Men heeft de boer zijn hof verbrand,
zijn vrouw en os vermoord.
Dan spande de boer zichzelf voor de ploeg,
maar de boer hij ploegde voort.”
Ds. Wim Jansen