Diogenes de hond – monoloog. Zomer 2013

Diogenes de hond

 

Opstapje naar het thema: Zou je een hondje willen zijn?

Soms zou je wel een hond willen zijn – vooral een jonge hond.

De onbevangenheid waarmee zo’n puppy naar je toe komt.

De dartelheid en vrolijkheid en vrijheid en … schaamteloosheid.

Het dollen over het strand, onbekommerd dwaas zijn.

Van niets weten en het leven als één groot feest beleven.

 

In het oude Griekenland was er zo iemand, Diogenes, bijgenaamd de hond.

Hij leefde in een wijnvat, een houten ton – meer had hij niet nodig.

Hij had wel makkelijk praten, met zo’n klimaat, maar goed.

Je zou het misschien wel eens leuk vinden,

maar je moet hem toch maar niet nadoen.

Hij leefde echt als een hondje.

Hij deed zijn behoefte op straat en at alles op wat de mensen hem toewierpen.

En hij deed wel meer dingen op straat die wij geen van allen doen…

Hij spotte ook met de mensen en durfde dan alles te zeggen – alsof hij blafte.

Zelfs tegen heel belangrijke mensen kon hij lekker brutaal zijn.

Het bekendste verhaal vertel ik nu alvast.

 

Omdat Diogenes leefde als een hond was hij best beroemd.

In onze tijd zou hij zeker op tv gekomen zijn.

Op een dag kwam de beroemde Alexander de Grote,

zeg maar de koning, hem bezoeken.

Hij wilde die gekke Diogenes wel eens van dichtbij zien.

Hij ging hoog en breed voor hem staan en zei:

Zeg maar, Diogenes, wat je wenst, en ik zal het je geven.

Weet je wat  ik wens? – zei Diogenes – dat je uit mijn zon gaat.

Ik wil van de zon genieten.

En de grote Alexander de Grote deed wat hij vroeg.

Zo leefde Diogenes de hond:

hij genoot van de zon.

 

 

Gebed met stiltes

Gij, zon van de morgen,

licht in onze ogen,

licht van binnen,

maar al te graag laten wij ons raken door U.
De ranken van onze geest, zij tasten naar U.

Wij worden stil en open voor U,

maken ons leeg van alledag.

De pijn van de wereld, de pijn van onze ziel,

de donkere kant van ons leven,

het klinkt alles in ons kyrië, in de stilte…

Gij, zon over ons leven,

troost en lichtzijde van ons bestaan,

verrukt zijn wij over U,

vuur van liefde zijt Gij in onze harten.

Aan onze levensvreugde geven wij ruimte

in ons gloria, in de stilte…

Gij, zon van wijsheid,

ga over ons op.

Amen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Inleidende woorden:

Diogenes van Synope leefde in de 4e eeuw voor Christus.

Na zijn verbanning uit zijn geboorteplaats woonde hij in Athene, in een ton.

Hij kreeg de bijnaam: hond, in het Grieks kune,

waarvan het woord cynicus is afgeleid.

Daarmee werd hij de grondlegger van de filosofische stroming van de cynici.

De cynici betwijfelden alles, bleven vragen stellen, leefden sober, open,  bekritiseerden de cultuur, verafschuwden rijkdom en zochten naar puurheid –

anders dus dan de negatieve betekenis die het woord bij ons heeft gekregen.

Diogenes heeft geen geschriften nagelaten, net zoals Jezus,

maar er zijn wel verhalen over hem.

Bij wijze van lezing een paar van die verhaaltjes,

die zijn levensfilosofie illustreren.

 

De burgers van Athene zagen hem in het volle daglicht over straat lopen

met een lantaarntje.

Wat doe je nou weer, gekke Diogenes?

Hij keek op en zei: ik zoek een rechtschapen mens.

 

Op een dag stond hij te bedelen bij een standbeeld.

De mensen vroegen hem: waarom sta jij te bedelen bij een standbeeld?

Diogenes antwoordde:  dan raak ik er aan gewend dat ik niets krijg.

 

Het enige bezit van Diogenes was een drinknap.

Toen hij op een dag een bedelaar zag drinken uit de kom van zijn hand

vond hij zijn drinknap te luxe en gooide hem weg.

 

Nu de bijbelse lezingen, een tekst uit de scheppingsmythe van Genesis 2, twee fragmenten uit Prediker en een tekst uit Mattheus.

Genesis 2:25 (NBV)

Prediker 1:1-11, 9:7-9, Prediker 11:7,8 (NBV – lector)

Mattheus 8:20 (NBV)

 

(monoloog Diogenes aankondigen)

 

Meditatie

 

Ik ben de eeuwige Diogenes.

Ja, u hoort het goed, burgers van deze oude stad met Griekse allure.

Diogenes is nog volop aanwezig onder u, sterker nog, in u.

Ook al bent u nog zo beschaafd en keurig,

ik leef in u, misschien in uw onderbewuste, maar toch, in u.

Ik kijk nu en dan om de hoek van uw geest.

Ik steek nu en dan de kop op in uw verstand.

Waarom anders trekt u er in deze tijd op uit met een hut achter uw auto?

Wat is dat anders dan het verlangen naar het leven in een ton?

Waarom wilt u minstens één keer in het jaar

alleen de zon aan uw hoofd hebben en vooral geen complexe situaties?

U verlangt naar het simpele leven, het basale leven.

Dat ben ik in u, onder anderen ik.

 

Ik ben ook de eeuwige Diogenes in uw tv-programma’s.

Waarom kijken zovelen zo graag naar die Friese boer in Man Bijt Kune?

Die Frans Anders die anders is omdat hij suikerbieten eet

en in zijn sobere boerderij ook een beetje als een hond leeft.

Zoveel mensen zouden dat stiekem ook wel eens willen.

Openlijk zeggen dat je graag dagen in dezelfde kleren loopt

en dat je genoeg hebt van de dwingende prikkelmaatschappij.

Leven van de aarde, rechtstreeks van wat je hand vindt in de tuin,

of wat je vindt op straat – voeg ik er aan toe.

Al jullie programma’s over paradijsvogels en vreemde snoeshanen,

die afwijken van het patroon – ze zijn niet voor niets zo populair.

Het is de eeuwige Diogenes.

In een complexe cultuur ontstaat het verlangen naar het basale leven.

Naar echtheid en puurheid en eenvoud en openheid.

Naar bevrijding van conventies.

Is dat het? – reactie op een ingewikkelde maatschappij?

Toen uw protestzanger uit de jaren 60, Armand,

ergens optrad met zijn oude protestliedjes,

kwamen de zelfvoldane generatiegenoten,

de babyboomers van de carrière, naar hem toe

en zeiden: denk erom dat je hiermee doorgaat, hoor!

En uw dominee, zal ik daar eens iets over vertellen?

Toen hij jong was verzette hij zich tegen de technocratie

en wilde kluizenaar worden, of druivenplukker in Frankrijk

of houthakker in Noorwegen: hij wilde leven in een ton!

En hij zou dat nog wel willen.

Hij voelt zich nog altijd een woestijnvader, maar dan een met een hypotheek!

Het is de eeuwige Diogenes.

En waarom trekken de mensen er in horden op uit

om kloosters te bezoeken?

Waarom lezen ze boeken en kijken ze naar films over kartuizer monniken?

Het is het verlangen naar het leven in een ton.

Het is de eeuwige Diogenes.

Ik leef in uw verlangen.

Wat is dat toch?

Het is meer dan alleen een reactie op hoge beschaving.

Het is menselijk.

Het is een universeel verlangen van de menselijke geest.

Verlangen naar het pure, naakte bestaan.

Naar het lijfelijke, naar het aardse. 

Verlangen zelfs naar armoede, ruigheid, lelijkheid desnoods.

Toen de Boeddha, de rijkeluiszoon Siddharta,

een arme, zieke bedelaar zag, en in die bedelaar zichzelf zag,

pas toen drong tot hem door wat leven is

en ging hij op zoek naar de verlichting.

En uw Jezus – zag hij niet in elke arme zijn God?

Was hij niet zelf een arme, een zwerver,

die geen steen had om zijn hoofd neer te leggen?

Geen nest om in te schuilen?

Hij was misschien wel de ware cynicus.

Hij was in ieder geval veel ruiger en onaangepaster

dan de moralistische Jezus die eeuwenlang de kerk beheerste.

Ik kon in het hoog ontwikkelde Athene tekeergaan tegen mensen,

als ik hen zag in hun leegheid en materialisme,

maar als ik hoor hoe Jezus de elite van zijn dagen de mantel uitveegt,

dan ben ik nog maar een kleine jongen.

Ook in hem ben ik, de eeuwige Diogenes.

Nee, ik adviseer u om mij vooral niet te kopiëren.

Niet doen, nooit doen, goeroes creëren, nabootsen.

Ik ben de uitvergrote spiegel van de onrust in uw ziel.

Ik ben uw gechargeerde hunkering naar een ander leven. 

Om iets duidelijk te maken moet je altijd overdrijven,

zoals ik deed in mijn ton en met mijn schokkende gedrag.

Daarmee houd ik u wakker, houd ik het basale in u wakker,

houd ik in u het besef levend dat heel deze ingewikkelde cultuur,

onze Griekse beschaving vroeger en uw westerse nu,

een kaartenhuis is, een fragiel bouwwerk dat zo in kan storten.

Ach, had maar naar mij geluisterd, banken en regeringen,

in onze levensstijl van armoede komt geen crisis voor.

Dan zou het nu niet zo’n zooitje zijn in mijn Athene en in Europa!

Ik ben het gezonde cynisme in u,

dat u kritisch houdt jegens uw eigen leefwereld.

Ik ben ook het rustpunt dat u doet zien

hoe vermoeiend het gejaag is naar meer,

meer macht, meer geld, meer controle.

Hoe vermoeiend en moe de samenleving is met zijn schreeuwende reclames,

al zijn meningen en overtuigingen en debatten

en al die dingen die de mensen moeten van zichzelf.

Zoals Prediker het zag: alle dingen zijn onuitsprekelijk vermoeiend.

Prediker, die halve Griek uit de tweede eeuw,

het zou best eens kunnen zijn dat hij van mij gehoord heeft.

Prediker, die oude wijze cynicus, die de Griekse teksten kende.

Hij ziet hoe ijdel de mensen zijn,

hij prikt door de schone schijn heen en ontmaskert de dogma’s.

Kijk toch eens, zegt hij, hoe zinloos dit alles is,

al die mannetjesputterij om belangrijk te zijn.

En ook hij wijst de bevrijdende weg van de cynici:

Leef basaal, koester je in de zon

en laat je de zon niet ontnemen door een hoogwaardigheidsbekleder.

Geniet van het leven, het aardse, lijfelijke, zintuiglijke leven.

Geef je onbekommerd over aan dat louter biologische welbehagen.

Wentel je daarin rond en geniet,

zoals een varken in de modder geniet van het zijn zoals hij is.

Varken, waartoe zijt gij op aarde?

Om in de modder te rollen…

Oké, oké, wij zijn geen varkens,

maar toch een beetje ook weer wel, evolutionair gezien.

Eet en drink en laat het je smaken.

Geniet van elke zonnestraal en elke lijfelijke vreugde.

Want dat is God, zegt mijn joodse collega.

Ik heb niet zoveel kaas gegeten van God en goden,

maar volgens uw dominee zit het zo –

en ik doe nu een stukje monoloog als uw dominee:

Je adem is God, de aarde is God, je brood is God,

de grond waarop je staat is God,

de fluitende merel ’s morgens vroeg is God,

het spelen van de jonge hond is God,

jouw levensvreugde, jouw naaktheid,

jouw vrijen en lachen is God – tot zover uw dominee.

Met een korrel zout nemen, hoor, hij weet het ook niet…  😉

Ik ben de eeuwige Diogenes.

Ik houd de humor in u wakker,

het lachen om al dat gewicht dat wordt toegekend

aan filosofen en theologen, en dat ze aan zichzelf toekennen,

het lachen om uzelf.

Ik pleit voor een gezonde schaamteloosheid.

O, dat benepene en correcte, dat beheerste in wat mensen zeggen.

We zijn zo bang voor de ander, voor wat men van ons zal vinden.

Hoe bevrijdend is het om het naast je neer te leggen,

dat eeuwige oordeel van de anderen,

die meetlat van de aangepastheid en het dunne laagje van fatsoen.

Het flink moeten zijn terwijl je hart huilt,

het beheersen van je woede terwijl je wilt vloeken,

het ja-knikken terwijl je nee wilt schreeuwen.

Ik ben de gezonde schaamteloosheid in u,

die eerlijk naar zichzelf kijkt en benoemt wat er in hem leeft,

open benoemt wat er zwak is en zwart en wanhopig,

gewoon omdat het menselijk is,

omdat niets menselijks ons vreemd is,

omdat wij niets te verbergen hebben,

omdat wij mensen zijn met angsten, driften, hunkeringen,

pijnlijke lichamen, verdriet.

Ik ben de gezonde schaamteloosheid uit dat andere bijbelboek,

geschreven lang voor mij, een scheppingsmythe,

zoals wij Grieken ook vele scheppingsmythes kenden.

De mens en zijn vrouw, zij beiden waren naakt,

maar zij schaamden zich niet voor elkaar.

Dat is de puurheid ten top, de kwetsbaarheid ten top.

Dit is waartoe de mens kan komen.

Dit is het hoogste wat je kunt bereiken,

zo veilig te zijn bij de ander, zo open, zo vanzelfsprekend mens,

dat er niets meer te verbergen valt.

Dat was mijn leven in Athene:

hier ben ik, dit ben ik, zo ben ik – aanvaard mij.

Aanvaard mij in liefde – maar dat heb ik zelf nooit gezegd.

Dat zei die cynicus uit Nazaret.

Weet u waarom ik hem een cynicus durf te noemen?

Omdat hij het over de liefde heeft.

En in het licht van de liefde wordt alles onbelangrijk.

Dat is het heilzame cynisme van de liefde – zo zegt uw dominee dat,

en die noemt de liefde God.

Van God en liefde heb ik niet zoveel kaas gegeten, dat zei ik al.

Ik was misschien te ruig en te rauw voor zulke woorden.

Maar van die Jezus wil ik wel leren, omdat hij zichzelf zag

in de armen, in het volk van de straat, in ons.

Omdat ik in hem wel iets zie van die rechtschapen mens

die ik met een lampje liep te zoeken in de straten van Athene.

Voor het eerst in mijn bestaan als eeuwige Diogenes zeg ik: Amen.

 

Gebeden met stiltes

Gij, zuivere kern van ons wezen,

wij zoeken U in onszelf

en in elkaar,

we zoeken uw geheim te lezen in de liefde,

in elkaars ogen,

wij luisteren naar U, in de stilte…

Wij spreken uit onze verlangens,

naar een rechtvaardige wereld,

naar bevrijding van onderdrukten,

en noemen hier het werk van Amnesty International

en allen die zich inzetten voor vrijheid en gerechtigheid,

in de stilte…

Wij geven ruimte aan de onrust in onze geest,

de zorgen die onze gedachten beheersen,

ziekte die onze lichamen kwelt, verdriet om de dood,

de angst, de pijn, de eenzaamheid,

al wat in ons opkomt, in de stilte…

Wij denken aan wie ons lief zijn

en noemen hun namen, in de stilte…

Wij bidden samen het gebed dat Jezus ons heeft geleerd:

Onze Vader…