Er moet een Mokum zijn 10-2011

ER MOET EEN MOKUM ZIJN

 

Voor de kinderen: Het honk…

Er zijn nogal wat spelletjes met een plek waar je naar toe kunt vluchten.

Zo speelden wij vroeger verstoppertje.

Dan kon je als degene die “eraan was” je niet vond

naar de plek rennen waar je vrij was.

Doen jullie dat nog?

Kent u dat?

 

Je kent vast wel slagbal.

Als je de bal geslagen hebt moet je gaan rennen naar het eerste honk.

Tussen twee honken kun je worden afgegooid.

Alleen bij het honk ben je veilig.

Waarom vertel ik dat?

 

Als je heel vroeger, in de tijd van de bijbel,

per ongeluk iets ergs gedaan had bij iemand,

bijvoorbeeld jouw kameel had hem omvergelopen,

kon de familie van die iemand wel eens heel boos worden

en jou te pakken willen nemen.

 

Dan kon je vluchten naar bepaalde plekken

waar niemand je kwaad mocht doen.

Daar was je veilig.

Een soort honk, dus.

Het was een regel in de bijbel dat er voor mensen op de vlucht

zo’n honk moest zijn.

Daarover vertel ik vandaag.

 

Nog even iets anders:

Straks zie ik jullie terug als die mevrouw daar ja gaat zeggen.

Ze gaat niet trouwen, maar dingen doen voor de kerk.

En daar hoort bij dat je iets belooft.

 

Meditatie

 

Lieve mensen,

er moet een honk zijn voor de mensen!

Dat is de grondgedachte van de lezing uit Jozua.

Een toevluchtsoord, een vrijstad, een asiel.

Er moet een plaats zijn waar mensen veilig zijn.

Een plaats, in het Hebreeuws: een maqoom.

Dat is grappig, daar horen we het woord Mokum in.

Het komt er ook vandaan.

Dat Jiddische Mokum staat voor: een veilige plek.

Van oudsher kennen we Amsterdam in de bijnaam Mokum.

Dat is niet zomaar.

Vooral voor de Portugese joden in de 16e en 17e eeuw

was Amsterdam een toevluchtsoord.

Sowieso was Amsterdam in die tijd een asiel voor vluchtelingen,

bijvoorbeeld ook voor de protestanten uit Antwerpen.

Amsterdam heeft er zijn groei aan te danken.

Geen wonder dat het de nieuwe joodse inwoners deed denken

aan de “maqoom” uit hun verhalen: Mokum.  

 

Er moet een Mokum zijn.

Die grondgedachte uit het Oude Testament is bevochten

op allerlei barbaarse gebruiken uit die tijd,

gebruiken die we ook terug zien in de oudtestamentische wetten.

Je schrikt ervan als je leest over steniging, excommunicatie, doodstraf,

een oog voor een oog, een leven voor een leven,

waarbij we ons goed moeten realiseren dat dit al een inperking was! 

Al deze regels in de oude boeken,

die voor ons al primitief en hardvochtig klinken,

werden toen wellicht als bevrijdend ervaren.

We mogen ze alleen lezen in het besef van de achtergrond.

Die achtergrond is:

inperking van de chaos en de barbarij,

inperking van bijvoorbeeld de bloedwraak,

zoals in dit geval door middel van

het creëren van de asielplaatsen.

Er moet een escape zijn uit de kringloop van de bloedwraak.

Er moet een Mokum zijn.

 

Lezen in het besef van de achtergrond – 

dat geldt natuurlijk voor de hele bijbel.

Ook het gelezen gedeelte uit Johannes

kunnen we alleen op die manier goed verstaan,

namelijk tegen de achtergrond

van de nog altijd spoedig verwachte wederkomst,

waar vele volgelingen van Jezus in die eerste eeuw uit leefden.

Ik ga alvast heen, laat Johannes Jezus zeggen in zijn afscheidswoorden,

om jullie een plaats, een Mokum, te bereiden

in het huis van mijn Vader.

Het huis van mijn Vader, dat wordt – ten onrechte, vrees ik –

nogal eens vaak beschouwd als “de hemel na onze dood”.

Johannes doelt hier niet op een hiernamaals,

maar op het rijk van God op aarde, dat spoedig zou komen

en waarin Jezus de hoofdrol zou spelen:

nog een korte tijd en gij zult mij zien.

 

Het is anders gelopen dan Johannes en zijn tijdgenoten verwachtten,

maar dat wil niet zeggen dat we niets meer zouden kunnen

met deze tekst, deze belofte,

ook al werd hij niet letterlijk ingelost.

Net zoals we uit de primitieve regelgeving in Jozua

de grondgedachte filteren, namelijk:

er moet een Mokum zijn! –

zo kunnen we ook in deze tekst van Johannes

de grondgedachte op het spoor komen:

er is een Mokum in God.

In God zijn vele plaatsen.

Aangezien we God alleen kennen in de liefde

vertaal ik dat nu even zo:

in Gods liefde zijn vele plaatsen.

In de liefde is ruimte, plaats, Mokum voor iedereen.

Voor mensen die zich onwaardig voelen,

misschien het idee hebben mislukt te zijn.

Voor mensen die een scheve schaats hebben gereden,

of wat in de volksmond voor een scheve schaats doorgaat.

Voor mensen die er in de maatschappij niet meer toe doen,

het gevoel hebben afgeschreven te zijn door ziekte of ouderdom.

Voor … in het bijzonder blijkbaar

voor mensen die een asiel zoeken,

op de vlucht zijn, geen veilige plek hebben, vogelvrij zijn,

voor allen die een Mokum zoeken.

Daar gaat de zorg van de oudtestamentische vertellers het eerst naar uit.

Het gebod van de vrijsteden

is een van de eerste sporen van barmhartigheid

in die oude, soms barbaarse wetten.

 

Ook de kerk mag zo’n Mokum zijn in de samenleving

en de kerk van Brouwershaven voor deze gemeenschap,

voor mensen die iets op hun kerfstok hebben

en voor mensen die niets op hun kerfstok hebben

maar gewoon tragische pech,

mensen aan wie een steekje los is

en mensen aan wie geen steekje los is

maar die zwaar gehavend zijn door het leven. 

Zijn we als kerk zo’n Mokum?

Heeft dat onze eerste aandacht?

 

Heleen, als ambtsdrager in deze kerk vertegenwoordig je

dit Mokum hier in Brouwershaven.

Een veilige plek, een schuilplaats,

letterlijk zal dat wellicht niet al te veel gebeuren –

er wonen niet zoveel vluchtelingen of junks hier in Brouw –

maar ook geestelijk moeten mensen hier terecht kunnen,

vogels van allerlei spiritueel pluimage.

 

Er moet ook een Mokum zijn voor God.

Ook God is een zwerver en een vluchteling hier op aarde.

Ook God is een asielzoeker.

Laat onze kerk, onze kleine gemeenschap hier

vooral een Mokum zijn voor God.

 

Er moet een Mokum zijn.

De kerk mag een Mokum zijn,

voor mensen en voor God.

Maar het allerbelangrijkste is natuurlijk

dat we zelf als mens een Mokum zijn.

Misschien is dat wel de belangrijkste vraag

die we elkaar en onszelf in de kerk kunnen stellen:

 

Ben je als mens een toevluchtsoord, een asiel, een honk

voor je naaste en je niet-naaste

en voor God?

 

Amen