De Parakleet mei 2012

Parakleet – Johannes 14:15-20, 25-27

Voor de kinderen: Alleen op de wereld.

(Ik laat het boek zien van Hector Malot.)

Dit boek gaat over een jongetje dat geen vader  of moeder meer heeft.

Hoe noem je zo iemand, zonder vader en moeder?

Precies: een wees…

Rémi, zo heet hij, is een wees.

 

Een wees is “alleen op de wereld”.

Daarom lijkt het een droevig boek.

Maar dat is het toch niet!

Het  is juist een boek waar je blij van wordt!

Niet alleen omdat Rémi zijn vader en moeder aan het eind terugvindt,

maar vooral omdat er steeds iemand is die voor hem zorgt,

ook al is hij … alleen op de wereld.

 

In het verhaal van vandaag voelen de vrienden van Jezus zich alleen.

Jezus is niet meer bij hen

en nu lijkt het net of ze ook een soort wezen zijn.

Alleen op de wereld.

Op deze zondag na Hemelvaart denken we daaraan.

Daarom heet deze dag: wezen-zondag.

 

Maar dan wordt er verteld dat ze nooit alleen zullen zijn.

Er zullen altijd mensen zijn die voor hen zorgen zoals Jezus deed.

Maar vooral: Jezus zal altijd in hun gedachten zijn.

En dat zal voelen als een vriend.

                                     ————–

Voor de lezingen:

Vanmorgen zou ik bijna zeggen: mag ik u voorstellen: de Parakleet?

Wie is de Parakleet? – that’s the question…

 

 

Meditatie

Lieve mensen,

wezen-zondag…

Een wees zijn – wat betekent dat?

Velen van u weten het.

Soms voelen we ons ook zo: Alleen op de wereld.

Soms denk ik dat het een algemeen gevoel is in onze samenleving.

Op 6 mei herdachten we Pim Fortuyn.

Zonder verder in te gaan op zijn gedachtegoed

denk ik aan de treffende titel van een van zijn boeken:

De verweesde samenleving.

Wat wil hij daarmee uitdrukken?

Ik denk zoiets als: stuurloos, ontheemd, gedesoriënteerd, verloren.

Tussen miljoenen anderen alleen op de wereld

en niet weten waar je heen moet.

Ik heb het gevoel dat onze samenleving wordt getypeerd

door dat zinnetje in “Kronenburgpark” van Frank Boeyen (zingen):

…en vraag niet naar de weg

want iedereen is de weg kwijt…

 

Heel veel mensen zijn de weg kwijt,

weten niet meer hoe ze moeten reageren

op wat er allemaal in de samenleving gaande is.

Het ontbreekt velen aan sturing,

aan een bedding waarin hun rivier stromen kan,  

aan een groter verband waarin hun leven zijn plaats heeft,

aan een kompas, een gids.

En daarom  reageren ze maar primair, vanuit hun gevoel,

of nog erger: vanuit hun instinct: de verweesde samenleving.

Daarnaast kun je je ook persoonlijk verweesd voelen:

in het gemis van je ouders ook al zijn ze honderd geworden,

in het verlies van een geliefde,

of ook geestelijk in het vervreemden van vrienden of kinderen,

of in het kwijtraken van God…

 

Het kan haast niet anders of de kring van gelovigen

voor wie Johannes zijn evangelie schreef,

kende ook dat besef van verweesd-zijn.

Je kunt in de evangeliën precies teruglezen

welke problemen, zorgen en discussies er speelden.

Elk verhaal, elke gelijkenis, elke spreuk Jezus in de mond gelegd

weerspiegelt het leven van de gemeente waartoe de schrijver behoorde!

Zo herkennen we vooral in Johannes’ afscheidswoorden van Jezus

de vragen en de pijn van die gemeente rond Johannes toen,

eind eerste eeuw, zo’n 70 jaar na Jezus.

 

Het kan zijn – ik zeg het voorzichtig –

dat ze het aanvankelijk prima volhielden

omdat ze sterk leefden vanuit een spoedige wederkomst.

De verwachtingen waren hooggespannen

in al die vroege gemeenten – die overigens onderling sterk verschilden –

de verwachting dat Gods rijk echt gevestigd zou worden

met de terugkomst van Jezus.

Typisch joods messias-denken van die dagen

waarvan ook de christelijke gemeenten doordrenkt waren .

Het slot van het Johannes-evangelie laat dat bijvoorbeeld zien:

Men geloofde dat een nog levende discipel

de wederkomst nog zelf mee zou maken.

Ook bij Paulus vinden we dat trouwens terug.

Maar ja, die wederkomst bleef uit…

 

Het kan zijn – u ziet, ik blijf voorzichtig –

dat die geloofsgemeenschap rond Johannes

door dat uitblijven in vertwijfeling raakte,

dat ze zich plotseling realiseerden

dat ze ’t eenvoudig in deze wereld uit moesten houden,

dat ze moesten leren leven van geloof alleen,

dat ze er zonder concrete Jezus in hun midden

toch echt alleen voor stonden.

Hoe dan ook moeten zij het gevoel hebben gehad wezen te zijn –

anders had Johannes dit nooit ingevoegd in Jezus’ afscheidswoorden.

Wat ingevoegd?

Dit: ik zal u niet als wezen achterlaten.

 

En dan voert Johannes iemand ten tonele

die een vader en een moeder tegelijk zal zijn

voor die ontheemde en verweesde mensen.

In “Alleen op de wereld” verschijnt de oude zwerver Vitalis

die zich ontfermt over de wees Rémi.

In het evangelie van Johannes verschijnt een geheimzinnige instantie,

een nabijheid, een “geest”, een bijna-persoon

die alleen in zijn evangelie voorkomt!

Hij noemt het/hem: de Parakleet.

God zal je een Parakleet zenden – wat moeten we daar nou mee?

Het is lastig te vertalen, de Parakleet.

Letterlijk: die voor jou spreekt – je voorspraak dus.

Iemand die het voor jou opneemt, je steunt, je gidst, je troost.

De Parakleet wordt dan ook heel divers vertaald en omschreven als:

De trooster, de gids en helper, de pleitbezorger.

Eigenlijk iemand die de oudertaak op zich neemt.

Wat is dat voor mysterieuze figuur die hier opduikt

als trooster voor de wezen en voor ieder die verweesd leeft?

En wat kunnen wij daarmee?

 

Het christelijk geloof kent twee tradities van de Geest. 

De Geest van het begin, uit Genesis, de schepper,

de algemene, leven schenkende Geest

die met God verbonden wordt:

veni creator spiritus – de schepper Geest.

En de tweede: de genezende, ontfermende Geest

die met Christus verbonden wordt:

veni sancte spiritus – de heilige Geest.

Dat wil zeggen: heel makend, vernieuwend, zoals Jezus zelf.

Natuurlijk is het dezelfde goddelijke Geest, maar met verschillende werking.

De Parakleet is deze laatste, met Christus verbonden Geest:

Persoonlijk, intiem, zich over jou ontfermend.

De geloofsgemeenschap rond Johannes miste Jezus,

en was vertwijfeld over het uitblijven van de wederkomst.

Maar, zegt Johannes, stel je open voor een andere wederkomst,

Jezus’ aanwezigheid in de Geest.

Die persoonlijke Christusgeest – die Parakleet – is bij jullie en in jullie.

Ik kom naar je toe, zegt Jezus, ook als je mij niet meer ziet.

Dat is ook wederkomst, maar anders dan de mensen dachten:

een geestelijke wederkomst.

 

Vertaald naar onze tijd zou je kunnen zeggen

dat de Parakleet vergelijkbaar is

met de persoonlijke energie die achterblijft van iemand die jou ontvallen is,

zijn liefde, zijn specifieke warmte,

maar altijd meteen verbonden met God.

Ook onze doden zeggen:

ik kom naar je toe, al ben ik niet meer bij je.

Zoals inmiddels talloze mensen mij vertelden

over de nabijheid van hun gestorven geliefden

die in één beweging ook de nabijheid van God doet ervaren.

Van de week nog een mevrouw (niet van hier)

die haar man Jaap verloor en zich daarover verwonderde:    

Het is zo vreemd, het is net of Jaap is samengevallen met God,

of ik Jaap en God in één ervaring beleef

en toch zijn ze onderscheiden.

 

Voor die bijzondere ervaring –

dat onze gestorven geliefden en ook Jezus niet verdwenen zijn,

maar samen met God om ons heen zijn –

voor die bijzondere nabijheid in de Geest

heeft Johannes die troostende naam bedacht: de Parakleet.

En het wil zeggen: We zijn niet alleen op de wereld.

We zijn omringd door Parakleten.

Amen