Hartig dagboek – juni 2015 (I)

24 juni 2015

 

Lief lichaam, wat heb je veel doorstaan in een paar weken tijd.

Geen wonder dat je nu en dan stijf staat van de stress, dat je hyperventileert en geen rust vindt, dat je, zoals afgelopen nacht, gaat liggen sidderen en rillen. Herbeleving van de angst en onzekerheid. Je moest overleven en kon alleen daaraan aandacht besteden. En nu eis je je tol op. Het moet eruit, al die spanning. Ik wil goed voor je zijn en je laten uithuilen.

Lieve geest, wat heb ook jij veel doorstaan. Je probeerde overeind te blijven en de rust te bewaren in de mallemolen van gebeurtenissen. Je liet het verdriet niet toe want daar wilde je nog niet aan. Maar nu komt het in golven  en vlagen. Net zolang tot het is uitgewoed. Ook jij eist nu je recht op. Ook voor jou wil ik lief zijn.

 

En jij, andere ik in mij, jij kijkt toe als die ene vogel in de boom uit die hindoeïstische parabel. Jij kijkt toe en ziet hoe dit allemaal gebeurt met je lichaam en je geest. Je kunt even niet anders dan toekijken en die golfbeweging van emoties laten  betijen. Laat het maar gebeuren. Beweeg mee. Dan blijf je overeind.

Loop eroverheen als Jezus. Want jij hebt weet van God.      

 

*

Mijn lichaam en geest lijken wel los van mij hun eigen gang te gaan. Zij stuiteren maar heen en weer in de achtbaan van impulsen en emoties. En ik zie machteloos toe, heb er nauwelijks controle op en dat wil ik eigenlijk ook niet. Omdat ik weet dat dat niet werkt. Ik kan niet anders dan er in meebewegen. Ik moet er juist volop aan toegeven. Mij erin onderdompelen.  Dan komen ze het snelst tot rust.

Onder dit alles is God.

Dat weet ik.

 

Ik val er niet mee samen, bedoel ik maar. Je zou ook kunnen zeggen, bedenk ik nu, het zijn mijn hersenen die zo reageren. Niet anders kunnen dan zo reageren, zich afreagerend.

 

Ik ervaar een sterke behoefte om mij op God te richten, die stille, stabiele laag in mijn geest, die niet mee gaat in de zwabbertoer van mijn emoties.

Meer dan ooit verlang ik naar God.

Tegelijk weet ik dat ik ook die bovenlaag  recht moet doen.

25 juni 2015

Het zomert nu – eindelijk – volop. Prachtig! Wat is dit toch een heerlijk seizoen. Het gulle licht, het groen, de kleuren van de bloemen. Ik geniet ervan met volle teugen. Ondanks het dreinende verdriet op de achtergrond. Mensen die in de rouw zijn zeggen: Er is een top af. Ik herken het. Vreemd genoeg, want ik ben er nog. Ik heb het overleefd. Toch zit het er, onmiskenbaar. En het laat zich niet wegredeneren. Ik moet eraan toegeven.

Rouwverwerking. Dat is het. Ik moet dus een verlies geleden hebben. Er moet mij iets ontvallen zijn. Wat dan?  

 

Ik kan wel een paar dingen bedenken.

Het vertrouwen dat ik in de veilige zone zat, dat alles goed zat, dat er niets aan de hand kon zijn omdat alle onderzoeken alleen maar positieve uitslagen gaven. En daarmee het vertrouwen in mijn lichaam.

De vanzelfsprekendheid van mijn geliefden om me heen. Natuurlijk wist ik dat er altijd van alles kan gebeuren. Ik ben niet gek. Maar nu werd ik plotseling even boven de afgrond gehouden. De ervaring van verlies drong al tot mij door. Dat heeft een schrik in mijn lichaam en een verdriet in mijn geest teweeggebracht, die natuurlijk om hun uitdrukking en verwerking vragen.

Ik merk het zowel fysiek als emotioneel. Het gaat in sidderingen en golven door me heen. Het? Het verlies dat er is en het verlies dat er had kunnen zijn.

 

Ben ik dan ook God verloren? Mijn mystieke levensgevoel? Mijn filosofie van de liefde? De intense beleving van het heilige? De stilte? Kortom, de diepste, veelal onbewuste bron waaruit ik leef en die ik nu maar samenvat in het woord ‘Gij’…

Natuurlijk niet.

‘Gij’ is datgene in mij waar ik nu het meest naar graaf. De diepste grond van mijn geest. De constante die dezelfde blijft onder de hectische bewegingen  van mijn lichaam en emoties. Zoals de stilte en de bezonkenheid van een diep gelegen vijver onder de storm. ‘Gij’ is het enige dat overblijft als ik mezelf loslaat.

Dat is geen verlies. Het zal uiteindelijk alleen maar winst blijken te zijn.

 

*

 

Ik geloof niet dat dit hartinfarct mij overkomen is, ergens om… Ik kan me daar althans niets bij voorstellen, bij zo’n God. Het lijkt me ook iets te veel eer naar mijzelf toehalen, een God die speciaal mij iets zou doen toekomen. Tegelijk sluit ik niets meer uit. God is immers in ieder mens vertegenwoordigd. En als ik naga hoe mijn leven is verlopen, dan is het bijna onmogelijk daar niet de hand van God in te zien.

We weten het niet, ook niet hoe God niet is en hoe het niet werkt. Daar word ik me steeds meer van bewust. Maar één ding weet ik wel: nu het mij overkomen is moet ik er iets mee. Ik zal het zogezegd moeten lezen.

En dan lees ik het als oefening.

Oefening in het graven naar Gij.  

 

*

Graven naar God, ja, maar dan niet het gevoel van God of een ervaring van God. Zolang dat het geval is ben je toch nog met jezelf bezig. Dan ervaar je ook niet God maar jezelf, jouw religieuze instrument, je Godkwab. Nee, God is ‘beyond’ de ervaring. In het no self.  

En als het dan over verlies gaat, dan weet ik er nog wel een, namelijk zelfverlies. Dat is wat ik ten diepste heb ervaren. En natuurlijk gaat dat gepaard met gevoelens van rouw en angst. Toch is dat het waar ik naar graaf als ik op zoek ben naar God. Het zelfverlies in de liefde.

Dan is dit een leerschool in het loslaten van mezelf.

 

In dit alles is één ding heel belangrijk: ik mag de angst daarvoor en de andere gevoelens die het oproept niet groter maken dan het fenomeen zelf!