Niet te filmen (met Osiris en Isis) – Pasen 2015

Opstapje naar het thema: De Koren-Osiris

We zijn in het oude Egypte, bij een oogstfeest langs de Nijl.

Wat een spektakel! Wat een kleuren in de felle zon! Wat een feest!

De kleine Ramses staat met zijn vader Amenhotep naar de optocht te kijken.

‘Wat doen ze dáár nou, papa?’ vraagt hij.

Hij wijst naar een groepje mannen die een hol beeld vullen met klei, Nijlslib,

en er graankorrels in strooien – koren, zeggen we ook wel. 

‘Dat is een Osirisbeeld,’ zegt vader Amenhotep, ’ken je het verhaal van Osiris?’

‘Het is een godenverhaal – en je weet: dat zijn vaak vreemde verhalen. Net als sprookjes, een beetje gruwelijk. Osiris was een god die samen met Isis, zijn geliefde, regeerde over Egypte. Hij was een goede koning, maar Seth, zijn broer, was jaloers. Seth gaf een groot feest en liet een prachtig versierde kist zien. Alle genodigden mochten even in de kist gaan liggen. En wie er precies in paste – die zou de kostbare kist krijgen. Dat wilden ze allemaal wel.

Maar wat bleek? Seth had de kist laten maken op de maten van Osiris. Toen Osiris erin lag liet Seth vlug de kist dicht timmeren, potdicht, verdronk hem in de Nijl, hakte hem in stukken en verspreidde ze over Egypte . Zo, dacht Seth, die zien we nooit meer terug – en hij werd zelf koning. Een wrede en slechte koning.

Intussen zwierf Isis, de geliefde van Osiris, door Egypte, huilend om Osiris. Ze zocht de stukken bij elkaar en… wekte hem tot leven! Ze kregen daarna ook nog een zoon, Horus. Die versloeg Seth, en werd koning van Egypte.’…

Vader Amenhotep zwijgt.

‘Een gek verhaal,’ zegt Ramses, ‘maar wat heeft het te maken met dat beeld?’

‘Die korenkorrels,’ vertelt Amenhotep verder, ‘worden elk jaar in de grond begraven. Maar altijd komen er nieuwe halmen op. Het leven komt weer tevoorschijn uit iets wat dood lijkt, net zoals Osiris weer tot leven kwam. Het verhaal wil eigenlijk zeggen: Osiris werd gedood maar weer tot leven gewekt door de liefde van Isis. Daarom, lieve Ramses, vult ons volk Osirisbeelden met klei en graan: om dat nooit te vergeten.’…

Tot zover het verhaal van Amenhotep.

Ik voeg er nog aan toe dat het maken van een Koren-Osiris

in onze tijd weer tot leven is gekomen:

u kunt ze bestellen via internet!     

Lezingen:

 

De mythe van Osiris zoals hiervoor verteld.

 

De oudste berichten over Jezus’ opstanding, van Paulus, rond het jaar 55:

I Korintiërs 15:3-8

 

De jongste berichten over Jezus’ opstanding, van Johannes, rond het jaar 100:

Johannes 20:11-18

 

Meditatie: Niet te filmen.

Lieve mensen,

het vermoeden, het besef, het geloof dat de doden voortleven,

is zo oud als de mensheid – het is een oergevoel.

Het moet ontstaan zijn in de schemering van de eerste bewustwording,

de fase in de evolutie waar de mens mens begon te worden.

Het ziet er naar uit dat daarmee ook het begin van religie is gegeven,

dat het besef van goden en God is voortgekomen uit rituelen rond de dood,

uit het gevoel dat ons leven de dood overstijgt…

Het is een diep menselijk, psychologisch ervaringsgegeven,

en vanzelfsprekend hebben mensen dat op religieuze wijze uitgedrukt.  

Want zo werkt het.

In natuurreligies leefden mensen in een permanent bewustzijn

van de geesten van doden om hen heen.

En in veel oosterse culturen behoort dat nog steeds tot het levensgevoel.

We kennen het allemaal wel, dat gevoel van: ze zijn er nog – toch?

In meer ontwikkelde culturen en godsdiensten werd het uitgewerkt,

in een leer, een symbool, metaforen.   

In de oosterse godsdiensten dook reïncarnatie op als zo’n beeld.

Zoiets moet het zijn, heeft men gedacht: kringloop, wedergeboorte… 

Dat heeft te maken met het cyclische denken: alles keert weer.

En in de drie grote, westerse, monotheïstische godsdiensten

werd opstanding het overheersende beeld – aan het eind van de tijd. 

En dat heeft weer te maken met het lineaire denken:

de geschiedenis moet ergens op uit lopen.

Zowel joden als christenen als moslims geloven in opstanding.

Waar komt dat opstandingsgeloof vandaan?…

Ons eigen christelijk opstandingsgeloof is geen christelijke uitvinding.

Het gaat terug op het joodse opstandingsgeloof.

En dat op zijn beurt heeft weer zijn oorsprong in de oud-oosterse mythologie.

Toen de vroege christenen met het verhaal over Jezus’ opstanding kwamen

moeten de mensen wel gedacht hebben aan de zoveelste mythologie

over een goddelijke vader die zijn zoon laat sterven en weer tot leven wekt.

En dat ook nog op de derde dag – zoals in het Egyptische verhaal over Osiris.   

Dat bizarre verhaal over Osiris die precies in de kist paste

zoals René Gude in zijn eenbenige kist paste,

en net zoals er op ons allemaal een kist staat te wachten

waarin wij precies passen: het is goed om dat voor ogen te houden.

Je leven wordt intenser en rijker in het besef van de dood…

Zo leer je bijvoorbeeld om te zien hoe uit de dood nieuw leven komt.

Nieuw leven is zelfs niet mogelijk zonder de dood.

De Egyptenaren waren zich daarvan wel heel bewust.

Hun religie was één ritueel rond de dood

net zoals hun heilige gebouwen aan de dood gewijd waren.

Denk maar aan de piramides.

Tegelijk was dat besef doortrokken van leven en levensvreugde –

en vooral: zon!

Hetzelfde geldt voor De Nijl, die overspoelde en doodde,

maar vormde tegelijk de vruchtbare schoot voor het nieuwe groen.

Het graan in de aarde stierf en herrees in een nieuwe gedaante.

Dat beeld van de graankorrel in Johannes is afkomstig uit Egypte.

En het werd dus uitgedrukt in de mythe van Osiris

en doorleefd in het ritueel van de Koren-Osiris. 

Wat sterft herleeft, ja, in een andere gedaante, getransformeerd,

maar uit de dood komt het nieuwe leven.

Deze mythen, vanuit dat levensgevoel, waren bekend in Israel

en ze hebben het joodse opstandingsgeloof mede vorm gegeven…

Hier en daar zie je het terug in de oude joodse verhalen:

opwekkingen uit de dood.

Dat algemene, natuurlijke besef werd gaandeweg verbonden met God.

In de loop van de geschiedenis groeide het geloof

dat God de mens niet in de dood zou laten.

Het is een ontwikkeling geweest, dat joodse opstandingsgeloof.

Tot het in de 2e eeuw voor Christus een enorme boost kreeg,

en wel in de geschiedenis van de Makkabeeën.

Wat gebeurde er? 

Het was een tijd van vervolgingen en terreur door de Griekse overheersers.

Vooral de vrome joden moesten het ontgelden.

Om hen te krenken liet keizer Antiochus zelfs een zwijn in de tempel offeren.

Groter vernedering was niet denkbaar.

Wie zich verzette werd gemarteld en vermoord.

Het was toen dat bij de joodse gelovigen het besef werd aangewakkerd

dat God een rechtvaardige God is – die recht zou doen aan de slachtoffers.

Hoe?

Door hen op te wekken uit de dood!

Het opstandingsgeloof werd dus versterkt door het rechtsgevoel.

We herkennen het wel, die beleving:

het zal toch niet zo zijn dat de beul het laatste woord heeft…

Sinds die tijd werd in Israel het geloof in opstanding omarmd,

althans, door de godsdienstige stroming van de farizeeën.

Die andere stroming, die van de sadduceeën, geloofde niet in opstanding.

Het was een hot item in de geloofsgesprekken.

Jezus stond in alles het dichtst bij de farizeeën.

Juist daardoor had hij met hen de felste discussies.

Het is dus duidelijk dat ook de kring rond Jezus geloofde in opstanding.

In die zin is het logisch dat zijn volgelingen

zijn leven en sterven interpreteerden vanuit de opstanding.    

Jezus’ marteldood en opwekking pasten naadloos

in het rechtsgevoel en het opstandingsgeloof van de Makkabeeën.

En nu wordt ook duidelijk waarom het voor Paulus zo’n belangrijk punt was:

Paulus was immers een farizeeër geweest!

Het geloof in opstanding zat in zijn farizese DNA…

 

Dat is allemaal goed en wel.

Zo’n stukje geschiedenis verklaart hoe het geloof in opstanding

steeds sterker en concreter werd beleefd en voorgesteld –

tot in ons huidige, postchristelijke hemelgeloof toe!

Maar wat is er nu eigenlijk gebeurd? Wat blijft er over?

Waar kan het ons nog raken, troosten, inspireren?

De meesten van ons geloven niet meer in een letterlijk lichamelijk mirakel.

Maar we kopen ook niet zoveel voor zo’n verklaring

van opstanding enkel als godsdienstig verschijnsel.

En zeker, het is literatuur, niet historisch te lezen, natuurlijk,

maar wat is dan de achterliggende aanleiding?

Wat hebben al die teksten, verhalen en metaforen te betekenen?

Wat voor ervaring ligt er aan ten grondslag?…

Misschien komt dat het duidelijkst aan het licht

in  het oudste bericht over de opstanding,

namelijk dat van Paulus in zijn brief aan de Korintiërs.

Het is het kortste, het soberste van alle.

De Paasverhalen van de evangelieschrijvers zijn van veel later datum,

zij hebben ook veel meer woorden nodig.

Zij vullen het kernbericht aan met legenden, details,

oudtestamentische motieven en oosterse verbeelding.

Zij maken het ook heel concreet, lijfelijk, tastbaar,

zoals Thomas die de handen en de zij van Jezus mag betasten.

Bij Paulus, in tijd het dichtst bij het gebeuren zelf, blijft het open.

Hij vertelt eenvoudig wat hij heeft gehoord van anderen – en dat is niet veel!

Hij vertelt alleen  over het verschijnen van Jezus aan zijn volgelingen,

en, o ja, uiteindelijk ook nog aan hemzelf, nota bene een miskraam.

Ja, zo noemt hij zichzelf.

Maar wat vooral is zo opmerkelijk aan dit opstandingsbericht van Paulus?…

Om te beginnen dat Jezus alleen aan zijn volgelingen verschijnt,

niet publiekelijk!

Hij wordt blijkbaar niet door iedereen gezien,

maar alleen door hen die er ontvankelijk voor zijn.

Dat betekent het volgende:

u en ik gaan terug in de tijd naar de hof van Arimathea die zondagmorgen,

u zegt dat u Jezus ziet verschijnen en ik wil als de bliksem een filmpje maken…

… maar op dat videootje zal niets te zien zijn.

De opgestane is alleen door u waargenomen.  

Paulus probeert het wel kracht bij te zetten

door zoveel mogelijk getuigen op te voeren,

maar het blijft een persoonlijke ervaring.

Opstanding is niet te filmen.

We kunnen er geen objectief historisch feit van maken.

Juist uit het oudste, meest betrouwbare bericht blijkt dat zonneklaar…

Maar er is nog iets – want als hij wel aan mij was verschenen

en ik had een selfie met hem genomen,

dan zou ik ook daarop alleen mezelf zien.

Dat is waarom Paulus het woord verschijnen gebruikt.

In tegenstelling tot de evangelieschrijvers

heeft hij het niet over een lichamelijk tastbare Jezus,

maar over een geestelijk verschijnen,

even werkelijk, maar niet lijfelijk.

Bij Paulus geen leeg graf, geen levend geworden lijk.    

Jezus heeft zich aan Paulus laten zien, ja, maar in een visioen, een droom,

in ieder geval een innerlijk gezicht.

Een visioen dat ook niet te filmen is,

maar daarom niet minder impact heeft.

Dat maakt de opstanding tot een geestelijke ervaring,

tot een geloofservaring…

En daarmee zijn we terug bij het begin,

de algemeen menselijke oerervaring,

zoals we die ook in de oude mythen uitgedrukt zien.

De ervaring die de vrienden van Jezus zo intens gehad zullen hebben,

juist omdat hij zo’n Godtransparant, liefdevol mens was:

hij is niet weg, zijn geest, zijn liefde is om ons heen,

en die zal nooit verdwijnen.

Hij is in mij opgestaan, hij verschijnt dagelijks aan mij,

in zijn liefde: hij is getransformeerd tot liefde in mij.

Het is deze ervaring die voor ons allemaal is weggelegd 

in het verlies van wie ons lief zijn…

Ook in de mythe van Osiris was dat besef al aanwezig.

Osiris wordt tot leven gewekt

door de liefde van Isis…

    

STILTE

 

Gebeden (met stilte en Onzevader)

Gij, levende Liefde,

opgestaan in onze harten,

wij richten ons op u…

Gij, bron van lente en leven,

die onze ziel verwarmt van binnen uit,

wij rusten bij u in dit gebed…

Gij, licht van Pasen,

wij leggen onze gebeden in u neer:

voor de wereld

in verwarring en chaos,

in onrecht en pijn,

in blinde haat en meedogenloos geweld,

in de tragiek van misverstanden,

in verdriet om de dood.

Wij leggen onze persoonlijke gebedsintenties voor u neer

in de stilte…

We bidden samen het Onzevader…