Wiedewiedewiet sjieng boem – Kerst 2014

Opstapje naar het thema: De kerstnar

Ik sta hier in het decor van de vierde wijze.

Een legende waarvan meerdere variaties bestaan, zoals die over de kerstnar:

Er was eens een jonge nar die graag naar de sterren keek.

In de nacht dat de drie koningen uit die andere legende de ster zagen,

zag de jonge nar die ook.

Ook hij begreep dat er een nieuwe koning was geboren

en ook hij wilde hem bezoeken met geschenken.

Lang dacht hij erover na wat hij voor de koning mee zou brengen,

maar hij kon niets bedenken behalve zijn enige bezit:

zijn narrenkap, zijn tamboerijn en zijn bloem. 

In de eerste nacht bracht de ster hem bij een huis

waar een verlamd kind woonde.

Het huilde omdat het niets en niemand had om mee te spelen.

‘Och,’ dacht de nar, ‘ik zal hem mijn narrenkap geven.

Dit kind heeft een narrenkap meer nodig dan een koning.’

Het kind zette de narrenkap op en lachte.

In de tweede nacht bracht de ster hem bij een paleis.

Daar zag hij een kind dat blind was.

Het huilde omdat het niets en niemand had om mee te spelen.

‘Och, ‘dacht de nar, ‘ik geef dit kind mijn tamboerijn.

Die kan hij goed horen en voelen.

Hij heeft een tamboerijn meer nodig dan een koning.’

In de derde nacht bracht de ster hem bij een kasteel.

Daar zag hij een kind dat doof was.

Het huilde omdat het niets en niemand had om mee te spelen.

‘Och, dacht de nar, ‘ik zal het kind mijn bloem geven.

Daar kan het naar kijken en het zal hem opvrolijken.

Het heeft de bloem meer nodig dan een koning.’

Toen kwam de nar bij de kerststal en zag het kind.

Hij zag ook de drie koningen met hun geschenken: goud, wierook en mirre.

Ze hadden alle drie hun handen vol –

alleen hij stond daar met lege handen.

Maria legde vol vertrouwen het kind in zijn armen.

 

Lezingen: Het drieluik van Lucas 2:1-5, 6-14, 7-20 (Naardense bijbel)

 

Fragment uit ‘De avonden’ van Gerard Reve.

Kerstavond, hoofdpersoon Frits van Egters hoort zijn moeder huilend praten tegen zijn vader, vanuit hun slaapkamer:

 

‘Opeens leek het hem of zijn moeder rechtop in bed was gaan zitten en het huilen inhield, want hij verstond duidelijk haar stem, die luider klonk dan tevoren. ‘Jij hebt nooit,’ zei ze, ’nooit in je leven aan iemand anders gedacht dan aan jezelf en nooit heb je eens nagedacht of – ‘ Frits ging weer snel de keuken binnen. ‘Ik hoor niets,’ zei hij, de ogen sluitend, ’ik hoor niets. Niets hoor ik.’

[…]

‘Hoort de kerstboodschap,’ zei hij hardop, ’de heiland werd geboren, […], wiedewiedewiet sjieng boem.’ Toen hij in bed kroop en het dek over zich heen trok, dacht hij: ‘Om middernacht moesten eigenlijk de klokken luiden, dat zou schitterend zijn.’ Hij voelde zijn ogen vochtig worden, beet in het laken en sliep in.’

 

 

Meditatie: Wiedewiedewiet sjieng boem

Lieve mensen,

dit jaar zal het vermoedelijk de laatste keer zijn dat ik voorga in een kerstdienst.

Ik zal heus nog wel voorgaan in andere diensten,

maar niet meer in een kerstdienst – is mijn keuze.

Dat roept de vraag op wat kerst al die jaren in essentie voor mij betekend heeft.

In ieder geval blijft me bij dat er altijd van alles moest:

de kerk wil scoren in de kerstdagen…

Sommige dingen, met al te veel toeters en bellen, deed ik braaf

maar met frisse tegenzin.

Tegelijk dreef het me juist terug naar de essentie.

Daar wil ik vanmorgen met u naar op zoek…

Aan kerst hangt veel dogmatiek, met name de zogenaamde incarnatie:

God wordt mens – maar dat klinkt me te stellig en te feitelijk.

Ik zoek naar het levensgevoel, de poëzie daarachter,

en dan formuleer ik het liever zo:

ik herken het goddelijke in de schoonheid van het kleine, aardse, alledaagse,

in de glans van de onderkant, het tere – spiritualiteit van beneden.

En als ik dan de verhalen hoor en de verhalen die daaromheen zijn ontstaan, dan kom ik uit bij een gezindheid, een houding, een levenswijze,

die solidair is met het kwetsbare…

Welk woord hoort daarbij?…

Mededogen – ik kies voor dat woord

omdat het universeler is dan het bijbelse ‘barmhartigheid’.  

Ik denk dat we in dit mededogen God op het spoor komen.

Dat God daarin verborgen is,

in onaanzienlijke mensen, mensen buiten de spotlights, in een kind van niets.

De camera van de kerstverhalen richt zich op mensen die niet gezien worden.

Op mensen die kansloos zijn, de stillen in den lande,

ja, zelfs het gespuis aan de onderkant van de steen,  

waar niemand bij wil horen, ik zelf ook niet…

En dat is precies de categorie, die ook in beeld komt

bij de kerstnar en de vierde wijze Artaban:

De drie kinderen die gered worden,

hetzij met narreninstrumenten, hetzij met robijnen.

Terwijl deze ‘vierde wijzen’ op zoek zijn naar het koningskind

manifesteert het zich vlak voor hen in het gewone leven,

in kleine mensen die eenzaam zijn of worden bedreigd.

Terwijl wij op zoek zijn naar het goddelijke

speelt het zich af voor onze ogen, onder onze handen,

laat het zich zien in de kwetsbaarheid van al wat leeft…

Mijn eigen mooiste kerstverhaal wat dat aangaat

is dit fragment uit ‘De Avonden’.

Sinds het mij, als rebelse adolescent, onder ogen kwam

heeft het mij nooit meer losgelaten.

In eerste instantie, destijds, was het voor mijn gevoel een satire

op het traditionele, burgerlijke christendom.

Pas naderhand is mij duidelijk geworden

waarom dit fragment toch alles met kerst te maken heeft.

Ik heb niet de pretentie te weten wat Reve met dit verhaal voor ogen stond. Wel wil ik met u delen wat ik erin lees, waarom het mij raakt

en welke associatie met kerst het voor mij heeft…

     

Het ‘wiedewiedewiet sjieng boem’ klinkt naar bekkens en tromgeroffel. Voorafgegaan door de aankondiging van de geboren heiland

lijkt het me een persiflage op het optreden van een circusartiest.

Daarin beluister ik de waarheidsclaim, het triomfalisme,

dat in het westerse christendom is geslopen – waar het is misgegaan,

en we het opnieuw zien misgaan

in het parmantige missionaire mouwen opstropen van de PKN…

Een triomfalisme dat ook het kerstfeest in zijn greep heeft gekregen.

Wat we in de maatschappij om ons heen zien

is immers een en al trompetgeschal, luidruchtigheid, holheid.

Kerst wordt opgeklopt tot het gezellige familiefeest,

terwijl het voor velen pijnlijke dagen zijn.

Een triomfalisme dat in schrijnende tegenstelling staat

met de soberheid die het kerstverhaal zo kenmerkt…

Maar wat mij bijzonder raakt in dit gedeelte

is de mateloze tragiek van de ouders.

In heel het boek worden zij getekend

als vreugdeloze mensen in een vreugdeloos huwelijk.

Zij vangen elkaar de kleine vliegen af van de dagelijkse wrevel

en leven langs elkaar heen, ieder in een eigen troosteloos universum.

Alleen in deze scene wordt de verwijdering uitgesproken.

Heel even komt de liefdeloosheid expliciet aan de oppervlakte.

Het ‘kind’ Frits sluit er zijn oren voor: ‘Ik hoor niets’.

Het is te eenzaam, dit leven van zijn ouders, hij kan het niet aan.

Reve tekent ook ons in onze eigen kleine tragedies

en de tragedies die we om ons heen zien.

Hij tekent de tragiek en de eenzaamheid, soms juist tussen velen.

Ik zie het hartverscheurend vaak:

mensen die op facebook hun successen tonen:

zie mij eens een leuk leven hebben – maar intussen…

mensen die langs elkaar heen leven zonder ooit werkelijk te communiceren…

zij die met schijnvrolijkheid een verborgen verdriet camoufleren…

allen die een leven leiden dat meer overleven is…

kinderen die structureel worden klein gehouden…

al die jongeren die zoveel in hun mars hebben maar niet worden gezien…

all the lonely people, where do they all come from…

Intussen wordt die eenzaamheid door Reve met grote precisie getekend.

Een precisie die niets anders is dan mededogen.

Want om te beginnen moeten we het zien.

Pas na het signaleren kan het mededogen volgen,

zoals ik dat beluister in die ontroerende laatste zin:

‘Hij voelde zijn ogen vochtig worden, beet in het laken en sliep in.’…

Vanuit de christelijke traditie hebben we ’t vaak over schuld en zonde,

en schuld is een reëel onderdeel van ons leven.

Toch kom ik de laatste jaren steeds meer tot de overtuiging

dat het bijbelse ‘zonde’ voor een groot deel gaat over tragiek,

meer dan over schuld.

Zoals men in Zeeland zegt als er een vaas breekt: aah, ’t is zonde!

Wat jammer nou… alles wat onbedoeld mis gaat tussen mensen,

dingen die over het hoofd worden gezien, wanhoop, kettingreacties,

onvermogen en onwetendheid,

dat wat Reve zelf noemt: de ontoereikendheid van de menselijke liefde.

En tragiek leidt niet tot oordeel en straf, maar tot mededogen.

Tragiek en mededogen zijn wat mij betreft dan ook de verbindende woorden

in al deze kerstverhalen, van Reve, de kerstevangeliën en de vierde wijze.

Artaban toch: heel je leven op zoek naar een koning,

alles weggeven wat je voor hem had willen bewaren,

en uiteindelijk alleen zijn gang naar de dood aanschouwen…

Wat een tragiek – maar wat een mededogen!

Van de evangelieschrijvers is het vooral Lucas

die de mislukking en de manco’s schildert van ‘gewone mensen’.

Hij tekent het leven van de uitgebluste,

zelfs enigszins verzuurde plattelandspriester Zacharias.

Hij haalt het onaanzienlijke  dorpsmeisje Maria uit de anonimiteit.

Hij laat Jezus geboren worden in een uithoek van het land,

waar zijn ouders heen zijn gedreven als willoos vee.

Nee, dat is niet de romantiek van de kerststal,

maar de schrijnende realiteit van een vluchtelingenkind.

Een grot en een kribbe als geboorteplek – dat is nog droeviger

dan het één hoog achter waar Frits van Egters woonde. 

En zo kunnen we doorgaan, ook verderop in zijn evangelie.

De mensen die Lucas bij Jezus laat aanschuiven

zijn minstens even tragisch als de personages in ‘De Avonden’:

gemankeerde zielen, halve garen, krankzinnigen, niet deugende zonen,

dwaze vaders, hoeren, schertsfiguren, ongeneeslijk zieken…

Allemaal fragmenten leven – kleine fragmentjes misschien maar toch –

van u en mij…

 

Maar wat ook hier telkens oplicht is het mededogen,

of liever: Jezus als mens geworden mededogen. 

Het lijkt of Lucas wil zeggen:

als God ergens aanwezig is, dan is het in mededogen.

Daarmee spreekt hij een kracht in onszelf aan,

een bron van mededogen in onze ziel.

Ik denk dat daar God woont, het licht, de innerlijke Christus, de liefde

of welke naam de mensheid er ook aan gegeven heeft in het verleden.

Die goddelijke glans over mensen in de schaduw,

dat is wat altijd zal blijven ontroeren en inspireren… 

  

STILTE

 

 

Gebeden (met stiltes en Onzevader)

Gij, licht in de nacht,

wonder van nieuw leven in een bezeten wereld,

wij zoeken u met heel ons hart…

Gij, tastbaar in aarde,

kwetsbaar in een kind,

broze mens van vlees en bloed…

Gij, geboren in de nacht,

geboren in onze harten,

als een verlangen naar liefde,

als mededogen…

In mededogen noemen wij de wereld en ons leven:

de uitzichtloze conflicten in het middenoosten…

de beschamende haat van het religieuze gelijk…

de aanranding van de aarde…

het geweld tegen mens en dier…

eenzaamheid, verdriet, ziekte, gemis, rouw…

ons leven en onze geliefden, in de stilte…

Wij bidden samen het Onzevader…