Bidden – dat doe je niet, dat ben je (lente 2018)

 

Inkeer en gebed

Gij geest van vrijheid,

wind die waait waarheen hij wil,  

doorwaai ook onze gedachtespinsels,

doorwaai de netten van vrees waarin wij zijn gevangen,

inspireer ons met uw taal,

raak ons aan in ons diepste wezen,

amen.  

 

 

Lezingen:

 

Genesis 5:18-24 (vertaling NBG)

Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had verwekte hij Henoch. En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochters. Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf.

Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had verwekte hij Methuselach. En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochters. Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen.

 

Johannes 8:1-11 (vertaling NBV)

 

(opmerking na deze lezing:

Dit verhaal ontbreekt in enkele belangrijke handschriften. Dat is vast niet toevallig. Er was dus discussie over. Het zal sommige redacteuren te gortig zijn geweest. Waarschijnlijk vanwege de radicale  ruimte die Jezus creëert voor een ontspoorde vrouw en de kritiek op de theologen…)

 

 

 

 

Opstapje naar het thema, een gelijkenis: David, het dromerige kuiken…

David het kuiken was een beetje dromerig.

David hield van mooie dingen en kon daar lang naar kijken.

Als het ’s morgens licht werd was hij verwonderd.

Dat het licht zo mooi was.

En als ze eten kregen van de boer keek hij zijn ogen uit

naar dat prachtige goudgele graan.

Het was net de zon zelf, dat graan.

Hij begon dan niet meteen te eten maar keek eerst,

genoot eerst van hoe mooi het was.

Nog even wachten, dacht David dan, nog even genieten…

 

Maar hij merkte al snel dat zijn broertjes en zusjes dat niet deden.

Zij begonnen wel meteen  te eten, heel haastig en schrokkerig.

Zo snel en zoveel dat het in een mum van tijd op was.

Zodat er voor David het dromerige kuiken niets meer overbleef.

Op deze manier zou hij doodgaan van de honger…

 

David moest wel meedoen met de rest

en ook meteen beginnen met eten.   

Het momentje van genieten, dat deed hij dan maar achter zijn ogen,

in dat kleine koppie van hem.  

Terwijl hij de graankorrels op pikte zag hij voor zich

hoe mooi goudgeel ze waren.

Maar jammer, dacht hij, jammer

dat de anderen niet ook even wachten voor ze gaan eten,

even stil zijn,

even genieten van hoe mooi het is.

Wat zonde… ze missen zoveel…

 

 

 

 

 

Meditatie

Lieve mensen,

een jonge collega legde me een vraag voor:

‘Soms ervaar ik in de stilte een intense liefde en vrede.

Vrede met God, vrede met alles.

Heerlijk, maar hoe houd ik het vast, in de stress van alledag?

In de banaliteit en de rottigheid van deze wereld?’

Ik heb de wijsheid niet in pacht maar wel een groter aantal jaren,

zodat ik net iets vaker kan zeggen: ‘I’ve been there – ik weet wat je bedoelt.’ 

Het gaat om de pendelbeweging tussen de stilte en de drukte.

Tussen de grot en de markt, zou Plato zeggen.

Tussen het feest en de afwas, zeggen de boeddhisten.

Tussen de berg en het dal, zegt de bijbel.

Maar dan moeten we er eerst maar eens achter komen

wat er in die grot, op dat feest, op de berg te beleven valt.

Wat die stilte inhoudt, anders gezegd: wat bidden is.

 

Elke morgen als ik over de boulevard van Vlissingen fiets

zie ik bij het windorgel een man zitten met zijn gezicht naar het licht,

het licht dat vanaf het oosten naar het zuiden over de Schelde trekt,

over het Perdies dus, mijn geboorteplek.

Wat zit hij daar uren te doen?

Ik denk dat hij zit te bidden.

Hij zal het zelf misschien niet zo noemen.

Maar hij zit wel zo, zo verstild, zo verzonken, zo verbonden met het licht.

Ja, dat is het: hij verbindt zich met het licht – en dat is bidden.

 

Ook mensen, van wie we niet weten of ze geloven, bidden.

Sterker nog, bidden – in zijn essentie – gaat vooraf aan geloven.

De Noorse schrijver/avonturier Erling Kagge vertelt in zijn boek Stilte

over een ontdekkingstocht met zijn vriend Börge naar de Noordpool.

Hoe uitgehongerd ze waren toen er een Amerikaans spionagevliegtuig

een kist met eten voor hen achterliet:

‘Ik stond op het punt om mijn eten te verslinden,

maar Börge stelde voor om te wachten.

Om even in stilte naar het eten te kijken.

Om langzaam in onszelf tot tien te tellen en dan pas te eten.

Het wachten voelde vreemd,

maar ik heb me nog nooit zo rijk gevoeld als op dat moment van stilte

en het eten smaakte na afloop beter dan ooit.’

Niet alleen eten maar het hele leven maakt voortdurend stil.

Het is dit besef dat we in stilte en gebed wakker houden:

het niet vanzelfsprekend zijn van het leven.

Dit brengt ons bij het levensmotto van Albert Schweitzer:

Eerbied voor het leven – dat is bidden.

 

In 2009 verbleef ik enige tijd voor mijn werk in Gambia.  

Ik was een dag te gast bij dokter David, een islamitische ‘traditional healer’.

Een hartelijke man die de hele tijd pinda’s voor mij zat te pellen

terwijl we spraken over geloof, zijn vrouwen, zijn kruiden, Al Qaida en,

nadat hij was teruggekeerd van zijn middaggebed, over bidden.  

Zijn definitie van bidden verraste mij aangenaam.

‘When I’m praying I feel I’m in contact with something that’s bigger than me.’

Als ik bid voel ik me verbonden met iets dat groter is dan ik.

Kan het opener en universeler worden uitgedrukt?

Het woord ‘God’ is immers zwaar belast.

De vraag van deze tijd is niet of God bestaat en ook niet of we geloven in God. Nee, de vraag is of we het heilige – die beslissende werkelijkheid in ons leven die ons overstijgt – of we dat God noemen.

En of dat er wel toe doet…

Dokter David had dat begrepen.

En hij wilde ook nog wel vertellen wat dat bidden van hem dan betekende:

‘Het betekent dat jij, als mijn gast, mij heilig bent.

Dat ik jou bescherm, dat je veilig bent in mijn huis en mijn land.’

Contact, verbinding met het heilige – dat is bidden,

of je dat nu God noemt of niet.  

En overal bidden mensen,

ik ben ook in India geweest, onlangs waren we in Chili,

het is ontroerend om te zien:

al die mensen overal die buigen, buigen voor het universum

en zich richten tot het onzichtbare onzegbare – wat een mysterie…

 

En Jezus?  

Jezus ging naar de Olijfberg… 

Dat achteloze zinnetje waarmee het verhaal begint.

Je zou er zo overheen lezen maar het zet meteen de toon.

De Olijfberg is de plek waar Jezus de stilte en de ruimte van God zoekt.

Bergen staan voor de ervaring van het goddelijke, het heilige, liefde. 

Bijbelse bergen staan niet op de kaart maar liggen hier – in je hart.

De levenskunst van Jezus was dat hij die stilte en die ruimte van God

in zich omdraagt, in zijn hoofd en zijn hart,

dat hij die meeneemt het dal in, de dag in, de drukte in.

De Olijfberg blijft in Jezus en hij blijft op de Olijfberg,

ook als hij weer geconfronteerd wordt met de banaliteit daar beneden.

Hij gaat dan wel naar de tempel,

maar dat is geen garantie voor Gods aanwezigheid.

Integendeel, het laagste wat mensen kan bewegen komt hij daar tegen.

Het is het oordeel, altijd dat oordeel van mensen over elkaar.

Elkaar de maat nemen, met stenen gooien

naar deze vrouw, een prooi, niet meer dan een geval, voer voor theologen.

Zeker als het over seks gaat hebben mensen snel hun oordeel klaar.

Als er over iets schijnheilig wordt gedaan is het dat wel.

Oordeel – dat is het kernwoord in het verhaal.

Oordeel in combinatie met godsdienst: een giftige cocktail.

 

Maar Jezus schrijft zwijgend in het zand – wat schrijft hij?

Hij schrijft misschien zomaar, losjes zijn vinger volgend, als een kind aan het strand,

gewoon omdat het fijn is om te doen. 

En zo, spelenderwijs, schrijft hij de onbeschrijfelijke naam van God.

Zijn schrijven is niets, is blanco, onschuldig,  niet-oordelen.

Zijn schrijven is liefde.  

Liefde voor deze vrouw die zo op zoek is naar liefde, naar niet-oordeel.  

En als al die mannen gevlucht zijn,

zich doodgeschrokken van wat ze in de eigen ziel aantreffen,

richt Jezus zich tot haar – niet over haar heen, maar tot haar:

‘Ik veroordeel je niet.’

Want deze vrouw is hem heilig.

Zij bevindt zich immers in de ruimte van God waarin ook Jezus zich bevindt.

En vanuit die ruimte klinkt het ook naar ons:

Oordeel niet – niet over anderen…

maar ook niet over jezelf.

 

Voortdurende verbinding met het heilige – dat is bidden ten diepste. 

Dat je leven bidden is, dat je bidden bent.

Niet krampachtig maar losjes: het is er allemaal al.

Bidden – dat doe je niet, dat ben je.

Het hele leven, in alle vreugde en moeite, is een oefening.

Een oefening om in het licht te blijven, in de liefde te blijven, in God te blijven

en langzaam een te worden met God.

 

De verteller van Genesis heeft daar een mooie uitdrukking voor:

Wandelen met God.

Je kunt ook zeggen: wandelen in het licht, in het heilige, in de liefde.

Daarmee maak je het universeel, voor iedereen herkenbaar.

En als je zegt ‘wandelen in het eeuwige’- dan wordt meteen duidelijk

dat het altijd Pasen is in dat zinnetje.

Voor wie wandelt met God vervaagt de grens met de dood.

Dat vreemde verhaal, ook een gelijkenis, over al die giganten

met hun verwekkingen en overdreven leeftijden – het is humor,

wat zeg ik: cabaret over ‘millenniumlingen’ –   

het helpt ze niet, ze lopen dood in de woorden: en hij stierf.

Maar bij Henoch ontbreekt dat zinnetje,

het wordt zo subtiel weggelaten,

van hem wordt verteld dat hij wordt opgenomen in God.

Henoch wordt gaandeweg – wandelende weg – een met God,

lost op in God, in de eeuwige liefde.

 

Hier zou ik amen kunnen zeggen, maar nog even geduld.

Ik wil nog iets persoonlijks vertellen.

Onlangs ging ik nog eens voor in mijn geboortedorp, geboortekerk:

niet streng, niet zwaar, maar wel grotendeels traditioneel.

Ik vond het al een Godswonder dat ik weer eens gevraagd werd,

ik die mijzelf geen christen meer noem – ook geen ‘liberaal christen’-  

sterker nog, ik profileer mijzelf op mijn website als ‘de religie voorbij’.  

Maar ik heb de uitdaging aangenomen.

Waarom?

Omdat ik verbinding wilde leggen met mijn roots.

Vooral met mijn vader, mijn diepgelovige

en misschien juist daarom vrijdenkende vader

Er was geen Olijfberg op het Zeeuwsvlaamse platteland,

maar ook mijn vader had een Olijfberg in zijn hart.

Als hij aan tafel zijn handen vouwde,

dan sprak daaruit een intens verlangen.

Dan voelde je dat zijn ziel zich strekte naar het heilige,

naar dat licht achter de dingen: de ruimte van God.

Ik heb er altijd heimwee naar gehouden.

 

Het was er toen en het is er nu, altijd en overal:

het verlangen naar de stilte, naar het heilige.

En het verbindt mijn vader – mijn Zeeuwse, protestantse boerenvader –

met de islamitische medicijnman in Gambia.

Het verbindt het kind van toen met de losgezongen emeritus van nu.

Het verbindt ons met elkaar – zonder oordeel.

 

 

 

Gebeden (met stiltes en Onzevader)

Gij, bron van liefde in ons,

wij zoeken u in onze gebeden.

Wij zoeken u met woorden want anders hebben wij niet.

Wij zoeken u in de stilte…

Wij spreken uit en geven mee

in de stroom van uw liefde

alles wat ons bezighoudt

aan vreugde en verdriet:

 

de dank voor het leven,

voor alles wat levenloos is maar schoonheid,

voor al wat ademt,

voor onze geliefden…

Het onrecht in de wereld,

het vele onbegrijpelijke lijden,

het verdriet om ziekte en gemis,

onze zorgen om deze kwetsbare planeet,

alles wat ons persoonlijk vervult,

de namen van wie wij liefhebben,

in de stilte…