Hartig dagboek VII – augustus 2015

18 augustus 2015

 

Als ik niet meteen ga mediteren ’s morgens doe ik mezelf tekort. Ik kan maar het beste door de sluis van de stilte de dag ingaan. Stel ik het uit, of werk ik het slonzig af, dan teer ik te lang op mijn eigen adrenaline – en die is op. Dan word ik onrustig of somber. Dat moet ik echt leren accepteren. Mijn hart heeft het begeven en dat betekent dat ik niet langer kan rekenen op mijn oude energie. De geleende tijd die ik heb is tijd van God zoals ik ook mijn energie moet lenen.

Afgezien daarvan, nu ik de  rijkdom weer heb geproefd van het vertoeven in God smaakt al het andere, de genoegens van het gewone leven,muf en zouteloos. Ik kan niet anders meer dan elke morgen mijn leven aansluiten op God. Dan ervaar ik dat er een vreugde bestaat in het licht waarvan alle eerdere vreugde verbleekt. Die voelt dan als leeg en troosteloos.

Zo is het met mij gesteld – en daar moet ik nog erg aan wennen.   

 

Een van de dingen bijvoorbeeld waarin ik flink moet oefenen is de gelijkmoedigheid. Het niet reageren vanuit mijn emoties en impulsen, niet meer toegeven aan ergernis en agressie, niet langer dingen willen veranderen waar je geen invloed op hebt of te snel willen veranderen waar dat wel het geval is.

Dat is echt nieuw voor mij, gelijkmoedigheid,  en het gaat volkomen tegen mijn karakter in. Als ik in het verkeer achter een treuzelaar sta bij een op groen gesprongen stoplicht begin ik meteen te schelden. Dat is echt mijn eerste impuls en het gebeurt vanzelf. Die diep ingeslepen natuurlijke reactie moet ik zien af te leren.

Maar o, o, o, wat heb ik nog veel af te leren. Mijn hele ik gaat op de schop.     

 

22 augustus 2015

 

Alles is God.

Nee, bepaald geen originele constatering, ook niet voor mezelf.

Ik riep dat al als puber toen ik voor het eerst over het pantheïsme hoorde.

Ik heb het ook mijn hele leven zo ervaren.

Maar nu onderga ik het nog dieper.

 

God is vlees geworden, ja, maar niet alleen in Jezus.

God wordt voortdurend vlees.

In het licht dat vanmorgen weer zo vol en zomers is.

In onze mooie groene straat.

In het briesje uit het zuiden dat ik voelde op het strand.

In de kleurschakeringen van de zee.

In de melkblauwe verte van de Belgische kust aan de overkant.

In de appels aan ons boompje die als rode bloemen doorhangen aan de takken.

In het rillen en glinsteren van de spinnewebben tussen de struiken ’s morgens vroeg.

In de fijne geel-zwart-tekening en het gekwetter van de koolmezen.  

In de lieflijke mmm-geluidjes van een vrijpartij.

In de zachtheid van Eliane.

In de goedheid van onze kinderen.

In de aandoenlijke stoerheid van de met hun irritante scooters over de boulevard knetterende pubers.

Ja, zelfs in de vettige lach van die alfamannetjes op het terras – want hoe tragisch zijn ze in hun eenzaamheid.

 

Ook ik ben God, zoals het kleinste takje de boom is.

Zoals de uiterste kam van een golf, ja, zoals een schuimvlok, de zee is.

 

 

Alles is God, ook het hartinfarct dat mij velde.

Misschien is juist dat wel God.