Ik verlang naar de zon – 2024

IK VERLANG NAAR DE ZON

Stilte en gebed

Eeuwige, we zijn stil voor jou…

Zon van ons leven, wij zoeken jou,

wij zoeken jou in dit grijze jaargetijde,

in deze grauwe wereld vol onbegrijpelijke haat en oorlog.

Dring door met jouw licht in de harten van de mensen,

wij verlangen naar jou, zon van liefde.

Onze ziel strekt zich reikhalzend uit

naar de ontferming van jouw liefde,

over al die mensen op de vlucht,

in mensonwaardige kampen,

geslachtofferd aan zinloze oorlogen.

Om het lijden van al wat leeft,

om jouw eigen lijden aan de wereld,

kyrië-eleison.

Amen

 

Opstapje naar het thema: Ik wil naar de zon

In het boekje Ik wil naar de zon vertellen twee collega’s van mij het verhaal van een rups die naar de zon toe wil klimmen. Een wijze uil geeft hem advies en een bever helpt hem om daar te komen. Ik vertel hun verhaal in mijn woorden: 

Rupsje Nooit Genoeg zat op een lekker koolblad voor zich uit te staren.

Hij zag de schoonheid van het licht en zuchtte: Ik wil naar de zon.

Dan moet je dat proberen, zei de wijze uil Wim die naast hem neerstreek.

Want hij was zo wijs dat hij wist dat iedereen alles zelf moet ontdekken.

Ik zal je wel helpen, zei bever Bas, ik ga een toren voor je maken naar de hemel.

En bever Bas begon de ene boom na de andere om te knagen.

Daar bouwde hij een toren van, bovenop de heuvel.

Rupsje Nooit Genoeg keek naar boven en vond de toren zo hoog

dat hij dacht de zon wel al te kunnen aanraken en er op te springen.

Dus beklom hij de toren, naar de zon toe…

Maar hij was nog niet halverwege toen het wankele bouwwerk omviel

en de boomstammen alle kanten uit rolden.

Zo kom je er dus niet, sprak de wijze uil Wim.

Weet je wat, zei bever Bas, ik zal een veel steviger toren bouwen,

van heel veel recht afgeknaagde stammen.

En hij begon zo’n beetje het hele bos te verwoesten.

Dat gaat niet goed, zei wijze uil Wim, zo houden we geen bos meer over.

Houd er alsjeblieft mee op, zei rupsje Nooit Genoeg tegen bever Bas,

ik hoef niet naar de zon als we daardoor geen bos meer hebben!

Intussen groeide rupsje Nooit Genoeg zo snel door dat hij een pop werd

en na een paar weken een vlinder.

Toen hij uit de pop kroop voelde hij de zonnestralen op zijn tere vleugels.

Dat was zo’n warm en heerlijk en goddelijk gevoel

dat hij zijn vleugels helemaal open spreidde in het zonlicht.

Want hij kreeg ook daar nooit genoeg van.

Hij voelde de kracht van de zon door zijn vleugels stromen, zodat hij omhoog kwam en zweefde in de zon.

Zie je nou, zei wijze uil Wim die met hem meevloog,

je hoeft helemaal niet naar de zon.

De zon komt naar jou toe: je bent al in de zon.

 

LEZINGEN

Psalm 42:1-3, 6a (eigen hertaling WJ, gebaseerd op NBV en Naardense Bijbel)

Zoals een hert smacht naar stromend water,

zo smacht ook mijn ziel, naar u, o God.

 

Mijn ziel dorst naar God, naar een God die leeft,

wanneer mag ik komen en aanschouwen het aangezicht van God?

 

Wat buig je je neer, o mijn ziel, en wat ben je onrustig in mij.

 

Marcus 9:2-4 (eigen hertaling WJ, gebaseerd op NBV en Naardense Bijbel)

Zes dagen later neemt Jezus de drie vrienden Petrus, Jakobus en Johannes mee en leidt hen omhoog, een steil bergland in, waar ze op zichzelf aangewezen zijn en alleen. Dan verandert hij voor hun ogen van gedaante. Zijn kleren worden een en al glans, héél wit, zo wit als geen wolwasser op aarde ze zou kunnen maken. En aan hen verschijnt Elia, samen met Mozes, en zij gaan met Jezus in gesprek (volgens Lukas: over zijn levenseinde)

 

BUITENBIJBELSE LEZINGEN

(Bijna een psalm) Friedrich Nietzsche in ‘Aldus sprak Zarathoestra’:

O, kom terug!

Al mijn tranenbeken nemen tot u hun loop!

En mijn laatste hartevlam, zij gloeit voor u!

O, kom terug, mijn onbekende god!

Mijn pijn! Mijn laatst – geluk!

 

Tekstfragment uit interview (Giel Beelen met Pim van Lommel, over de zg. Nabij-de-doodervaringen. Het verhaal van een ervaringsdeskundige):

‘Ik had geen lichaam meer en ik was enkel nog bewustzijn. Gek genoeg was ik niet bang […] Daarentegen voelde ik mij zo licht en echt vrij. Op dat moment voelde ik een alles overstijgende liefde, wijsheid en vrijheid, die niet van deze aarde was. […] De menselijke eigenaardigheden en angsten leken zo onbelangrijk. […] Het leek op dat moment of ik alles begreep en met enorme liefde overspoeld werd.’

 

Meditatie: Ik verlang naar de zon

Lieve mensen,

deze tijd van het jaar – hoe kun je naar de zon verlangen!

Na deze grauwe en lauwe winter.

We zeggen de rups na: ik wil naar de zon.

Vaak bedoelen we dan dat we naar een land gaan met veel zon.

Even een paar weken naar de zon.

Zoals bloemen zich keren naar de zon,

Zo keren wij ons naar dat grote mysterie in het heelal,

Waar   alle volken van alle tijden hun verhalen en verlangens aan ophingen.

Prachtige mythen hebben de Egyptenaren

over de dagelijkse gang van de zon langs het firmament.

En wij, wij verwonderen ons elke morgen en avond

over de rode tinten en gouden kleuren aan de hemel.

Elke morgen is een nieuwe schepping van het licht.

Elke streep in de wolken is een streep God.

De fysieke zon, die wij voelen op onze huid, is God.

Voel God in de zon op je gezicht…

Vergeet toch niet om God te ervaren in de aardse zon van elke dag.

De uiterlijke zon waarvan we leven.

Maar er is ook zoiets als een innerlijke zon.

Warmte, licht en leven in ons.

We weten heel goed wanneer we die zon missen.

Als het kil is in ons, koud, donker, grijs, winter, nacht.

Iedereen verlangt naar de zon, de zon buiten ons,

dat mysterie aan de hemel, die gouden bal boordevol vuur,

die ongelooflijke opeenhoping van energie,

maar ook de zon in ons, de gloed waarvan wij leven, de kracht die ons bezielt:

dat laaiende vuur van de liefde.

Iedereen verlangt naar dat ‘gevoel’, maar het is veel meer dan een gevoel.

Het is de onderstroom van je wezen, je diepste drijfveer,

het grondeloze mysterie in jou.

Iedereen verlangt naar die vervulling, ook al noemen velen het nu anders:

Zin, of Zen, of Zijn, of, ingewikkeld, wat ik laatst tegenkwam: Zijnsoriëntatie.

Dat is toch ook gewoon bijna een religie, het stond er letterlijk:

Ik zal bidden tot Zijnsoriëntatie….

Mensen kunnen blijkbaar niet zonder zo’n ‘oriëntatie van de ziel’.

Zelfs de grote godontkenner Nietzsche verviel weer in verlangen naar God.

Het is bijna een psalm wat hij schreef in zijn beroemde Zarathoestra:

O, kom terug! Al mijn tranenbeken nemen tot u hun loop!

En mijn laatste hartevlam, zij gloeit voor u!

O, kom terug, mijn onbekende god! Mijn pijn! Mijn laatst – geluk!

Dat is denk ik het levensgevoel van veel mensen van nu: o God, kom terug!…

…      

O God, kom terug, want mijn ziel dorst naar u.

En dan zitten we vanuit het moderne levensgevoel

zomaar ineens in die oude, vertrouwde psalm 42…

… die dus blijkbaar een modern levensgevoel vertolkt.

Ja, want het is van alle mensen en van alle tijden, dat gat in je hart,

dat heimwee, dat onbehagen dat soms tot smachten wordt.

Hoeveel mensen heb ik in mijn leven leren kennen in pastoraat en onderwijs?

Oud en jong, al die jonge mensen – en altijd dat verlangen,

dat dorsten naar iets, ja, naar wat?

Ik zag hen en we zullen hen straks zien in Taizé,

die wonderlijke kloostergemeenschap in Bourgondië,

al die jonge mensen hunkerend naar iets, al die onvervulde verlangens,

dorst naar, ja, naar wie, naar wat?

Naar vervullende liefde, naar alles vullende liefde, naar ultieme LIEFDE,

zo rijk, zo licht en zo vol vuur dat je het God kunt noemen.

De diepste bodem van de menselijke ziel is heimwee,

is dit heimwee, deze dorst: Nooit Genoeg, nooit genoeg…

Dorst naar de levende werkelijkheid van een goddelijke liefde.

Een liefde die niet een keurige marginale deugd is,

maar die je opvreet, die je leven optilt en meesleurt de hoogste hoogte in.     

Mijn ziel dorst naar God, naar een God die leeft,

wanneer mag ik komen en aanschouwen het aangezicht van God?

En als dat uitblijft voelen we ons terneergeslagen en jachtig:  

Wat buig je je neer, o mijn ziel, en wat ben je onrustig in mij…

Wat buig je je neer, o mijn ziel, wat ben je onrustig in mij…

Maar waarom zou je?

Want alles is er al.

Of, zoals Augustinus zei: God is er altijd.

Hij bedoelde: God kan er niet niet zijn.

God is de volle werkelijkheid om ons heen zoals de zon om ons heen is,

ook al zien wij hem niet.

God is de volle werkelijkheid in ons,

ook al voelen wij die niet altijd.

Rupsje Nooit Genoeg heeft nooit genoeg van de zon…

… terwijl hij er midden in leeft!

Alles is er al.

Maarten ’t Hart schaatste met een oom door een prachtig Hollands landschap

de ondergaande zon tegemoet – zie het voor je –

en ze hadden het over de hemel.

Als je hier schaatst, zei de oom, dan ben je al in de hemel.

Je bent al in de zon, zei de wijze uil Wim, en hij zegt het nu weer:

Je bent al in God – en God is in jou.

En God kan nooit niet in jou zijn…

Alles is er al.

God is er altijd.

Het enige waaraan het ons ontbreekt is de bewustwording daarvan.

Rupsje Nooit Genoeg moest leren zien en voelen dat de zon altijd bij hem is

en dat hij altijd in de zon is.

In deze fase van mijn leven – en geloof me: op het scherp van de snede –

zie ik steeds duidelijker dat het daarom draait in het leven:

het bewustzijn van: je bent al in de zon.   

Het leven is één oefening in bewustwording.

De leerlingen in het Marcusverhaal moesten leren zien

dat Jezus omgeven was door God, blinkend was van God,

stralend wit, zo wit als geen witwasser zich kan voorstellen.

Daarom nam hij hen mee op de berg, naar het domein

waar de grens van leven en dood wordt doorbroken. 

Soms hebben wij een bergervaring nodig,

misschien juist op de grens van  leven en dood,

om ons bewust te worden van de goddelijke glans in ons leven

en in onze ziel…

Een bergervaring op de grens van leven en dood.

Een ervaring van het witte licht dat schemert in onze ziel,

vaak schemert  als heimwee, maar dat soms plotseling doorbreekt.

Iemand mailde mij deze week over een man die plotseling overleed:

‘Hij stapte gewoon uit zijn bed en zei:

Ik zie allemaal wit, het is allemaal wit….

hij viel terug in zijn bed en was overleden.’

Talloos zijn deze verhalen, zoals ook cardioloog Pim van Lommel

die heeft opgetekend in zijn boek Eindeloos bewustzijn.

Daar heb je ’t weer: bewustzijn.

Alles is er al, volmaakte, ultieme Liefde, God,

we moeten het ons alleen nog bewust worden.

Zoals de man die zo nabij de dood was

dat alle grenzen in zijn ziel wegvielen

en de volle ervaring van God in hem kon komen:

 

‘Ik had geen lichaam meer en ik was enkel nog bewustzijn. Gek genoeg was ik niet bang […] Daarentegen voelde ik mij zo licht en echt vrij. Op dat moment voelde ik een alles overstijgende liefde, wijsheid en vrijheid, die niet van deze aarde was. […] De menselijke eigenaardigheden en angsten leken zo onbelangrijk. […] Het leek op dat moment of ik alles begreep en met enorme liefde overspoeld werd.’

 

Ik verlang naar de zon?

Je bent al in de zon…

… STILTE

 

Psalm 62: Mijn ziel rust in de vrede van God alleen.

We luisteren/kijken naar of zingen mee met Mon âme se repose….

Al die hunkerende mensen…

 

https://youtu.be/Br0nez1rMKY?si=1QCKFAmF5wWSWPyA

 

Gebeden (met stilte en Onzevader)

Eeuwige Liefde,

wij loven jou om het licht,

om het rijzen van de zon elke nieuw dag,

om de kleurenrijkdom en de schoonheid,

om het licht van binnen.

Wij geven onze gebedsintenties mee in jouw stroom, Liefde:

voor de geschonden aarde,

de bedreigde planten en dieren en kosmos,

voor de wereld in nood,

de miljoenen op drift,

de slachtoffers van bombardementen,

voor hen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid,

voor mensen die ongeneeslijk ziek zijn,

allen die rouwen om een geliefde,

voor onszelf, onze geliefden, in de stilte…

….

We bidden samen het Onzevader:

Onze Vader die in de hemelen zijt,

uw naam worde geheiligd, uw Koninkrijk kome,

uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.

Geef ons heden ons dagelijks brood.

En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.

En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

Want van u is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid,

tot in eeuwigheid.

Amen