We zijn hier gekomen met de wereld in ons hoofd, of misschien een kop vol zorgen. We laten alles varen en richten ons op het enig wezenlijke in onszelf: de liefde – in de stilte…
Opstapje naar het thema: Het geniepige knijphandje, ken je dat?
Martin en Joep zaten bij elkaar in de klas, bij juf Irene.
Maar ze waren geen vrienden, sterker nog, ze maakten altijd ruzie.
Waarom ze zo’n hekel aan elkaar hadden, ik weet het niet: soms heb je dat.
Toch zochten ze elkaar altijd weer op, maar altijd ging het mis.
Op een dag waren ze op het schoolplein weer aan het knokken.
Ze hingen zo’n beetje in elkaars haren.
Een meester die pleinwacht had plukte ze uit elkaar en bracht ze bij juf Irene.
Juf Irene – vrede betekent haar naam – sprak hen voor de zoveelste keer toe.
Martin en Joep kenden die zinnetjes van juf Irene uit het hoofd:
Verzoening, lief zijn voor elkaar, samen spelen – en meer van dat moois.
En het preekje van juf Irene eindigde ook net als altijd:
Geef elkaar nu een hand en zeg dat je weer vrienden bent.
Maar nu ging het anders dan anders.
‘Goed hoor’, zei Martin’, we zijn weer vrienden’ …
… al zijn we dat nooit geweest – dacht hij erachteraan.
En hij gaf Joep een hand, een stevige hand, een heel speciale hand.
‘AU!!!…’ schreeuwde Joep, en Martin maakte dat hij weg kwam.
Juf Irene begreep het niet: Wat was er gebeurd?…
…
Het geniepige knijphandje – ken je dat?
Bij wie mag ik het eens proberen?
Je pakt iemands hand en je duwt de vier vingers daarvan zo
dat ze precies boven elkaar staan – en dan knijp je eventjes hard…
…
Ik wil maar zeggen:
Verzoening of vriendschap afdwingen, dat schiet niet echt op.
Want je begrijpt dat Joep nu nog bozer was op Martin.
Juf Irene had misschien beter kunnen zeggen:
Het is niet zo erg dat je elkaar niet graag mag, maar laat elkaar wel met rust.
Bloemlezing over de liefde:
Paulus in I Corinthiërs 12:31, voorafgaand aan zijn lofzang op de liefde: ‘Ik wijs u een weg die nog veel verder omhoog voert.’
Willem van St. Thierry (middeleeuws mysticus): ‘O Liefde, waaraan iedere liefde haar glans ontleent, ook de lichamelijke, en zelfs de ontaarde liefde.’
Martin Buber: ‘Gevoelens ‘heeft’ men: de liefde geschiedt. Gevoelens wonen in de mens, maar de mens woont in zijn liefde. […] De liefde hoort niet bij het Ik, zodat ze het Gij alleen maar tot ‘inhoud’, tot voorwerp heeft, nee, ze is tussen Ik en Gij. […] Liefde is een werkzaamheid in de wereld.’
Hans Andreus: ‘Liefde is hard, is dier en diamant, is woede en bloed en vuile handen…’
Karl Barth: ‘Liefde is de grootste genade en tevens het diepste oordeel.’
Simone Weil: ‘Als we afzien van onze denkbeeldige positie in het in het centrum, […] dan ontwaken we in de echte, eeuwige wereld, zien we het echte licht. […] Het goddelijke, absolute voorbeeld van de zelfverloochening, dat is het scheppende en ordenende beginsel van het heelal.’
Paulus in Romeinen 13: ‘De liefde doet de naaste geen kwaad. Daarom is de liefde de vervulling van de wet.’
Willem van St. Thierry: ‘Heilige en heilig makende Liefde, zuiver en zuiverend…’
Eugen Drewermann: ‘In plaats van een God van liefde als ‘Scheppergod’ te vooronderstellen om de wereld te verklaren moeten wij juist de liefde als goddelijk vooronderstellen, om onszelf als mensen te vinden…’
Na de lezingen:
Vorige keer kondigde ik het thema aan als: Liefde – geen familiediner. Bij nader inzien heb ik dat dus veranderd in: Liefde – een bergwandeling. Bergop, wel te verstaan. Ik doe dat in navolging van Dag Hammarskjöld, die tijdens zijn wandelingen ‘merkstenen’ gebruikte als wegwijzer, later de titel van zijn dagboek. In mijn meditatie richt ik me tot de liefde, de ware liefde, en volg de gelezen teksten als merkstenen.
(Zingen: Lied 789 (1 cantorij, 2 allen)
Meditatie: Liefde – een bergwandeling
Liefde, ik zocht je maar ik vond je niet – lange tijd.
Maar dat kwam natuurlijk omdat ik mezelf voor jou verstopte.
Liefde, hoe zal ik je noemen?
Venus of Eros of Aphrodite of Amor, of Freia of Filia of Agapè?
Mooie namen te over.
Eén ding weet ik: ik moet er voor de berg op.
Het zal moeite moeten kosten om je te vinden,
maar net als ieder mens word ik er onweerstaanbaar door aangetrokken.
Vreemd, ieder mens, in wat voor chaos ook, hunkert naar jou,
wordt als het ware omhoog aangezogen door jou, liefde.
De ziel wil omhoog, zoals Plato al zei.
En ik volg de eerste merksteen die ik hier beneden vind,
de richtingwijzer van Paulus die zei:
Ik wijs u een weg die nog veel verder omhoog voert…
…
Al snel kom ik allerlei gestalten van jou tegen.
Maar wat is je ware gedaante?
Ik zie, hier nog in het dal, een volgende merksteen met de tekst:
O Liefde, waaraan iedere liefde haar glans ontleent,
ook de lichamelijke, en zelfs de ontaarde liefde.
Willem van St. Thierry, oude naamgenoot uit de middeleeuwen.
Het is goed dat hij ons eraan herinnert, dat dit ook liefde is:
Het aardse, het lijfelijke, misschien zelfs het platte, laag-bij-de-grondse,
het driftmatige dat dichter bij lust ligt dan bij liefde – toch liefde.
Het is misschien de liefde voor je kippenbout, al dan niet vegetarisch,
je gehechtheid aan je natje en je droogje.
Zeker, een erg op zich zelf gerichte liefde, maar wel menselijk.
Zoiets als de liefde van Obelix – kent u die? – voor zijn gebraden everzwijn.
Het is schranzen, veelvreterij, maar toch heeft het iets aandoenlijks.
Het is als de vluchtige en oppervlakkige tederheid in een onenightstand.
Zelfs de platste lustliefde ontleent haar glans aan jou, liefde…
…
Nu gaat het pad fiks omhoog – tot ik bij de volgende merksteen kom.
Gevoelens heb je, zegt Buber, maar de liefde gebeurt je.
Wat zegt hij daarmee over jou?
Dat jij niet in de eerste plaats een gevoel bent, maar een houding,
een keuze, soms misschien zelfs tegen het gevoel in.
Dat jij dus meer bent dan alleen natuurlijke liefde, zoals familieliefde.
De vanzelfsprekende, gevoelde liefde van bijvoorbeeld ouders voor kinderen,
hoe sterk ook en oprecht, toch is dat nog niet je ware gedaante.
Wat Buber ook zegt is dat jij groter bent dan de mens, groter dan jij en ik.
Dat jij een zelfstandige werkzaamheid bent,
een individu overstijgende kracht op zich.
Liefde, jij woont niet in ons, maar wij mensen wonen in jou.
Jij bent het wonder waarover wij niet kunnen beschikken.
Jij overkomt ons, als een bergbeek die plotseling voor ons oog opdoemt
en wij kunnen ervoor kiezen al dan niet in jouw stroom te gaan staan.
Jij bent niet het product van ons brein maar je bent er al.
Je bevindt je, zegt Buber, tussen Ik en Gij.
Overigens: dat Ik en Gij gaat niet alleen over huwelijkachtige relaties.
Het geldt natuurlijk net zo goed voor mensen die single zijn,
of celibatairen, of anderszins alleenstaanden.
Dat Gij kan de collega zijn, de buurman, de vriend,
maar ook, niet onbelangrijk, jezelf!
Er is ook een andere jij, een Gij, in onszelf.
Jij, liefde, bent ook tussen mij en mijzelf, waardoor ik deel krijg aan jou.
Maar het is ook onze hond, kat, tuin, de natuur – of ons werk of onze passie:
Alles wat door jou bezield wordt is een groot mysterie…
…
We stonden enige tijd stil en hebben weer krachten opgedaan.
Nu klimmen we verder tot we bij de merksteen van Hans Andreus komen:
Liefde is hard / is dier en diamant / is woede en bloed en vuile handen…
Jij bent niet soft, geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
Wij ontdekken jou pas echt na een zoektocht en worsteling,
vaak een worsteling met onszelf – want eigenlijk wil ik niet aan jou.
Jij doet mij pijn omdat je aan mijn gladde leven komt en aan mijn egootje.
Je houdt mij een spiegel voor waarin ik niet wil kijken.
Jij gaat een geschiedenis met mij aan, een proces van groei,
en groei doet altijd pijn.
We moeten veel domme dingen doen – zegt Lisette Thooft –
en vuile handen maken eer we iets van jou begrijpen…
…
Nee, we krijgen jou niet voor niets, jij moet ons wel wat waard zijn.
Maar we kijken nu wel al uit over een prachtig dal.
Het wordt nu echt genieten, hoewel…
alweer een merksteen met zo’n scherpe tekst: Karl Barth.
Liefde is de grootste genade en tevens het diepste oordeel.
De grootste genade – wie jou kent weet dat het klopt.
Maar niet in de vernederende zin, nee, in de betekenis van geschenk,
een geschenk ben jij, groots en gracieus.
En oordeel? Dat klinkt ons heel akelig in de oren.
We vertalen het met kritiek.
Jij zet ons denken, ons voelen, ons leven onder kritiek.
Jij zet juist ook onze natuurlijke liefde onder kritiek.
Is het liefde die toch heel erg op onszelf gericht is?
Of is het liefde die eropuit is de ander recht te doen?
Dat heeft dan ook politieke consequenties.
Ja, liefde, jij hebt ook politiek een stem,
die klinkt daar waar je opkomt voor hen die geen stem hebben…
…
Hoe hoger ik kom hoe indrukwekkender jouw schoonheid,
hoe meer ruimte ik ervaar hoe meer ik besef dat jij ons te boven gaat,
hoe kleiner ik me voel hoe meer deel van dit ontzagwekkende landschap.
En de merksteen van Simone Weil zegt dan ook:
Zie af van je denkbeeldige positie in het centrum.
Word wakker in de real world.
Van nature denk ik dat de wereld om mij draait,
maar als je van mezelf af zie, dan ontdek ik dat het om het geheel gaat.
Dat ik deel uitmaak van een proces, een wetmatigheid die zich voltrekt.
En wat is die wetmatigheid volgens Simone Weil?
Dat is het grote terugtrekken van God om zijn wereld de ruimte te laten.
Het is juist Gods afwezigheid die ruimte maakt voor jou, liefde,
om alles tot zijn recht te laten komen.
Het grootste bewijs van liefde is dat je er even niet bent,
dat je de ander de ruimte geeft om zichzelf te vinden en te worden.
Dat is het verschil tussen hechtende liefde en onthechtende liefde.
Van nature is mijn liefde hechtend, maar dat heeft veel met ego te maken.
Jij, ware liefde, laat vrij, laat los, geeft ruimte,
omdat je vertrouwt op de kracht van de ander.
Iemand vroeg mij n.a.v. Vlammend Paradijs:
Zo’n liefdevolle opvoeding en dan toch zo’n Sturm und Drang-periode?
Mijn antwoord: juist daarom, ik kreeg volop de ruimte om uit te etteren.
Onthechtende liefde…
…
Dat heeft alles te maken met de volgende merksteen, weer van Paulus:
De liefde doet de naaste geen kwaad…
Dat is mooi negatief geformuleerd – in het verlengde van de vorige merksteen.
Als Paulus over jou spreekt, liefde, dan bedoelt hij de liefde van Christus.
En dat is liefde die zich terugtrekt, terugtrekt tot op het kruis.
Dat is liefde die ruimte schept, die laat gebeuren.
Liefde die, om te beginnen, de naaste geen kwaad doet.
Wil dan ook niet te veel, overval de ander niet met daden van liefde,
maar laat elkaar met rust.
Als iedereen zich daaraan hield, denk je eens in:
hoe een paradijs zou de wereld dan zijn?
Wil niet geforceerd bij elkaar brengen wie elkaar niet liggen, juf Irene.
Dwing geen verzoening af, sympathieke Bert van het familiediner,
want, hoe goed bedoeld ook, een camera op je neus is wel degelijk dwingend.
Soms is de verhouding met mensen zo getroebleerd, zo onmogelijk,
dat we niet meer hoeven te verlangen dan dat we elkaar de ruimte gunnen,
ook al is dat door elkaar te ontwijken.
En soms ook is er niets vijandigs aan de hand maar is er eenvoudig geen klik.
Het is heus niet jouw bedoeling, ware liefde, dat we van iedereen houden.
Jij weet ook wel dat we daartoe niet bij machte zijn.
En onze vijand liefhebben?
Dat is niets anders dan hem met rust laten…
…
Wat een hoogte bereiken we nu.
De lucht is hier zo zuiver – alles wordt lichter, ijler.
Ik voel dat ik jou nader, ware liefde.
Opnieuw de woorden van Willem van St. Thierry op de volgende merksteen:
Heilige en heilig makende Liefde, zuiver en zuiverend.
Nu ik jou bijna heb gevonden merk ik dat alle liefde achter mij, beneden mij,
door jou wordt bezield, gezuiverd, verfijnd.
Zelfs mijn meest driftmatige liefde, mijn laagste liefde,
wordt door jou omhoog getild naar dit niveau.
Dat kan dus: jij, ware liefde, meest van zichzelf af ziende liefde,
neemt al die andere gestalten van de liefde mee in jouw wezen.
Mijn natuurlijke familiebanden, mijn culinaire genoegens,
mijn lustgevoelens worden getransformeerd tot agapè.
Mijn hechtende liefde wordt onthechtende liefde.
Erotiek wordt mystiek.
Mijn onheilige, kleine liefde wordt heilige, dat wil zeggen:
heel makende liefde in jou…
…
Hier op de top, de kale bergtop, heb ik mijzelf achtergelaten.
En ik bevind mij nu in jouw ijle atmosfeer, mijn ware liefde, mijn agapè.
Nog een laatste merksteen tref ik hier aan.
Hammarskjöld was here, maar ook Eugen Drewermann:
Laten we niet langer zoeken, zegt hij, naar een god als verklaring.
Beter kunnen we ‘de liefde vooronderstellen als goddelijk
om onszelf als mensen te vinden.’
Jij, de liefde, bent het grote mysterie dat ons te boven gaat.
Jou kunnen we met recht goddelijk noemen.
Ben je zo machtig dan, zo almachtig? – Welnee, juist niet.
Maar jij bent de enige in de wereld die ons heel kan maken.
En overal waar jij niet bent gaan mensen kapot.
Dat is wat Drewermann ook benadrukt:
De helende kracht van de liefde.
In het verdriet, in de wanhoop, in de pijn,
ben jij het alleen die onze ziel kan troosten en genezen.
Daarom, liefde, noem ik jou God… Godin…
…
STILTE
Gebeden (Gebed Willem van St. Thierry, met stiltes en Onzevader)
‘O Liefde waaraan iedere liefde haar naam ontleent,
ook de lichamelijke en zelfs de ontaarde liefde.
Heilige en heilig makende Liefde,
zuiver en zuiverend, leven schenkend leven.
Open ons voor uw heilig lied,
ontsluier het mysterie van uw kus
en de diepe zin van uw gefluister,
waarmee Gij in het hart van uw kinderen
betoverend zingt over uw kracht
en het zalig genieten van U.’…
…
O Liefde, breng rust en levensvreugde in onze harten.
Genees de wereld van zijn bezetenheid,
genees de mensen in hun pijn.
Raak ons heilzaam aan.
We bidden onze persoonlijke gebedsintenties of we zijn zomaar stil…
…
We bidden samen het Onzevader…