Lieve mensen thuis, daar bent u, achter het oog van de camera. Weet u met ons verbonden hier in de bijna lege kerk. Voel u welkom. Leef u in in de sfeer hier, de ruimte, het mooie licht, en kom tot rust in de stilte van ons gebed.
Stilte en gebed
…
Levende Liefde die jij bent,
wij hier, de mensen thuis,
wij zoeken jou.
Wij zoeken jou vanuit een mysterieus verlangen.
Open ons voor jouw aanwezigheid,
Verborgene die bij ons zijt.
Amen.
Opstapje naar het thema: Levende zielen
Het is hier druk.
Je zou het misschien niet zeggen maar het wemelt hier van aanwezigheid.
Levende zielen.
Ik hoor de lofgezangen van de Norbertijnen.
Ik zie hun gezichten naar omhoog gericht, naar dat grote licht.
Ik zie het verlangen in hun ogen.
Ik zie de kerk volstromen met de middeleeuwse Middelburgers, die in zo groten getale komen dat deze ruimte al snel te klein wordt en er een begin wordt gemaakt met de Nieuwe Kerk, voor het gewone volk – verschil moet er zijn.
Ik voel de energie van biddende mensen, de eeuwen door tot nu toe.
Mensen met de vragen van hun leven, hun vreugden en verdriet.
Ik hoor de stemmen van dierbaren, nog maar kort geleden gestorven.
En de muziek, al de muziek die hier heeft geklonken, van orgel en vleugel en God weet wat nog meer…
Het is hier druk, ook al is de kerk leeg.
Wij zijn omgeven door onbekenden van eeuwen her, maar wel op een of andere manier zielsverwanten.
We zijn omgeven door onze geliefden van wie we misschien hier afscheid hebben genomen.
Niet als spook of verschijning, maar als energie, in hun liefde.
Niets gaat verloren.
Ik heb het ook ervaren op de boerderij van mijn jeugd.
Een paar fragmenten uit mijn jeugdherinneringen:
Levende zielen. Wij waren omringd door een andere wereld, een onzichtbare wereld. Waarin de doden verkeerden. Die wellicht meer aanwezig waren dan wanneer ze onder ons geleefd hadden. Hun sfeer hing in het huis.
En er waren de talloze dode dieren. Gewoon doodgegaan of geslacht. Hun zielen hingen in de voergangen en op de hooizolders.
Een wolk van getuigen over het hele erf.
Meditatie
Lieve mensen,
opmerkelijk, in korte tijd heb ik drie verhalen gehoord
over ‘tekenen’ van overleden dierbaren.
Meestal is er alleen sprake van een innerlijke kracht, een warm gevoel,
maar soms ervaren mensen ook iets zichtbaars of hoorbaars,
muziek, of een dier of zelfs iets dat aan een visioen doet denken.
Ik kan er niet omheen.
Hoe je er ook over denkt, wij zijn omgeven door energie.
Dat zegt niemand minder dan Einstein,
maar bijvoorbeeld ook A.F.Th. van der Heijden concludeert het in Tonio,
de roman over zijn verongelukte zoon:
‘dat de doden een bepaalde energie achterlaten.’
Wij zijn verweven met elkaar, met het voorgeslacht en met het nageslacht.
Onze toen nog ongeboren kleindochter Emma was hier al in 2016
toen ik mijn dichtbundel Zingen aan de Styx aan haar opdroeg.
Wij bestaan met en door en van elkaar.
…
Het Westerse individualisme is een misverstand.
De mens is immers mens door andere mensen.
En niet alleen door andere mensen, maar ook door de dieren en de kosmos.
En niet alleen door wie en wat nu leeft, maar door alle tijden.
Dit is de wijsheid van de Afrikaanse traditie Ubuntu.
Wat is Ubuntu?
De samenhang van alles met alles.
De gemeenschap van alles met alles.
En gemeenschap is in veel traditionele Afrikaanse culturen een wijder begrip dan die van de levenden in de zichtbare wereld.
Ook de onzichtbare ‘levende doden’ en ‘nog niet geborenen’ horen erbij.
Je moet niet alleen voor de levenden zorgen.
Levenden en doden hebben elkaar nodig.
De levenden, de doden en het goddelijke vormen een geheel,
vormen een ‘werk’, een proces, een stroom van energie.
En die energie behoort niet toe aan ons, nee, wij behoren toe aan die energie.
Dat is de omkering van Ubuntu, de omkering die wij in ons leven mogen leren.
Dichter J.C. van Schagen: ‘Ik weet het nu,
ik hoor nu voortaan toe aan een werk dat stil is…’
Die omkering, het toebehoren aan, beschrijft hij
als de ontdekking van zijn leven.
…
Het boeddhisme kent een vergelijkbaar begrip:
Annica, de stroom van levende relaties, waar wij deel van uitmaken.
De energie van levenden en doden die wij zelf zijn,
in onlosmakelijke samenhang.
Een monnik ziet bij een rivier een lijk langs drijven en komt tot het inzicht:
Die dode daar, dat ben ik zelf!
Het is het moment van zijn bevrijding.
In de Annica zijn wij allen de ander en is de ander ons.
Onttrek je je aan die stroom in egocentrisme en individualisme,
dan betekent dat pijn en lijden.
Het hechten aan het ik en het eigen geluk is de oorzaak van alle lijden.
Het onthechten van het ik en de overgave aan annica
is bevrijding van het lijden.
En eeuwig gaat die stroom door, in permanente transformatie.
Alles blijft bestaan, niets gaat verloren.
…
Zo kwam Karl Barth, theoloog uit een volstrekt andere traditie,
namelijk het Duitse protestantisme, tot een vergelijkbare bevinding:
Alles keert terug, zelfs het kleinste vliegje uit de tijd van Hannibal.
Dat kleinste vliegje is getransformeerd in de energie
van de levende werkelijkheid om ons heen.
Wij leven van de energie van de doden.
We kunnen geraakt worden, bezocht worden, geïnspireerd worden
door de doden om ons heen, hun energieën, hun aanwezigheid, hun liefde.
Niets van wat zij leefden gaat verloren.
…
In Johannes 20 zien we die Ubuntu, die Annica, die energie terug,
maar nu aangeduid met het verbindende bijbelse woord: Geest.
Een aanwezigheid niet aan plaats of tijd gebonden.
Een kracht die zich niets aantrekt van dichte deuren.
De dode Jezus die zich manifesteert als de levende,
zoals al onze doden levend zijn om ons heen.
Opstanding is immers de bijbelse metafoor
voor de aanwezige liefde van onze doden.
Jezus komt en bezielt zijn leerlingen met Ubuntu, met Annica, met Geest.
De leerlingen behoren voortaan toe aan het werk van die Geest.
Het is een Geest van liefde.
Dat blijkt uit het volgende verhaal in Johannes, over Petrus aan het meer.
Dat verhaal wil zeggen: je kunt er nooit uit vallen, uit Ubuntu.
En niets gaat verloren, zelfs het kwaad niet.
Alles keert terug, in de gestalte van liefde – luister maar.
…
Ook Petrus krijgt zijn bezoek van de overkant – een pijnlijk moment.
Hij heeft niet op zo’n prettige manier afscheid genomen van deze dode.
Deze geliefde dode, zijn dierbaarste vriend: Jezus.
Hij heeft hem drie keer verloochend: ik ken hem niet.
Petrus is zwaar door het ijs gezakt.
Zijn liefde bleek niet zoveel waard – ik ken dat.
Geen wonder dat je dan soms bezoek krijgt van de overkant.
Er valt nog iets goed te maken.
Jezus vraagt Petrus dan ook juist naar zijn liefde.
Eveneens tot drie keer toe.
En Johannes vertelt dat op subtiele wijze.
Petrus, heb je mij echt lief, meer dan de anderen?
Jezus gebruikt ook nog eens het grote woord voor liefde: agapao.
De zuiverste, goddelijke liefde.
Geen wonder dat Petrus dat woord niet durft te gebruiken.
Ja, Heer, ik houd wel van u.
Petrus gebruikt het woord voor de mindere vorm van liefde: fileo.
Iemands vriend zijn – maar dat is toch nog wat anders dan agapao.
Die twee werkwoorden markeren het verschil tussen liefde en vriendschap.
Desondanks rehabiliteert Jezus hem: zorg voor mijn lammeren.
De tweede keer vraagt hij opnieuw naar Petrus’ liefde.
En weer heeft Petrus geen ander bod dan zijn vriendschap.
Toch weer die rehabilitatie, nu zelfs nog waardiger: bescherm mijn schapen.
De derde keer laat Jezus dat hoge agapao varen en komt Petrus tegemoet.
Houd je van mij? Ben je echt mijn vriend?
Petrus hoort dat verschil natuurlijk heel goed.
Het ontroert hem en hij zegt:
Heer, u weet alles, u weet dat ik van u houd.
Nu volgt de definitieve rehabilitatie, het herstel van de vriendschap.
Een vriendschap die niet te hoge eisen stelt: zorg voor mijn schapen.
Een ontroerend moment van bevestiging voor Petrus.
Je kunt het aan, zegt Jezus, ik vertrouw je mijn oogappels toe.
Anders gezegd: je kunt nooit uit de liefde vallen.
Je kunt er nooit uit vallen, niet uit Ubuntu, niet uit Annica, niet uit God…
…
Niets gaat verloren, zelfs de ontrouw niet.
Zelfs het kwaad wordt getransformeerd tot liefde.
Zelfs het kleinste lelijke mormel uit de tijd van Hannibal
wordt getransformeerd tot liefde.
Maar we moeten het heft uit handen geven,
ons leven en onze wil leggen in de stroom van Ubuntu en Annica,
zoals Petrus zijn wil moest leren leggen in de Geest.
Jezus voegt er prachtige woorden aan toe:
‘Toen je jong was ging je uit van je eigen wil.
Je gordde jezelf, dat wil zeggen:
je deed eigenmachtig je wapenrusting aan
en je riep maar van alles en je deed wat in je kop opkwam.
Maar in de loop van je leven zul je leren leven uit een andere kracht.
Een kracht van liefde onder je eigen wil en geest.’
…
Ik herken dit zo – en wie niet?
Hoe vaak in mijn leven ben ik door het ijs gezakt
en moest ik leren mij door een andere geest te laten gorden.
Maar niets is vergeefs, niets gaat verloren, ook de misstappen niet.
Nooit vallen wij uit de liefde.
STILTE
Gebeden (met stilte en Onzevader)
Jij, onderstroom in ons leven,
Geef dat wij contact maken met jou,
geef dat wij ontspannen met jou meebewegen, meestromen…
…
Bevrijd ons van oude misverstanden en misstappen,
en verzoen ons met het verleden.
Jij die alles ombuigt in liefde,
open onze ogen voor jouw werkzaamheid in de wereld.
Wij leggen onze gebedsintenties in jouw stroom:
Voor de slachtoffers van corona en van de maatregelen…
Voor vluchtelingen, thuislozen, ontheemden…
Voor wie gebukt gaan onder onrecht en geweld…
Voor de aarde, de dieren, het kwetsbare leven…
Voor onze samenleving in zijn onrust en verdeeldheid…
Voor de zieken, voor wie moeten sterven en voor wie rouwen, in het bijzonder in deze gemeenschap…
Voor onze geliefden, ons eigen leven, onszelf, in de stilte…
…
Wij bidden samen het Onzevader:
Onze Vader die in de hemelen zijt,
Uw naam worde geheiligd,
Uw Koninkrijk kome,
Uw wil geschiede gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
Leid ons niet in verzoeking maar verlos ons van de boze.
Want van u is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid.
Amen.