Opstapje naar het thema: Lang zal ze leven…
(gebaar van kaars uitblazen over taart)
Pfff, daar word je moe van…
Wat dacht je zelf: Ik ben vandaag 150 geworden!
150 kaarsen uitblazen, ik geef het je te doen als je 150 bent!
We schrijven het jaar 2164.
In 2014 ben ik dus geboren: De oertijd.
Ik, oma Lies – ik ben de kleindochter van jullie dominee…
2014, dat was de tijd dat sommige mensen net over de honderd werden.
Er werd wel al beweerd dat de toen geborenen kans hadden de 150 te halen.
Ik kan me bijna niet meer herinneren hoe het was in die tijd.
Ongelooflijk achterlijk allemaal natuurlijk.
De mensen liepen rond met schermpjes die ze I-pad noemden, geloof ik.
En ze liepen op straat met een ding aan hun hoofd
waarmee ze met elkaar praatten en elkaar boodschapjes stuurden.
Ze hadden nog geen flauw benul van de chips in onze hoofden,
waarmee wij regelrecht elkaars gedachten lezen.
Handig hoor, mijn Joop laat het wel uit zijn hoofd
om aan andere vrouwen te denken!
Gelukkig kunnen we onze chips ook regelmatig uitzetten,
anders zaten we constant in elkaars brein.
Het valt anders niet mee, om 150 te zijn: Ik verveel me dood, joh!
Nou ja, was het maar zo, ik verveel me juist niet dood.
Er komt maar geen eind aan, aan leven.
Ik ben nu al zo’n 60 jaar met pensioen, heb tot mijn 90e gewerkt.
Bijna iedereen van mijn generatie leeft nog.
’t Wordt wel vol hier op den duur, ’t is dringen geblazen.
We wonen dan ook in gigantische torens, volgepropt met Zwitserlevens.
Toen ik kind was stond er een hoge flat op de boulevard van Vlissingen.
Althans, ze dachten toen dat die hoog was.
Vermoeiend is het trouwens ook, 150 zijn.
Al die klein en achter-achter-achterkleinkinderen!
Ik denk dat ik vandaag zo’n 100 man op bezoek krijg.
Pfff, daar word je moe van…
Lezingen:
(fragment uit de toren van Babel)
Genesis 11:4 (Naardense bijbel)
(En na de opsomming van zaken waar wij ons druk over maken, eten en drinken en kleding en allerlei andere zorgen, zegt Jezus)
Lukas 12:31 (Naardense bijbel)
Albert Einstein:
‘Ik vrees de dag dat de technologie onze menselijkheid overlapt. Dan bestaat de wereldbevolking uit een generatie van idioten.’
Harry Mulisch voert God sprekend op:
‘Consummatum est, het is volbracht. De wereld heeft afgedaan. De mensheid heeft afgedaan. Alles heeft afgedaan […]. Met de beheersing van de natuur zullen de mensen zichzelf uiteindelijk opstoken, verbranden via het gat dat zij in de ozonlaag hebben geslagen, oplossen in de zure regen, braden in het broeikaseffect, elkaar dooddrukken door hun aantal, zichzelf ophangen aan de dubbele helix van het DNA […]. De hel zal losbreken op aarde en de mensen zullen nog wel eens terugdenken aan de goede oude tijd, toen zij nog naar ons luisterden… nee, het is afgelopen.’
(fragment uit ‘De ontdekking van de hemel’)
Toelichting:
U zult misschien een sciencefictiongevoel krijgen zo meteen, maar het is echt geen wilde fantasie. Het is ongelooflijk wat er allemaal mogelijk aan het worden is op medisch-technisch gebied. Alles wat ik te berde breng kan over 150 jaar werkelijkheid zijn, zoals 150 jaar worden.
Onze dochter hoopt ons dit najaar ons vijfde kleinkind te schenken. Zij hoort dus bij die eventueel 150-jarigen. Ik vond het leuk daarover te fantaseren. De meditatie gaat dan ook verder in de vorm van een monoloog van onze kleindochter, de dan 150-jarige oma Lies.
Meditatie
Lieve mensen,
150 vandaag: Lang zal ik leven in de gloria.
Maar afgelopen zomer – zomer 2164 dus,
het was zo’n 40 graden en overal buiten draaiden de airco’s –
afgelopen zomer dus kreeg ik op de chip in mijn hoofd het bericht binnen
dat nu toch echt het middel is uitgevonden… welk middel?
Om niet meer dood te gaan, voor altijd te leven dus.
Eindelijk is het uitgevonden, het levenselixer, waar ze al decennia over praten.
Immers, veroudering is niet meer dan een weeffoutje van de natuur.
Er valt iets aan te doen via verandering van de genen en dat is nu gelukt.
Misschien zal het voor mij net niet meer opgaan,
maar toch maak ik me er zorgen over.
Lang zal ze leven, altijd zal ze leven… maar in de gloria?
Wil ik dat eigenlijk wel?…
…
Weet u wat het probleem is geweest van mijn generatie?
Nou ja, het probleem… er zijn meer problemen.
Maar ze vallen allemaal onder dit ene: De menselijke maat.
Mijn opa, uw dominee – God hebbe zijn ziel, de man is al heel lang dood –
mijn opa dus woonde vlak bij de Vlissingse boulevard en hij zei altijd:
De Zeevaartschool, dat is nog de maat van de boulevard.
Maar die flat, die Sardijntoren, die valt buiten die maat.
De arme man, hij moest eens weten in wat voor bouwwerk ik nu woon.
Wij, mijn generatie, heeft voortdurend geworsteld met die vragen:
Wie zijn wij? Waar zijn wij supermensen geworden? Wat is onze maat?
Ik weet soms zelf niet meer of ik nou een mens of een machine ben.
Al ruim 100 jaar geleden was er nauwelijks meer verschil.
Vanaf onze geboorte kregen wij preventieve medicijnen toegediend.
Mijn bloed zit vol met antistoffen.
Scans konden toen al aantonen wat voor ziekte we mogelijk zouden krijgen.
En we kregen van alles ingespoten en geïmplanteerd.
Geweldig hoor, nu ben ik 150 en redelijk gezond.
Alzheimer – het schijnt dat mijn overgrootmoeder daaraan is overleden –
maar het bestaat niet meer: tja, geheugenchips, hè.
Kinderen met een beperking, zoals mijn neefje, ze worden niet meer geboren.
Mijn neefje zou er in deze tijd niet zijn geweest.
Richard Dawkins heeft zijn zin gekregen: een wereld zonder handicaps.
Maar ik had mijn neefje nooit willen missen.
Hij was altijd zo vrolijk, zo lief, zo kwetsbaar: Een teer prinsje.
Ik kan me niet voorstellen dat ik zonder hem zou zijn opgegroeid.
Was hij geen mens?…
…
Nee, niet de utopische mens die wij zijn.
Gezond, intelligent, gevrijwaard van ziekten
door gentherapie en nanotechnologie en organen op chips.
Bij mij is een lever op chips geïmplanteerd.
Kanker bestaat ook niet meer,
die cellen in aanleg worden al heel vroeg opgespoord en geïnjecteerd.
Zeker, wat een zegeningen allemaal.
Ik zou er allang niet meer zijn zonder dat alles.
Maar mensen als mijn neefje worden nu ook niet meer geboren.
Want wij, de utopische mensen, wij bepalen de menselijke maat…
…
En dit leven, dit lange leven, wil ik het nog?
Ik ben redelijk gezond, ja, en er is tegen alles een medicijn,
maar ik ben zo moe van alles.
Ik verlang soms zo naar rust.
Ik zeg dat nu tegen u maar vertel het niet verder.
Als ons medische team dit te weten komt staan ze ogenblikkelijk klaar
Met hun diagnose: U bent levensmoe, u bent zeker depressief?
En dan zijn daar de pillen en nog meer chips in mijn hersenen.
En dan zeggen ze: U moet leuke dingen gaan doen… leuke dingen!
Als je maar oud genoeg wordt blijft niets je bespaard.
Weet u hoeveel Bingomiddagen ik al heb bijgewoond?
Hebt u enig idee hoe vaak ik al in de Efteling
van de seniorenachtbaan ben afgeroetsjt?
Ik krijg niet eens de kans om achter de geraniums te zitten.
Ja, kon ik dat maar, liet men mij maar eens achter de geraniums zitten…
…
De menselijke maat – ik weet zelf niet meer of wij die overschreden hebben.
Ik maak me wel zorgen.
Ik weet niet of ik dit leven zo nog fijn vind.
Ik weet niet of ik nog jaren, laat staan eeuwen, door wil.
Hoe moet het met deze wereld?
Overvol, hele volksstammen ouderen, en de belangrijkste vraag:
Zijn wij nog mensen? – of zijn wij machines?
Ik vertrouw mezelf niet meer.
Wat is nog mijn eigen, zelfstandige, menselijke denken
en waar beginnen mijn implantaten mijn wezen te bepalen?
Of zijn wij misschien goden geworden?
Hebben wij plaatsgenomen op de stoel van God?…
…
God… Nee, moest je mijn opa hebben, als het over God gaat.
De man heeft zijn hele leven naar God gezocht.
Hij heeft mij ook veel verhalen verteld over God en goden.
Sprookjes en parabels en Bijbelverhalen – mooie verhalen waren dat.
Ik kan niet meer bijhouden
of onze achter-achterkleinkinderen die verhalen ook nog meekrijgen.
Ik ken ze niet eens meer allemaal.
Ik hoop het maar, ik hoop maar dat die genen, die Godgenen, ook overleven.
Al weet ik niet meer welke genen van onszelf zijn of geïmplanteerd.
Maar die Bijbelverhalen, moet u horen:
Er is zo’n verhaal over de menselijke maat, waar ik vaak aan moet denken.
Het verhaal gaat ook over een toren, de toren van Babel.
Het is een verhaal dat waarschuwt voor overschrijding van de menselijke maat.
Bouw niet te hoog, wil niet te veel macht – zegt dat verhaal.
Probeer niet het geheim van God te pakken, te be-grijpen, te bezitten.
Want dat kun je als mens helemaal niet aan, daar ben je niet op gebouwd.
Waarop dan wel?
Om bij de aarde te blijven, om dicht bij de dieren te blijven.
Om de aarde te genieten, om je te verspreiden over die aarde.
Om mens van aarde te zijn, om aarde te zijn.
Om aarde tot aarde te zijn…
…
Hm… om aarde tot aarde te zijn?
Sterfelijk te zijn? Om te rusten in de aarde als je leven voltooid is?
Ik weet het niet meer – wat voltooid is.
Begrijp me goed, ik tel mijn zegeningen.
De zegeningen van de medische technologie.
Ik was er allang niet meer geweest zonder.
Maar ik voel ook de vervreemding, het gevoel mijzelf ontstegen te zijn,
geen mens van aarde meer te zijn – voor zover er nog een aarde is.
Ik herken de waarschuwing van die oude Bijbelvertellers, de profeten.
Ik herken ook de zorg van die latere profeten: Einstein, Mulisch.
Heeft de technologie onze menselijkheid verzwolgen?
Zijn wij onszelf kwijtgeraakt als mensen van aarde,
breekbare mensen, beperkte mensen, sterfelijke mensen,
mensen gebouwd op voorlopigheid en kwetsbaarheid?
Zijn wij onszelf kwijtgeraakt als mensen met een notie van God,
zoals Mulisch dat verbeeldt in zijn boek?
Een hemel die leeg raakt, omdat God overbodig is geworden?
Maar dan gaat het mis, faliekant mis.
Zoals hij het beschrijft zijn mensen niet gebouwd op eigen beheer,
maken ze er een puinhoop van, verwoesten ze de aarde en alle leven,
creëren ze zelf de hel…
…
Weet u, ik begrijp hen wel, die onheilsprofeten.
Ze hebben gelijk in de duizend valkuilen die ze beschrijven.
Maar ik ben oud genoeg om u te verzekeren dat het meevalt.
De wal keert altijd het schip.
Ik heb het gemerkt dat mensen altijd weer een weg terug vinden
naar de menselijke maat.
Er wordt weer nagedacht over het terugdringen van dat medische credo:
Dat alles wat kan ook zou moeten.
De uitwassen van de supermenselijke maat
worden op een gegeven moment heus wel gezien en aangepakt.
Want weet u, ik geloof dat mensen inderdaad op de stoel van God zitten.
Deze aarde is hun toevertrouwd.
Zichzelf en elkaar zijn zij toevertrouwd.
Ja, God zelf is hun toevertrouwd.
Ik denk, zoveel heb ik van mijn opa wel geleerd,
dat God zichzelf heeft uitgestrooid in mensen, zijn geest in mensen,
en dat wij mensen nu zelf elkaar en de aarde tot God zijn.
Het zal erom gaan of wij mensen, zittend op de stoel van God,
God zelf in leven houden – de liefde levend houden.
God heeft zich aan ons uitgeleverd…
…
Echt, ik geloof dat het meevalt – zolang er maar liefde in het spel is.
Mensen vinden altijd weer een weg in al wat ze bedenken,
juist omdat ze een vonk van God in zichzelf hebben,
of liever, omdat ze een vonk van God zijn.
Daarom behoren ze ook te zitten op de stoel van God.
Het is de bestemming van de mens…
…
Daarom is er één ding dat me het meest dwarszit:
Al die vragen die ik met u deelde, zij gelden alleen voor het rijke westen.
Nog altijd is het voor een groot deel van de wereld helemaal geen vraag
of mensen 150 willen worden, laat staan voor altijd willen blijven leven.
Omdat daar de meeste kinderen in hun eerste levensjaar sterven!
Omdat zij niet eens toekomen aan een ‘gewoon’ leven.
Omdat alle technologie in handen is van de rijke wereld
of de rijke bovenlaag van een arm land.
Dat is nog steeds niet veranderd – en dat is mijn grootste verdriet:
Dat ik mijn 150e verjaardag vier over de ruggen van miljarden kanslozen.
Zolang dat in de wereld niet rechtvaardig geregeld is
moesten wetenschappers hun hobby misschien maar even opschorten.
Laat je nanotechnologie en je levenselixer maar even rusten
zolang dat alleen bestemd is voor zo’n klein deel van de wereld.
Zorg eerst maar eens dat de basale behoeften van de mensheid zijn vervuld,
voor je een technisch hoogstandje tot in de hemel bouwt.
Dat is wat die medicus uit de bijbel, de Griekse arts Lukas, bedoelt:
Zoek eerst het Koninkrijk van God…
…
STILTE
Voorbeden (met stiltes en Onzevader)
God, jij aller diepste liefde,
draagster van onze ziel,
wij leggen in jou neer
en geven mee aan jouw stroom,
onze zorgen en angsten om de wereld.
Liefde, ontferm je…
…
Wij noemen:
de onrust en onveiligheid in Oost Oekraïne,
de slachtoffers van de oorlog tussen Israel en Hamas,
de nabestaanden van de vermoorden in de MH17,
allen die worden opgejaagd en uitgeroeid door de IS.
Liefde, ontferm je…
…
Wij noemen:
de mensen in Afrika die sterven aan de ebola,
alle slachtoffers van natuurrampen en epidemieën,
allen die leven in schrijnende armoede,
de duizenden die in hun eigen land of continent geen toekomst zien
en vluchten naar een gedroomd beter leven.
Liefde, ontferm je…
…
Wij noemen:
De eenzamen en vergetenen in onze eigen samenleving,
mensen die niet worden gehoord en gezien,
niet worden erkend in hun bestaan.
Allen die ziek zijn, stervenden, alle zorgen en pijn,
ons eigen leven, onze geliefden, in de stilte.
Liefde, ontferm je…
…
We bidden samen het Onzevader…