Opgewekt doodgaan. IKON-dienst april 2013

Korte inleiding op het thema

We zochten vorige week naar Pasen in het Oude Testament. In mijn boekje n.a.v. het overlijden van mijn vriend verken ik ook het Nieuwe Testament. Telkens vanuit de vraag: Waar ben je nu? Waar zijn onze doden? Worden ze opgewekt? Wachten ze op de opstanding? Maar wat is dat eigenlijk, opstanding? En hoe kun je  nu in vredesnaam zoiets als “opgewekt doodgaan”? Dat zijn  de vragen.

 

 Gebed

Gij, die de stilte zelf zijt,

in beslag genomen door velerlei gedachten en gevoelens,

vinden we onszelf in dit uur

in uw licht.

Het is soms zo vreemd met ons gesteld.

Wij zoeken U en ontwijken U.

Wij bezingen de lof van het leven

en we schreeuwen ons kyrië om het donker in  de wereld.

En nu, we richten ons tot U en bidden:

open ons voor uw liefde – en dan:

kom Gij over ons.

Genees onze pijn onder uw vleugels. 

Kom, heilige Geest, gij vogel Gods.

Amen

 

 Voor de kinderen: De banyanboom…

Weet je wat een banyanboom is?

Nee nee, geen bananenboom, een banyanboom…

Een banyanboom is een enorm grote vijgenboom in India.

Daar woonde een wijze man met de mooie naam: Uddalaka.

Hij leerde allerlei dingen aan zijn zoon,

Shvetaketu, ook al zo’n mooie, lange naam.

Over het leven,

over wat een mens eigenlijk is,

over de dood,

over God…

 

Zo laat Uddalaka ook een banyanvrucht, een vijg, openmaken.

“Wat zie je, Shvetaketu?”.

“Kleine zaadjes, vader.”

“Breek ze open, mijn zoon.”

“Ze zijn opengebroken, vader.”

“Wat zie je, mijn zoon?”

“Niets, vader.”

“Mijn zoon! Deze grote banyanboom is uit zulk een zaadje gegroeid dat je niet kunt zien. Uit wat je niet kunt zien is ook de gehele wereld ontstaan. Dat niets  is het begin van alles. Als er niets meer van mij overgebleven is, ben ik er toch nog… En dat geldt ook voor jou.”

 

Dit was het verhaal van de banyanboom.

Denk er zelf maar eens verder over na.

Waar het echt om gaat – dat zie je niet.

 

 Voor de OT-ische lezing

We lezen een poëziefragment uit Prediker, over het einde van het leven.

 

Voor NT-ische lezing.

Nu drie korte fragmenten uit het Nieuwe Testament over de graankorrel.  Eerst uit het evangelie naar Johannes en vervolgens een over de opstanding filosoferende Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs.

 

 Meditatie

Lieve mensen,

waar ben je nu?

Mijn dierbare dode, mijn vriend, mijn ouders,

mijn vele oud-klasgenoten – waar zijn jullie?

Gestorven geliefden, waar zijn jullie nu?

Ja, in God, zeiden we vorige week.

Maar dat is zo abstract, blijft zo vaag, zo oningevuld.

We willen toch allemaal graag weten

wat er van ons overblijft als persoon, als individu.

We willen bijvoorbeeld ook graag weten

of er inderdaad eindeloos bewustzijn is na de dood,

een situatie waarin we onszelf en elkaar herkennen,

we willen weten of er iets van ons als persoon overblijft,

want wie zou dat niet wensen?

We willen weten of er opstanding, opwekking van ons lichaam plaatsvindt.

We willen de dood verzachten, draaglijk maken: als poort naar de hemel.

We zouden het liefst opgewekt doodgaan

in de zekerheid dat ons leven eigenlijk gewoon doorgaat, maar dan beter,

in een prachtig licht en bloemenweiden, in een andere dimensie,

een parallel universum dat toch een beetje op het onze lijkt.

 

Het is heel begrijpelijk en heel menselijk om dat allemaal te willen weten.

Toch kan ik u die zekerheid niet geven, want … we weten niet!

Tegelijk sluit ik ook niets uit, want … we weten niet.

Misschien is het daarom ook niet zo belangrijk als wij het vaak maken:

omdat het om iets anders gaat!

Hoe dan ook: als u er een bepaalde voorstelling van hebt

houdt u daar dan alstublieft aan vast.

Ik wil u niets afpakken: ik wil u vooral vrij laten.

En zeker wil ik u op het hart binden:

in alles wat ik nu ga zeggen – wat het ook is –

wil ik u niet armer maken, maar rijker.

 

Om te beginnen moet ik dan wel een heel belangrijke vraag stellen,

de vraag, die ik ook aan mezelf heb gesteld:

wat willen we nu eigenlijk?

Wat willen wij, Godzoekers?

Willen we iets van God – of willen we God zelf en helemaal?

Wat is fijner: een brief van je geliefde – of je geliefde zelf?

 

Eerlijk gezegd heb ik sterk de indruk dat veel mensen genoegen nemen

met een spoortje van God, een afdruk, een afgeleide,

een bijkomend voordeel, een geloofsbonus,

zoals gezondheid, een fijn gevoel, vrede in je hart,

bevestiging van je bestaan, je individualiteit, je ego,

een lang gelukkig leven – en liefst een eindeloos gelukkig leven.    

God? Ja, maar in de marge – met behoud van wat ik al heb

en dat liefst uitvergroot en verheerlijkt.

Het mag van mij, natuurlijk mag het van mij – wie ben ik?

Toch weet je misschien niet wat je mist. 

Dat zeg ik alvast maar, vooruitlopend op de rijkdom die ik u wil onthullen.

 

Maar eerst – het kan niet anders – neem ik u mee in de ontmanteling.

Laten we eens goed kijken naar “opstanding” in de evangeliën en de brieven.

Pasen in het  Nieuwe Testament.

We luisteren naar Johannes en Paulus,

niet om een gelijk te zoeken,

maar om de oorspronkelijke denkwijze over opstanding op het spoor te komen.

Net als de Indiase wijze Uddalaka

gebruiken beide apostelen het beeld van het zaad.

Het gaat dan niet over een banyanvrucht,

maar over een graankorrel.

De uitkomst van de gelijkenis is hetzelfde.

Wat zie je, mijn zoon?

Niets, vader.

Er blijft niets van het zaad over.

Niet van de banyanboom en niet van de graankorrel

en van geen enkele korrel.

De graankorrel moet sterven om op te staan.

Echt wel sterven.

Wat je zelf zaait wordt niet levend, zegt Paulus,

als het niet eerst afsterft.

Er helpt geen lievemoederen aan,

de dood van het zaad is nodig, broodnodig,

om nieuw leven voort te brengen.

Er is niet ook maar iets, maar dan ook geen kafje, van het zaad

dat nog zichtbaar is in de nieuwe halm die ontstaat,

en evenmin in de vruchten die deze voortbrengt.

Het zaad moet helemaal dood.

Er is niet iets dat overgaat,

er is geen continuïteit.

Het enige wat mee gaat in de nieuwe bestaanswijze,   

is het niets, dat: het ongrijpbare, het geheim, 

het onzichtbare element van het leven.

 

Dat is het zaad – en wij?

Wij moeten echt wel sterven.

Wat blijft er over van ons ego, onze individualiteit?

Niets, vader.

Waar ben je nu?

Nergens, vader.

 

Paulus zegt het verderop nog wat plechtiger.

Vlees en bloed kunnen het Koninkrijk van God niet beërven,

en het vergankelijke  beërft het onvergankelijke niet.

Plechtige taal, ja, nogal filosofisch en een beetje zwaar op de hand ook,

maar we snappen allemaal

dat hij hier onze Westerse cultus van het individu om zeep helpt.

Er blijft niets van ons over.

Zoveel decennia later legt Johannes het Jezus in de mond,

de onherroepelijkheid van de dood:

als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, dan blijft hij alleen,

maar wanneer hij sterft draagt hij overvloedig vrucht.

Ook bij Johannes is het sterven – dat wil zeggen:

het verdwijnen van de graankorrel die wij individu noemen –

niet alleen onherroepelijk maar ook noodzakelijk

om nieuw leven voort te brengen.

Nieuw leven dat mijn individu overstijgt, dat bovenindividueel is.

Anders gezegd: mijn individuele bestaan is bestemd

om zichzelf te verliezen in het grote verband,

het grote geheel: God.

 

Beide apostelen waren goed op de hoogte van het Griekse denken.

Het lijkt hier toch echt of ze bewust af willen rekenen

met het al te gemakkelijke Griekse geloof in een onsterfelijke ziel

die automatisch voortleeft in een andere wereld,

vergelijkbaar met wat de Germanen in onze streken het Walhalla noemden,

een nogal primitief hemelgeloof, dat ook in onze tijd weer volop scoort,

door Freek de Jonge bezongen in zijn satire

“want er is leven, er is leven na de dood”. 

 

Nee, opstanding, opgewekt worden, het is geen platitude,

geen goedkope oplossing, geen stoplap, geen vlucht.

Ik geloof niet om er beter van te worden, zei Gerard Reve.

Ik moet onder ogen zien dat ik verga.

Wat zie je, mijn zoon?

Niets, vader.

Waar ben je nu?

Voorlopig nog nergens.

 

Sta je daar van te kijken dan? –

mengt ook de wijze Prediker zich in het gesprek, van over 22 eeuwen.

Jullie 21e-eeuwse doorgeslagen individualisten…

Had je nou echt gedacht dat je individu zo belangrijk is?

Dat al die miljarden persoonlijkheidjes,

al die godjes in hun eigen universumpjes,

dat die ieder voor zich tot in de eeuwen der eeuwen

zullen zitten te blinken op hun troontjes?

Je bent maar voor even een beekje

en je bent bestemd om weer terug te stromen en te verdwijnen in de zee.

Lucht en leegte, ijdelheid, dat zijn we!

Het lichaam keert terug in de aarde zoals het geweest is,

en de geest keert terug tot God die hem geschonken heeft,

wordt weer opgenomen in de zee God, zogezegd…..

    maar wat kun je nou eigenlijk meer willen?

 

Paulus gaat nog een stap verder.

Er is iets verrassends in wat hij schrijft over de opstanding.

Er is een rode draad die we telkens in zijn brieven zien opduiken.

Hij plaatst de opstanding niet alleen voor zich, in de toekomst,

maar ook achter zich, in het verleden – en in het heden.

Daarbij lijkt hij de opstanding vooral als een innerlijk gebeuren te verstaan.

De ingrijpende ommekeer in zijn leven – van blinde vijandschap naar de liefde – 

die duidt hij als opwekking.

Hij weet zich “met Christus gekruisigd en opgewekt”.

En hij weet: het gebeurt elke dag, doodgaan, gekruisigd worden

en opgewekt worden – in de liefde namelijk.

 

Dat heeft ver gaande consequenties:

als ik de biologische dood sterf,

heb ik de innerlijke dood van mijn ego al achter de rug,

maar ook de opwekking – in de liefde.

Als het goed is ben ik al opgewekt als ik dood ga.

Opgewekt doodgaan.

 

Niets, vader … zeker …

… maar in het niets dat van mij overblijft, daar kan God alles worden. 

Niet iets van God, maar alles: God zelf – de liefde zelf.

Wat kun je nou eigenlijk meer willen?

Zelfverlies maakt niet armer, maar rijker.

Waar ben je nu? …

Ik ben in jou.

Ik ben liefde in jou.  Amen

Gebeden

Gij, stroom van licht door de wereld,

maak ons leeg en word vol in ons,

maak ons stil en zing in ons.

Gij, wees liefde in ons gemis,

troost in ons verdriet,

vuur in de verkilling,

word alles in ons niets.

Wij bidden U: Wek ons op.

Wek ons op uit de slaap

als ons leven een sleur is.  

Wek ons op uit de dorheid

waar ons bestaan leeg is en geestloos.

Wek ons tot liefde elke dag.

 

In onze voorbeden drukken wij ons verlangen uit naar een wereld, vol van U:

         Voor alle slachtoffers van geweld, in het bijzonder Syrië

         Voor de rechtelozen in rechteloze landen

         Voor allen wie het ontbreekt aan de noodzakelijke levensbehoeften

         Voor mensen die te maken hebben met ziekte, zowel fysiek als psychisch, zorgen om wie ons lief zijn of om onszelf, conflicten die pijn blijven doen, verdriet om de dood, elke dag terugkerende eenzaamheid, angst voor de toekomst

         Voor allen hier in de gemeenschap van Brouwershaven en voor de mensen die via de radio met ons verbonden zijn, ieder in zijn eigen vragen, vreugde en pijn.

 

We vatten onze gebeden samen in het gebed van Jezus:

Onze Vader, die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd, uw Koninkrijk kome, uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking maar verlos ons van de boze. Want van U is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.