Voor de kinderen: Sara doet wàt…???
Vanmorgen is het een bijzondere dienst, want Sara doet belijdenis.
…Pardon, Sara doet wàt???
Ik vertel een verhaal om duidelijk te maken wat dat is: belijdenis doen.
Paul en Annie, allebei zestien, waren vrienden, heel goede vrienden.
Ze waren ook allebei verliefd – op elkaar.
Toch waren ze geen “stel”, ze hadden geen verkering of zo.
Weet je hoe dat kwam?
Paul had aan Annie wel al laten merken dat hij verliefd op haar was.
Maar Annie had nog niets durven zeggen.
Ze was wel verliefd maar ze kon het niet aan Paul bekennen.
Ze was bang dat het dan heel erg menens werd – en ze waren nog zo jong.
Paul had het al vaak gevraagd: wat voel jij nou voor mij?
Waarom zeg je niet gewoon dat je van me houdt – of niet, maar zeg iets!
Op een dag bedacht Annie: Paul heeft gelijk.
Hij heeft er recht op om te weten dat ik verliefd op hem ben.
Het is voor mezelf ook beter dat ik uitspreek wat ik voel.
Toen zei ze het: Paul, ik houd ook van jou.
Paul was zo blij dat hij uitriep: Hoor ik het goed nu dat we gaan samenwonen?
Nee, zei Annie, en ze dacht: zie je wel, daar was ik nou bang voor!
Nee, zei ze, ik zeg dat ik van je houd.
Zeg je nu dat we ooit zullen trouwen? – ging Paul verder.
Nee, zei Annie, ik zeg dat ik van je houd.
En dat is alles wat ik nu kan zeggen, maar het is veel, Paul!
Misschien zal ik nog veel meer van je gaan houden.
Dat hoop ik en dat denk ik, en dan zal ik dat op dat moment ook zeggen,
maar nu zeg ik dat ik van je houd.
Dat is voorlopig genoeg, denk je niet, Paul?
En ze vielen in elkaars armen.
Wat Annie deed, ergens openlijk voor uitkomen – dat is belijdenis doen.
Maar precies zoals Annie deed is het:
uitspreken hoe het er op dit moment voor staat.
Niet meer en niet minder.
Wim vertelt, oftewel: Meditatie
Lieve mensen, in het bijzonder Sara,
zoals je weet, Sara, heb ik jouw verhaal voorgelezen
tijdens mijn intrededienst in de Koorkerk in Middelburg.
Ik heb daar nog twee andere teksten naast gelezen en dat wil ik hier ook doen,
maar eerst vertel ik iets uit datzelfde Middelburg, over belijdenis doen.
Er is daar een interessante en aardige man van eind zestig,
die nu en dan de Koorkerk bezoekt, maar geen lid is.
Hij noemt zichzelf Boeddhist, maar hij geniet ook van de liturgie in de kerk.
We hadden direct een goed contact, en vonden elkaar snel als zielsverwanten.
Dat deed hem besluiten om toch lid te worden van de Koorkerk.
Hij schreef een mail aan de kerkenraad en in cc aan mij:
Ik ben Boeddhist maar ik wil graag lid worden van de kerk…
…als ik maar geen belijdenis hoef te doen…
Welnu, zoals het echte vrijzinnigen betaamt
werd daar heel ruimhartig op gereageerd.
Een van de kerkenraadsleden mailde terug:
“Welkom! En natuurlijk hoef je geen belijdenis te doen.
Want belijdenis doen – dat is vloeken in de vrijzinnige kerk…”
…
Ik dacht, nou Sara, daar ga je dan, leuk voor jou.
Jij gaat straks vloeken in de kerk?
Ik begrijp het wel, velen denken bij belijdenis doen
aan een voorgeschreven belijdenis, namelijk:
de Geloofsbelijdenissen van de kerk van eeuwen her.
Oude formuleringen die je als waarheid en feit moet onderschrijven,
wat de meeste mensen met de inzichten van nu niet meer kunnen.
Maar jij, Sara, en ik met jou,
denkt bij belijdenis niet aan een gestold leerstuk,
dat je voor waar zou moeten aannemen.
Nee, jij denkt aan wat jij voelt, beleeft, ervaart, gelooft.
Jij denkt aan jouw eigen verhaal, jouw eigen taal, jouw leven.
En daarom hebben we ook samen in de Sjees gepraat
en via de mail dingen uitgewisseld,
over wat jou echt beweegt en wat het geloof nu voor je betekent.
Nu, op dit moment.
Jij bent als Annie, je voelt dat je het nu moet zeggen,
maar dan tegen God,
dat je nu je liefde wilt uitdrukken, voor God,
zoals je het nu ervaart, voor dit moment.
Jij bent al enkele jaren toegroeiende naar dit moment
dat je het uit wilt spreken op jouw manier
en zoals het bij jou past, in jouw brief en in je persoonlijke credo straks,
dat een voorlopig credo is – want geloven staat nooit stil.
Geloven is per definitie groeien.
Ik heb je helpen zoeken naar jouw woorden,
Maar het is wat jij wilt zeggen,
zoals jij het gelooft.
Tegelijk ben je natuurlijk niet alleen op de wereld.
Er zijn mensen voor jou geweest die vergelijkbare ervaringen hebben gehad.
En het is belangrijk om elkaar te steunen in die ervaringen.
Dat is ook een functie van belijdenis: de gemeenschap zoeken.
Ik heb in de Koorkerk naast jouw tekst twee andere teksten gelezen,
een fragment uit een psalm en een fragment van Harry Mulisch.
Die ga ik nu allebei lezen en ze verbinden met jouw brief.
Allereerst het begin van de bekende psalm 23, met een korte toelichting:
De Ene – er staat weer die geheimzinnige, onvertaalbare Godsnaam JHWH, door Oussoren vertaald met: de Ene –
JHWH, de Ene is mijn herder, mij ontbreekt niets,
hij vlijt mij neer in grazige weiden,
hij voert mij aan rustige wateren,
hij verkwikt mijn ziel.
Zelfs al ga ik door een dal van schaduwen van de dood,
ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij…
Tot zover de psalm.
Nu een fragment uit het stuk van Harry Mulisch, waarin hij beschrijft
hoe hij als kind zwierf door de Haarlemmerhout.
Daar vindt hij, zoals kinderen kunnen doen, zijn eigen speciale plek.
Een vijver verscholen tussen rododendrons, die hij is gaan noemen:
de Heilige Vijver.
Het is er vreemd stil, terwijl het water wemelt van leven –
en dan schrijft Mulisch:
“…maar dit was niet wat de vijver heilig maakte. Dat was iets volstrekt onbenoembaars dat in de omsloten ruimte hing, een mysterieuze presentie, alsof de vijver niet in deze maar in een andere wereld zijn thuis had. (…)
Een onuitgesproken besef van een aanwezigheid, die mij omvatte en koesterde en die mij onkwetsbaar maakte, waardoor ik mij eigenlijk nooit eenzaam heb gevoeld. Ik ben mij ervan bewust dat het een sympathieker indruk zou maken als ik zei, dat ik mij als arme dichter altijd eenzaam heb gevoeld, maar het is niet het geval. Met dat ijle IETS heb ik mij altijd rijk gevoeld, ook toen ik armer was dan de meesten. (…) Dit IETS verklaar ik hierbij plechtig tot mijn eigen land.”
Twee verhalen, feitelijk twee “geloofsbelijdenissen”,
jouw brief, Sara, jij die jezelf gelovig noemt,
en het verhaal van de niet gelovige Harry Mulisch over de “heilige vijver”,
twee verhalen die nota bene beide samenkomen in psalm 23,
het derde, het oudste verhaal.
In mijn intrededienst in de Koorkerk heb ik daar het volgende over gezegd:
Het gaat blijkbaar niet om iets specifiek religieus,
maar om een universeel menselijke ervaring.
Want hoe dicht nadert de niet-religieuze Harry Mulisch
tot jouw verhaal, Sara,
en met dat van jou tot psalm 23?
Het schuurt ertegenaan, overlapt het zelfs gedeeltelijk.
Wat jij God noemt, noemt hij “een mysterieuze presentie” en
“een onuitgesproken besef van een aanwezigheid”. .
Natuurlijk beschrijft Mulisch het afstandelijker en meer beschouwend,
maar het moet wel om eenzelfde ervaring gaan.
Nee, hij heeft het niet over God maar over “IETS”:
IETS dat mij omvatte en koesterde.
Het ijle IETS waarmee we zo psalm 23 binnen stappen.
Want doet dat niet denken aan die Hebreeuwse Godsnaam: JHWH?
JHWH: dat is ook niet meer dan “ietssss…ssst” (zwijggebaar),
probeer het maar eens uit te spreken,
het is een ademtocht, een Hebreeuws fluisterwoord,
een poëzienaam die als een zucht klinkt
en enkel zó iets van het onbenoembare kan oproepen,
dat ijle IETS.
Wat een opmerkelijke parallellen met de psalm!
Met dat IETS, zegt Mulisch, heb ik mij altijd rijk gevoeld.
Met JHWH, zegt de psalmdichter, ontbreekt mij niets.
Onafhankelijk van ons al dan niet religieus zijn
kunnen wij blijkbaar allemaal zoiets ervaren als jij, Sara:
deel te zijn van een geheel,
geborgen te zijn en gedragen in een omarming van liefde.
Dat besef, de oerervaring van zo’n bron,
blijkt universeel menselijk.
Het is afhankelijk van ons al dan niet religieuze referentiekader
of wij die bron God noemen – maar het is dezelfde bron:
onze eigen “heilige vijver”.
Niet ieder mens is religieus,
niet ieder mens heeft een religie,
maar wel draagt ieder mens zijn eigen “heilige vijver” in zich.
Een volstrekt onkerkelijke buurman, die toen in de kerk was,
zei naderhand tegen me:
“Jij had het over de heilige vijver en dat herkende ik meteen,
namelijk in mijn muziek…”
Nee, niet ieder mens is religieus,
maar ieder mens heeft zijn heilige vijver.
We zijn even stil rond ieder onze eigen “heilige vijver”.
…
Dit te weten helpt om de tegenstelling op te heffen,
niet alleen tussen de religies, maar juist tussen gelovig en niet-gelovig,
religieus en niet-religieus, theïst en atheïst.
Die kloof te dichten, dat is al jaren mijn droom.
Het zijn door mensen bedachte tegenstellingen,
die de wereld maar al te vaak tot een hel hebben gemaakt.
Belijdenis doen is niet buitensluitend,
maar insluitend, omarmend.
Ik weet dat jij de openheid hebt, Sara, voor andermans heilige vijver.
Blijf ook altijd open staan voor, blijf voeling houden met
jouw eigen “heilige vijver”.
En wat doe je nu precies als je belijdenis doet?
Daarmee spreek je uit wat jouw “heilige vijver” is,
jouw “rustige wateren”, jouw IETS, jouw JHWH,
jouw kracht, jouw liefde.
Met het uit te spreken maak je het sterker,
doe je het recht, verschaf je het geldigheid,
maak je er ernst mee, zeg je:
ik wil dit aspect van mijn leven
in mijn leven een volwaardige plaats geven.
En met het uit te spreken richt je je daar ook bewust op.
Geloven, bidden, liturgie, belijden – ze zijn alle niets anders
dan momenten van concentratie op de “heilige vijver”.
Dit uur hier samen, dit uur van jou,
het is een uur van pure concentratie.
Van harte gefeliciteerd dat jij daar zo bewust mee bezig bent!
Amen.