Opstapje naar het thema: Het waargebeurde verhaal van Vajra
Vajra (d.i. diamant) woonde in de sloppenwijk Dharavi in Mumbai in India.
Het steegje naar Vajra’s huis was een halve meter breed.
Er lag veel viezigheid en het stonk er verschrikkelijk.
Dan drie smalle trapjes op naar de kamer waar hij met het hele gezin woonde.
Met acht broertjes en zusjes en zijn moeder en vader die niet zijn vader was.
Toen ik dat zag dacht ik: is dit normaal?
Maar Vajra dacht niet eens: is dit normaal? – want het was voor hem normaal.
Vajra’s vader had hem toen hij klein was hard geschopt zodat hij erg mank liep.
Want, zei zijn vader die niet zijn vader was, dan kun je voor ons gaan bedelen
en dan geven de mensen je misschien meer.
Ik dacht: is dat normaal? – maar Vajra dacht niet eens: is dat normaal?
Vajra nam elke dag zonder kaartje de trein, stampvol was die,
daarom kroop hij op het dak, zoals duizenden anderen.
Elke dag verongelukten er zo mensen, elke dag, vlak voor zijn ogen.
Maar hij dacht nooit: is dit normaal? – want het voor hem normaal.
Dan stapte Vajra uit in een mooie wijk met veel rijke mensen.
Bij één van die mooie huizen waar veel mensen langs kwamen
zat hij op de stoep en bedelde.
Soms kreeg hij een roepie, dat is een heel klein muntstuk.
Als de rijke Indiër thuis kwam met de auto strompelde Vajra er naar toe,
zo snel mogelijk, om het portier open te houden.
Soms kreeg hij een vloek, soms een schop, heel soms een roepie.
Ik dacht: is dit normaal? – maar Vajra dacht niet eens: is dit normaal?
’s Avonds laat kwam hij thuis en gaf de roepies aan zijn vader.
Dan kreeg hij een klein beetje rijst met curry.
En viel in slaap op de vloer naast zijn acht broertjes en zusjes.
Ik dacht: is dit normaal? Is dit rechtvaardig?
Maar Vajra vond het normaal – en rechtvaardig.
Jaren later werd Vajra bediende bij een rijke familie,
een meneer en een mevrouw die wel goed voor hem waren.
Toen pas leerde hij dat zijn leven als kind misschien niet zo normaal was
en dat het niet rechtvaardig was.
Lezing fragment uit ‘Sneeuwland’ van Yangzom Brauen, over karma in het Tibetaanse boeddhisme en de inval van de Chinezen in de jaren 50)
‘Net als de meeste Tibetanen was Mola ontsteld over het plan van de Chinezen, die een tot dusverre onwankelbare wereld ondersteboven wilden gooien. Generatie op generatie hadden de boeren de adel gediend. De adel had de boeren verteld hoe ze moesten werken, voor de rechtspraak gezorgd, voor het bestuur, voor de pracht en praal en ook voor de droom van een beter leven, dat mogelijk was door de juiste geboorte. Iedereen wist wat zijn plaats was in de maatschappij, wat hij moest doen, waar hij stond op de weg naar een betere wedergeboorte.
En ineens was dat allemaal niet goed meer…’
Deut. 16:11,12 (ong. 200x gerechtigheid in OT, gerechtigheid in OT alleen Gods gerechtigheid
Matth. 25:34-40
Inleiding voor de meditatie
Oogstdienst. Goede gaven, vruchten, voedsel. Vroeger werd er aan tafel gebeden: O Heer, wij danken U van harte / voor nooddruft en voor overvloed / waar menig mens eet brood der smarte / hebt Gij ons mild en wel gevoed…
Natuurlijk een gebed vanuit dankbaarheid en als zodanig goed bedoeld, maar toch erg ongelukkig geformuleerd, want: jezelf in de positie van de bevoorrechte gemanoeuvreerd. Anderen hebben een misoogst maar dank u wel dat u ons een goede oogst hebt gegeven. Oogst roept meteen de vraag naar de gerechtigheid op. Maar ja, wat is gerechtigheid? Dat is de vraag van vanmorgen. En om een antwoord te vinden op die vraag maken we een wereldreis.
Meditatie
Lieve mensen,
Wat is gerechtigheid?
Ik maak een wereldreis om die vraag beantwoord te krijgen.
En daarbij soms ook nog een reis in de tijd.
Om te beginnen ontmoet ik Mola, de oude boeddhistische non in Tibet.
Ik kwam haar tegen in het boek Sneeuwland van Yongzam Brauen.
Mola is de oma van de schrijfster, die zelf in Zwitserland opgroeide.
Mola vluchtte eind jaren 50 met haar gezin voor het agressieve communisme van de Chinezen, over de Himalaya naar India.
Als je Mola vraagt: wat is gerechtigheid? –
dan zal ze vanuit haar traditie antwoorden: Karma.
Karma is de weegschaal van jouw goede en kwade daden.
Alles wat je overkomt is het gevolg
van het door jouzelf opgebouwde karma, al dan niet in een vorig leven.
Mola zegt: dat ik nu in armoede moet leven en anderen in rijkdom
heeft te maken met wat je in dit leven te leren hebt
met het oog op een volgend, hopelijk beter leven.
Daarom ergerde Mola zich niet aan de feodale samenleving in haar land
en accepteerde ze zelfs dat ook nonnen uit rijke families
in luxere hutten leefden dan zij.
Karma zorgt voor een evenwicht van gerechtigheid.
Dat is nog steeds Mola’s opvatting van gerechtigheid.
Wat wij als onrechtvaardig ervaren in de verdeling tussen rijk en arm
is voor haar juist de ‘normale’ vorm van gerechtigheid.
Je hebt er a.h.w. zelf voor gekozen in je vorige leven.
Ik hoor het aan, ik signaleer het, ik oordeel niet,
temeer omdat in onze eigen christelijke catechismus ook nog staat
dat God ons willekeurig armoede en rijkdom doet toekomen…
…
Wat is gerechtigheid?
De Chinezen kwamen met hun versie van Marx: het Maoïsme.
Een totaal andere opvatting van gerechtigheid!
Alle bezit naar de bezitlozen, met gebruikmaking van het nodige geweld,
dat Tibet totaal ontwrichtte en duizenden mensen over de kling
en op de vlucht joeg, onder wie de dalai lama.
Wie zal ontkennen dat Marx oog had voor misstanden in de cultuur?
Wie zal ontkennen dat hij gerechtigheid nastreefde?
Maar hoeveel terreur is er uit zijn systeem voortgekomen?
Zoals, nog steeds, in Tibet …
…
We reizen naar Mumbai en stellen de vraag aan Sa’id:
Sa’id, wat is gerechtigheid?
Sa’id was de jonge gids die ons daar rondleidde door de sloppenwijk Dharavi.
De drukte, de hitte, de stank, de chemische troep, de lelijkheid, de viezigheid,
nee, Dharavi is niet te bevatten voor een ventje dat opgroeide in het Paradijs.
Ik zag een jonge moeder bedelen en wat was ze mooi, zoals veel mensen daar!
Maar het prinsje op haar arm pijnigde ze als wij langs kwamen,
zodat het zou gaan huilen en ons zou bewegen tot guller geven.
Een bizarre wereld – het gevoel alsof je in een film bent beland.
Maar Sa’id was trots op zijn wijk en liet ons ook vol trots zijn projecten zien.
Pas aan het eind van de dag vertelde hij een moslim te zijn.
Het leek er niet zo toe te doen.
Opgegroeid in Dharavi had hij geluk en kon studeren.
Na zijn afstuderen keerde hij terug naar de wijk van zijn jeugd
en stichtte scholen voor zijn kansloze mede-slumdogs.
Wat is gerechtigheid, Sa’id?
Sa’id zou misschien zwijgen bij dat grote woord
en glimmend wijzen op de spelende kinderen in dat piepkleine speeltuintje…
…
Nu vliegen we naar West-Afrika en bezoeken doctor David In Gambia.
Doctor David is een goedlachse medicijnman – en moslim.
Hij maakt veel traditionele kruidendranken, o.a. een soort plantaardige viagra,
want met het oog op nageslacht dat voor jou zorgen moet
zijn potentie en vruchtbaarheid heel belangrijk in Afrika.
Toch had hij niet alleen Afrikaanse klanten.
Dankzij dat middel is doctor David de enige in het dorp met een auto,
een witte Mercedes, die hij kreeg van een dankbare, rijke Amerikaan.
Een dag lang was ik te gast in zijn huis.
Wat is gerechtigheid, doctor David?
Gerechtigheid is wat Allah je doet overkomen.
Omdat Allah het doet is het gerechtigheid.
Dat hij twee vrouwen had, die om beurten de afval kwamen opvegen
van de pinda’s die hij voor mij pelde – dat was voor hem ook gerechtigheid.
Ik signaleer, ik oordeel niet.
Ik heb ook makkelijk praten, met een geliefde die voor twee telt.
Maar weet jij, toubab, vraagt hij, wat ook gerechtigheid is?
Dat jij mijn gast bent en dat ik zal zorgen dat jou niets overkomt!
Jij bent belangrijker dan ik…
…
We nemen opnieuw het vliegtuig en landen in het wilde westen van Amerika.
We nemen nu ook een duik in de tijd, naar de 19e eeuw.
Daar ontmoetten we Sioux-opperhoofd Seattle,
die in zijn brief aan de president schreef:
Hoe kun je de lucht, de warmte van het land kopen of verkopen?
Dat is voor ons moeilijk te bedenken.
Als wij de prikkeling van de lucht en het kabbelen van het water
niet kunnen bezitten,
hoe kunt u het van ons kopen?
Wat is jouw gerechtigheid, o oude, wijze broeder,
die met ons gelooft in de Grote Geest van het leven?
Jouw gerechtigheid is gerechtigheid jegens de aarde,
de door ons geëxploiteerde aarde – en we schamen ons wellicht…
…
We trekken oostwaarts over de prairie en komen aan in de 20e eeuw.
Met pijn in het hart vanwege Seattle zien we New York opdoemen.
Wat is gerechtigheid, o stad die nooit slaapt?
We zwerven door de louche buurten van Harlem: wat een wijk!
We worden er – als we niet uitkijken – bestolen of neergeschoten.
Maar dat risico loop ik, want ik wil weten wat gerechtigheid is,
juist in ‘Gangsta’s paradise’, de jungle van beton en asfalt en bendes.
Wordt gerechtigheid daar niet allang bepaald door de wet van de straat,
de wet van de straat van kinds af aan, het recht van de sterkste?
Daar, in Harlem, ontmoeten we een bijzondere vrouw: Dorothy Day.
Dorothy Day was een nogal wild type, voor de duvel niet bang.
Zij ving de vele daklozen op, leefde met hen, zwierf met hen.
Ze waren haar leven.
Dorothy Day was niet vroom, ze was geen non en zeker geen heilige maagd,
maar in elke dakloze zag ze God, of Jezus – wat je maar wilt.
Wat niet wil zeggen dat ze iedereen binnenliet.
Want hoe weet je, zei ze, of die gast aan de deur Jezus is of Jack the Ripper?
Maar ze bleef uitgaan van de eerste optie:
De vreemdeling in de straat is in principe God,
soms zodanig aan lager wal geraakt dat je ‘m beter niet binnen kunt laten,
maar ook God als ongeschoren moordenaar blijft God.
Haar God wil helemaal geen God zijn, hij wil een schooier zijn, een slumdog.
Hij heeft het verkeerde beroep gekozen.
What if God was one of us, just a slob like one of us,
just a stranger in the bus – dat zingt Joan Osbourne.
Het is de God, het is de gerechtigheid van Dorothy Day, in Harlem…
…
Waar haalt ze die vandaan, die idiote gerechtigheid?
Om dat uit te vogelen pakken we weer het vliegtuig, naar Israel deze keer.
Niet dat het er daar nu altijd even rechtvaardig aan toegaat,
maar we maken weer een reis in de tijd en landen
zo halverwege het millennium voor Christus, toen het Israel begon te dagen,
dat er zoiets bestond als gerechtigheid voor de meest kwetsbaren,
in die tijd de weduwe, de vreemdeling en de wees.
Een onlogische, dwars tegen alles in gaande gerechtigheid.
een gerechtigheid van de liefde.
Een levende gerechtigheid ook, want niet vastgelegd in een systeem
maar zich aandienend in iedere ontmoeting,
in het bijzonder in de ontmoeting met de kansloze.
Dat besef in Israel ontwikkelde zich tot een traditie,
een ‘goede gewoonte’ die telkens in de geschriften terugkomt,
en zo ook in Mattheüs versie van Jezus:
wat je aan de minste gedaan hebt, heb je aan mij gedaan.
Hier is werkelijk iets revolutionairs aan de hand:
In de minste, de zwakste, in de drop out is God.
Zonder al die andere vormen van gerechtigheid tekort te doen,
is dit toch misschien wel de ultieme gerechtigheid:
de meest kwetsbare behandelen als was hij God…
…
En als we nog eens langs al die plaatsen terug reizen,
dan zien we waar God zich aandient, smekend om gerechtigheid:
De zwervers in Harlem na een kansloze jeugd…
De aarde, aan ons overgeleverd in al zijn broosheid…
De vrouwen van doctor David, zeker…
En al die mensen in Gambia met een lichamelijke of verstandelijke beperking,
die van de straat worden gehouden omdat het een schande is…
Het kind op de arm van de bedelende moeder in Mumbai…
De slumdogs van Sa’id in Dharavi…
Mola die, na een verschrikkelijke tocht door de bergen,
in India moest bedelen en als een slavin werd behandeld…
O, wat zijn ze God allemaal!
Nee, niet omdat ze zo braaf zijn of zelf zo rechtvaardig,
maar omdat ze kwetsbaar zijn en afhankelijk van onze gerechtigheid,
daarom zijn ze God…
…
Dan zijn we weer terug in Nederland.
Uiteindelijk hoeven we ook niet op reis.
Gerechtigheid vinden we niet in een godsdienstig of politiek systeem,
maar op de bodem van ieder mensenhart.
Ik heb over Nederland nog wel een vraag.
Vinden we gerechtigheid in de participatiemaatschappij?
Ik weet natuurlijk ook niet hoe het allemaal moet met de crisis,
maar dit weet ik wel:
Een beschaafde en rechtvaardige samenleving is kenbaar
aan zijn zorg voor de kwetsbaren – aan het God-zijn van die kwetsbaren.
Ik heb zelf een broer met een zware verstandelijke beperking.
Door een vreselijke ziekte heeft hij meer hulp nodig dan ooit.
Maar we maken ons grote, grote zorgen…
Stilte…