Zinderend licht
Stilte en gebed
Jij, licht,
jij wonder van het universum,
wij zijn stil voor jou…
…
Zoals een bloem naar de zon,
zo tast onze ziel naar jou.
Een en al verlangen zijn wij
naar jouw schoonheid,
naar jouw leven en liefde.
Zie ons hier bijeen,
vanuit ons gemis, misschien vanuit onze pijn,
hunkerend naar jou.
De wereld in al haar nood
schreeuwt naar jouw ontferming.
Jij licht, kom over ons en in ons.
Amen
Opstapje naar het thema: Ik ben Ko, de dikstaartsmalvoetbuidelmuis
Goedemorgen, Koorkerkers en u thuis, ik stel mij aan u voor:
Ik ben Ko met de korte voornaam en de lange achternaam.
De langste achternaam van alle zoogdieren misschien wel.
U mag het me nazeggen in stilte – en zo oefenen:
Dik-staart-smal-voet-buidel-muis.
Hoeveel kenmerken zitten er in deze naam verscholen?
Dikke staart, smalle voet, buidel, muis.
Maar dat is toch niet de reden dat jullie dominee mij opvoert.
Ik heb nog een eigenschap die niet in mijn naam zit verstopt.
En daar is het hem om begonnen.
Net als sommige andere dieren geraak ik soms in een soort coma.
Als er weinig te eten valt of het is koud,
dan word ik zelf ook ijskoud en bewegingloos en val in slaap.
Dat noemen ze torpor – alweer een woord dat u mag onthouden.
Torpor…
Dan kunnen ze me wel afschrijven.
Voor dood lig ik in dan in het donker.
Maar weet u wat nou vreemd is?
Dan is er toch iets in mij dat mij weer wakker maakt.
Een klein trillinkje van binnenuit, een sprankje leven,
Alsof heel diep in mij iets mij aanraakt
en mij beweegt om in de zon te gaan liggen.
Dan leg ik mijn dikke staart en mijn smalle voet en mijn buidel
breeduit in de zon.
Dan koester ik elke zonnestraal
en al heel snel voel ik het leven weer in mij stromen.
Het licht, aaaaah! het licht, dat wekt mij weer tot leven.
Zo kom ik uit torpor.
En? Hoe zit het met u?
Moet u ook wel eens uit torpor komen?
Nou, dan weet u wat u te doen staat.
Lezingen: (eigen hertalingen WJ)
Genesis 1:1-4a
Van meet af aan schept God de hemelen en de aarde.
De aarde is woest en leeg met duisternis op de oervloed en de adem van God beroert de wateren.
God roept: LICHT!
En er is licht – en zie: tof!
Prediker 11:7,8a
Het licht is zoet.
En het is goed voor de ogen om de zon te zien.
Daarom, laat een mens, als hij vele jaren leeft, zich in die alle verheugen…
I Johannes 1:5b, 4:16b
God is licht en er is in God geen spoor van duisternis.
Buitenbijbelse lezingen:
Liggen in de zon – Hans Andreus
Ik hoor het licht het zonlicht pizzicato
de warmte spreekt weer tegen mijn gezicht
ik lig weer dat gaat zo maar niet dat gaat zo
ik lig weer monomaan weer monodwaas van licht.
Ik lig languit lig in mijn huid te zingen
lig zacht te zingen antwoord op het licht
lig dwaas zo dwaas niet buiten mensen dingen
te zingen van het licht dat om en op mij ligt
Ik lig hier duidelijk zeer zuidelijk lig zonder
te weten hoe of wat ik lig alleen maar stil
ik weet alleen het licht van wonder boven wonder
ik weet alleen maar alles wat ik weten wil.
We luisteren naar Pastorale van Ramses Shaffy en Liesbeth List:
Mijn hemel blauw met gouden harp / Mijn wolkentorens, ijskristallen
Kometen, manen en planeten, aah alles draait om mij
En door de witte wolkenpoort tot diep onder de golven
Boort mijn vuur, mijn liefde, zich in de aarde
En bij het water speelt een kind / En alle schelpen die het vindt gaan blinken als ik lach
[Liesbeth List]
‘k Hou van je warmte op mijn gezicht / Ik hou van de koperen kleur van je licht
Ik geef je water in mijn hand / En schelpen uit het zoute zand
Ik heb je lief, zo lief
[Ramses Shaffy]
Ik scheur de rotsen met mijn stralen / Verhoog de meren in de dalen en
Onweersluchten doe ik vluchten, aah als de regen valt
Verberg je ogen in een hand / Voordat m’n glimlach ze verbrandt
M’n vuur, m’n liefde, mijn gouden ogen / ’t Is beter als je nog wat wacht
Want even later komt de nacht en schijnt de koele maan
[Liesbeth List]
De nacht is te koud, de maan te grijs / Toe neem me toch mee naar je hemelpaleis / Daar wil ik zijn alleen met jou / En stralen in het hemelblauw
Ik heb je lief, zo lief
[Ramses Shaffy]
Als ik de aarde ga verwarmen / Laat ik haar leven in m’n armen
Van sterren weefde ik het verre, aah het noorderlicht
Maar soms ben ik als kolkend lood / Ik ben het leven en de dood
In vuur, in liefde, in alle tijden / M’n kind ik troost je, kijk omhoog
Vandaag span ik mijn regenboog / Die is alleen voor jou
[Ramses Shaffy / Liesbeth List]
Nee nooit sta ik een seconde stil / ‘k Wil liever branden neem me mee
Geen mens kan mij dwingen wanneer ik niet wil
Wanneer je vanavond gaat slapen in zee
Geen leven dat ik niet begon / En vliegen langs jouw hemelbaan
Je kunt niet houden van de zon / Ik wil niet meer bij jou vandaan
[Liesbeth List]
Ik heb je lief, zo lief / Ik heb je lief, zo lief
Meditatie: Zinderend licht
Lieve mensen,
LICHT!
Wat een woord, wat een beeld, wat een schilderij.
Alleen al de fysieke noodzaak van licht.
Voor de aardigheid begin ik met een lesje biochemie.
Maar niet zonder eerst mijn verwondering uit te spreken
over de schoonheid in dit seizoen van onze smaragdgroene planeet.
We zien het voor ons en zijn er even stil van…
…
Maar daarmee is het wonder nog niet afgelopen.
De pigmenten van bladgroen absorberen het licht
voor de omzetting van lichtenergie in chemische energie,
de fotosynthese – het grote mysterie van onze planeet.
Dat pigment kaapt een lichtstraal en tovert die om
in de energie die het leven van planten en dieren aandrijft.
Dat maakt alle leven mogelijk.
Zonder fotosynthese zou er geen zuurstof zijn.
Biochemicus Nick Lane zegt het zo:
Al onze energie is een zonnestraal
die bevrijd is uit zijn gevangenschap in voedsel.
Het licht, je raakt er niet over uitgedacht,
Niet over geloofd en geprezen en niet over gezwegen…
….
Ook wij mensen hebben het licht zo nodig.
Ik merk het zelf altijd in de zomer,
hoezeer ik opleef en op de toppen ga leven.
En ik denk dat veel mensen het volgende herkennen:
de torpor van Ko, de dikstaartsmalvoetbuidelmuis.
De lethargie, het bijna dood zijn, in ieder geval het niet-echt-leven.
Ik heb in mijn leven een aantal keren een donkere periode gekend.
Pas achteraf heb ik mij gerealiseerd
dat die nota bene allemaal vielen in… februari.
De maand dat het licht helemaal op is.
Dat je voelt dat je te lang in het donker hebt geleefd.
Dat je geen reserves meer hebt.
De tijd van jouw torpor.
Dan hunkert alles in je, je lijf, maar vooral ook je ziel,
naar LICHT.
En als het licht dan komt, dan open je al je poriën ervoor,
dan koester je het,
dan spreid je je open als een vrouw voor haar geliefde.
Dan ga je liggen in dat licht om weer kracht op te doen,
zoals de dikstaartsmalvoetbuidelmuis.
Zo is dat prachtige gedicht van lichtdichter Hans Andreus ontstaan.
Licht dat tot muziek wordt:
Ik hoor het licht het zonlicht pizzicato…
Dat ritme nodigt uit om te zingen – en dat doet de dichter dan ook:
Ik lig languit lig in mijn huid te zingen
lig zacht te zingen antwoord op het licht
Dit is je ten volle koesteren in het licht.
Iemand vroeg mij onlangs: Wat doe je nou in deze fase van je leven zoal?
Zeker veel lezen?
Nee, zei ik, ik lees nauwelijks meer – wat ik doe?
Ik geniet vooral van het licht.
Eigenlijk mediteer ik voortdurend op het wonder
van het licht boven de Schelde, weerspiegeld in de Schelde
en het licht in de smaragdgroene bomen van mijn geliefde overkant.
Dit dus:
ik weet alleen het licht van wonder boven wonder
ik weet alleen maar alles wat ik weten wil…
Het licht van wonder boven wonder – wat heeft een mens meer nodig?
En wat zou de wereld er anders uitzien
als iedereen focuste op het wonder van het licht…
…
Licht als muziek.
In het mooiste lied van Lennaert Nijgh wordt het licht ook tot muziek.
Maar Ramses Shaffy bezingt vooral de glorie van het licht.
Niet alleen de lieflijkheid – dat ook! – maar ook de enorme kracht,
het kosmische, het explosieve, ja, het goddelijke.
Licht dat leven en dood overstijgt.
Licht dat ook een ontzagwekkende, vernietigende kant heeft.
Vuur dat zich in de aarde boort, maar tegelijk het tere:
En bij het water speelt een kind
en alle schelpen die het vindt / gaan blinken als ik lach.
Het majestueuze, overweldigende:
Ik scheur de rotsen met mijn stralen – en:
Maar soms ben ik als kolkend lood / Ik ben het leven en de dood
In vuur, in liefde, in alle tijden – en dan weer het liefdevolle:
M’n kind ik troost je, kijk omhoog
vandaag span ik mijn regenboog / Die is alleen voor jou…
Laat dat tot u doordringen in de stilte en eigen het u toe:
die is alleen voor jou…
…
Van lieverlee is het licht verinnerlijkt.
Is tot zon van de ziel geworden.
Als we in Genesis 1 het bekende scheppingsverhaal lezen
gaat dat niet over het uiterlijke, kosmische licht,
dat ooit, lang geleden begon te stralen,
maar over het scheppende licht van binnen.
Als het in onze ziel ‘woest en leeg’ is,
dan is God daar van meet af aan lichtscheppend bezig.
In onze depressie is God het innerlijke licht dat liefde creëert
in plaats van angst en torpor.
Alleen als de adem van God de onstuimige wateren van onze ziel beroert
wordt het licht ‘zoet’ – zoals Prediker het noemt.
Alleen dan is het leven ‘zoet’ en zijn de jaren om je in te verheugen.
En als Johannes in zijn brief ons op het hart bindt dat God licht is,
dan gaat dat ook over dat innerlijke licht.
Dan bedoelt hij ook ‘alleen maar en een en al’ licht.
God is licht en er is in God geen spoor van duisternis.
In een tijd dat hoogleraren aan de Protestantse Universiteit
de hel weer terug willen in de kerk kunnen we dit niet vaak genoeg horen:
God is licht en er is in God geen spoor van duisternis…
…
Kijk maar naar het schilderij van Jeroen Bosch.
Al dat zwart eromheen, dat is nacht, dat is:
juist in tijden van torpor, juist in tijden van dood,
juist daar doorheen
baant het licht zich een weg als een tunnel van lichtkringen.
Dit beeld is het dat vaak wordt ervaren en waargenomen
door mensen met een Nabij-de-dood-ervaring.
Jeroen Bosch moet het innerlijk hebben gezien,
anders had hij het nooit zo treffend kunnen schilderen.
En kijk eens naar dat witte licht aan het eind,
dat zinderende, lokkende licht, waar die figuren naar toe gezogen worden,
waar ook je ogen, je verlangen naar toe gezogen worden,
voorbij de dood.
Dat is waarop een mens zich mag richten, in telkens diepere lichtkringen.
In deze fase van mijn leven mediteer ik op het licht, zei ik.
Eigenlijk is het zo: ik mediteer mij naar de dood toe op het licht,
dat zinderende licht aan het eind aan het eind van die lichtkringen…
…
Maar wat als dat licht zich niet aandient?
Als je in torpor bent en blijft.
Ieder mens heeft het vermogen in zich
om het licht in zichzelf te zoeken.
Ieder mens draagt het licht in zichzelf, ook in tijden van torpor,
om zichzelf daarin te koesteren.
Ieder mens heeft het vermogen om het licht in zichzelf te ontsteken,
juist als alles duister is.
Ieder mens draagt een zinderend licht in zich,
draagt God zelf in zich, als een vuur.
We zingen het zo en voel hoe het in uzelf ontbrandt.
Als alles duister is, als alles duister is,
ontsteek dan een lichtend vuur, dat nooit meer dooft,
vuur dat nooit meer dooft…
…STILTE
Gebeden (met stilte en Onzevader)
Jij, lichtend vuur in ons,
ontsteek jezelf in ons,
doorgloei ons met jouw liefde
en genees ons van onze angst en pijn.
Draag ons door het leven,
draag ons door de dood
in jouw licht.
In de stilte van jouw licht laten wij los
onze voorbeden voor de wereld,
voor onze geliefden
en voor onszelf…
…
Wij bidden samen het Onzevader:
Onze Vader die in de hemelen zijt,
uw naam worde geheiligd, uw Koninkrijk kome,
uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
Want van u is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid,
tot in eeuwigheid.
Amen